Rorschach en Murray: de pioniers van de projectieve testdiagnostiek en de psychoanalyse
Samenvatting
De Zwitserse psychiater Hermann Rorschach (1884-1922) publiceerde in 1921 zijn boek over wat later bekend kwam te staan als de rorschachtest en de Amerikaanse Harvard hoogleraar Henry Alexander Murray (1893-1988) introduceerde in 1935 samen met de jungiaanse psychotherapeute Christiana Morgan de Thematic Apperception Test (TAT). Beide instrumenten waren decennialang iconen in de klinische psychodiagnostiek. De buitenwacht associeert deze tests met de psychoanalyse, maar Rorschach zelf vond zijn ‹waarnemingsexpriment› niet geschikt om het onbewuste te exploreren. Droominterpretatie of vrije associatie leenden zich hier beter voor. Murray daarentegen geloofde dat de TAT de diepere lagen van de persoonlijkheid kon onthullen. Meer zelfs, de TAT was voor hem een goedkoop alternatief voor een psychoanalyse. In een brief aan Murray erkende Ernest Jones dat de TAT de psychoanalyse en de academische psychologie dichter bij elkaar kon brengen, maar tegelijk relativeerde hij de mogelijkheden van het instrument om het onbewuste te reveleren.
Rorschach kwam in aanraking met de psychoanalyse tijdens zijn werkzaamheden in een privaat psychiatrisch ziekenhuis nabij Moskou (Ellenberger 1954). De patiënten in deze instelling kwamen meer in aanmerking voor een psychoanalytische behandeling dan de psychotische patiënten in de Zwitserse inrichtingen. Murray maakte in 1925 kennis met de psychoanalyse tijdens een werkbezoek van drie weken bij Carl Jung in Zürich. Volgens Roazen (2003) was dit verblijf vooral een kortdurende psychotherapie, omdat Murray een dubbele last op zijn schouders torste: hij twijfelde aan zijn beroepskeuze als arts-onderzoeker en wist zich geen raad met zijn passionele buitenechtelijke verhouding met Christiana Morgan. Jung, die zelf verwikkeld was in een ingewikkelde driehoeksverhouding, raadde hem aan om deze verhouding met Christiana Morgan voort te zetten en open kaart te spelen met zijn vrouw. De gesprekken met Jung waren richtinggevend voor Murray: de verhouding met Morgan zou nog veertig jaar blijven duren en hij rondde zijn doctoraat in de biochemie af, waarna hij resoluut voor de psychoanalyse koos en postuleerde voor een baan aan de Harvard Psychological Clinic.
Beide protagonisten van de projectieve testdiagnostiek beoefenden zelf de psychoanalyse op een bescheiden wijze. Rorschach voerde dagelijks gedurende een tweetal uren psychoanalytische behandelingen uit (Searls 2017): zijn chronische patiëntenpopulatie en hoge werkbelasting als instellingspsychiater boden hier immers weinig ruimte voor. Rorschach verdiepte zich ook niet in de psychoanalytische theorievorming en gaf voorrang aan zijn levenswerk, de ontwikkeling van de rorschachtest. Ook bij Murray stond het psychoanalytisch behandelingswerk niet bovenaan zijn lijstje. Volgens Anderson (1988) behandelde hij in de loop van drie jaar vijftien patiënten op psychoanalytische leest, maar vond hij meer voldoening in zijn onderzoekswerk in de Harvard Psychological Clinic (Anderson 1988). Murray bewees de psychoanalyse echter grote diensten als een van de eerste en belangrijkste pleitbezorgers van de psychoanalyse aan de Amerikaanse universiteiten. Hij haalde zijn neus op voor de academische psychologie, die zich volgens hem uitsluitend richtte op triviale onderzoeksthema's, terwijl de psychoanalyse zich bezighield met relevante onderwerpen zoals de innerlijke wereld van de mens. Dat maakte van Murray nog geen kritiekloos aanhanger van de psychoanalyse. Hij nam aanstoot aan de psychoanalytische motivatieleer, die slechts twee drijfveren (Eros en Thanatos) postuleerde en bekritiseerde de speculatieve aard van haar theoretische inzichten. Tevens had Murray zelf geen positieve ervaringen met de psychoanalyse. In tegenstelling tot Rorschach, die aansporingen van collegae om zich te laten analyseren wegwuifde, volgde Murray een negen maanden durende leeranalyse bij Franz Alexander. Aanleiding daartoe was een stotterprobleem wanneer hij voor publiek sprak. De analyse kon dit symptoom echter niet wegnemen. Alexander zou zich volgens Murray ook ongelukkig hebben uitgedrukt toen hij zijn buitenechtelijke relatie typeerde als een ‹narcisme à deux› (Anderson 1988). Volgens Murray was er ook nooit een overdrachtsrelatie met Alexander tot stand gekomen, maar zijn biograaf Anderson (1988) betwijfelt dat. Daarvoor leek Murray's vader, een welgesteld bankier met een onopvallend, goedmoedig karakter, te veel op de ‹preutse en conventionele› Alexander. Murray rondde zijn psychoanalytische opleiding af met twee controleanalysen bij Hanns Sachs.
Rorschach en Murray speelden beiden een sleutelrol in het landelijke psychoanalytische verenigingsleven. Rorschach stond aan de wieg van de Schweizerische Gesellschaft für Psychoanalyse, waarvan hij tot zijn voortijdige dood in 1922 ondervoorzitter bleef. Murray was een van de oprichters van de Boston Psychoanalytic Society. Hij ontleende er echter weinig vreugde aan, vanwege de interne machtsstrijd in de vereniging en omdat de freudiaanse orthodoxie weinig ruimte bood voor vrije discussie (Anderson 1988). Na vijf jaar hield Murray het voor gezien.
Wat Rorschach en Murray verder met elkaar verbindt, is de figuur van Jung. Dat Rorschach Jung nooit persoonlijk heeft ontmoet, wekt bevreemding. Ze waren tijdgenoten en werkten beiden als psychiater in Zwitserland. Rorschach liet zich ook inspireren door de jungiaanse begrippen introversie en extraversie bij zijn theorievorming over de rorschachtest. Alexy (2018) gelooft dat Rorschach om politieke redenen Jung uit de weg ging. Zijn vriend en mentor Emil Oberholzer, die tevens voorzitter van de Schweizerische Gesellschaft für Psychoanalyse was, had de breuk tussen Jung en Freud nooit verteerd en was een fervent aanhanger van Freud. Oberholzer ontraadde Rorschach om contact te hebben met Jung. Ook Freud kan aan beide protagonisten van de projectieve testdiagnostiek gerelateerd worden. Murray zocht Freud in 1936 in Wenen op, maar werd bij ontvangst onmiddellijk geconfronteerd met de vervelende vraag waarom de Harvard-universiteit Freud geen eredoctoraat had verleend en Jung wel. Een bewijs dat de tachtigjarige Freud nog steeds externe erkenning zocht en de rivaliteit met Jung nog steeds opspeelde, aldus Roazen (2003). Murray moest Freud uitleggen dat de selectiecommissie abusievelijk had aangenomen dat Freuds gezondheidstoestand de verre verplaatsing naar Harvard niet zou toelaten. Van Rorschach had Freud ten slotte geen hoge pet op. Toen Oskar Pfister hem in een brief meldde dat Rorschach was overleden en de rorschachtest de psychoanalyse nog grote diensten kon bewijzen, antwoordde Freud kort en bondig dat hij de weduwe zou condoleren, maar dat hij Rorschach als psychoanalyticus weinig betekenis toekende (Searls 2017). Over de rorschachtest repte hij met geen woord.
Literatuur
- Alexy, W. (2018). The analyst's Rorschach: Gateway to opening the dialectical field. Journal of Analytical Psychology, 63, 26-46.
- Anderson, J.W. (1988). Henry A. Murray's early career: A psychobiographical exploration. Journal of Personality, 56, 139-171.
- Ellenberger, H. (1954). The life and work of Hermann Rorschach. Bulletin of the Menninger Clinic, 18, 171-222.
- Roazen, P. (2003). Interviews on Freud and Jung with Henry A. Murray in 1965. Journal of Analytical Psychology, 48, 1-27.
- Robinson, F. (1992). Love's story told. A life of Henry A. Murray. Cambridge/London: Harvard University Press.
- Searls, D. (2017). The inkblots. Hermann Rorschach, his iconic test, and the power of seeing. New York: Crown.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden