Vertrouwelijkheid
Samenvatting
In november 2018 heeft een werkgroep van de IPA een rapport gepubliceerd over vertrouwelijkheid. Het is wenselijk dat auteurs en redacties van psychoanalytische tijdschriften hiervan kennisnemen.
Aan het thema discretie is in de beginperiode van dit Tijdschrift uitvoerig aandacht besteed (Reijzer 1997, Corveleyn 1997, Van Haute 1997).
Corveleyn (1997) noemt drie betekenisvormen bij het begrip discretie: geheimhouding, terughoudendheid en oordeelsvermogen. Recent heeft de filosoof Venmans (2019) ons meer duidelijkheid gebracht over nieuwe elementen in de betekenisconfiguratie van dit concept. We leren van hem dat een discreet persoon gereserveerd blijft over zichzelf en niet te koop loopt met eigen gevoelens en meningen. Hij geeft ook niet toe aan zijn nieuwsgierigheid uit respect voor de privacy van de ander. Discretie betekent dat niets wordt doorverteld van wat men is te weten gekomen. Wie discreet is, kan wachten en denkt na vooraleer hij iets zegt. Hij weet nieuwsgierigheid te prikkelen, is bondig en kiest het juiste moment van tussenkomst. De discrete persoon wil iets intiems beschermen, iets wat zo privé en eigen is dat het nooit aan de wereld mag worden prijsgegeven.
Volgens Venmans is discretie het vermogen om niet te verstarren, maar te kunnen oscilleren tussen de publieke en de private ruimte. Het is zich verbergen en op het juiste moment tevoorschijn komen. Discretie is een wezenlijk onderdeel van de psychoanalytische houding en nauw verweven met andere aspecten van de psychoanalytische techniek, zoals abstinentie, tact, empathie, anonimiteit en timing. Psychoanalytici en psychoanalytische therapeuten waarborgen in de private praktijk dat de mededelingen die in de spreekkamer uitgesproken worden, binnenskamers blijven. In de residentiële zorg is het ingewikkelder. Therapeuten delen er persoonlijke informatie met hun teamleden. Het is dan wel noodzakelijk dat de patiënt hiervan op de hoogte is. Discretie staat op gespannen voet met wetenschapsbeoefening. Wie publiceert beschouwt het als zijn missie om bij te dragen tot de ontwikkeling van het vak en verworven inzichten te delen met collega's en deze ook door te geven aan de volgende generatie. Het beoefenen van wetenschap is ondenkbaar zonder transparantie en het uitwisselen van gegevens. De nood aan discretie botst met de eis tot transparantie eigen aan wetenschap. Dit plaatst ons voor een moeilijk dilemma.
In deze tijd van transparantie en duidelijkheid, ontstaat er een toenemende behoefte aan discretie. De ‹exposuresamenleving› waar iedereen geneigd is om zich via sociale media aan anderen te laten zien, dreigt de therapieruimte binnen te dringen. Ons anonimiteitsideaal is aan erosie onderhevig. Patiënten googelen ons en trachten te weten te komen wie we zijn als professioneel en als privaat persoon. Volgens de wet op de patiëntenrechten kunnen we het inzagerecht van de patiënt in zijn dossier niet weigeren. Soms sturen patiënten ons via e-mail persoonlijke informatie over zichzelf. Wie is er nog zeker van dat een sessie niet wordt opgenomen via de mobiele telefoon van de patiënt? Het gebeurt vaker dat patiënten naar het buitenland vertrekken en ons vragen om via Skype contact te houden. Ervaren therapeuten met groeiende reputatie worden vaker aangezocht om supervisiesessies te organiseren via Skype en FaceTime. De vraag om klinische gegevens te delen (bijvoorbeeld wanneer een derde betalingsinstantie meebepaalt of een behandeling vergoed wordt) plaatst ons voor deontologische conflicten. Vertrouwelijkheid komt vooral in gevaar wanneer casusmateriaal wordt gepresenteerd in grote groepen, wanneer gebruikgemaakt wordt van telecommunicatie of wanneer de patiënt zijn inzagerecht opeist.
Als we het hierboven beschrevene extrapoleren naar het Tijdschrift, komen we tot de volgende vraag: hoe kunnen auteurs de innerlijke werkelijkheid van mensen beschrijven en met hun vakgenoten delen op een wetenschappelijk verantwoorde manier, zonder het recht op discretie van de patiënt geweld aan te doen? Op dat vlak biedt het IPA-rapport een houvast. Ik vat kort samen hoe auteurs die in ons Tijdschrift casusmateriaal willen publiceren, hiermee het beste omgaan en stel er enkele vragen bij, zodat ieder voor zich autonoom kan oordelen.
Voordat men klinisch materiaal deelt kan men het best een aantal voorzorgsmaatregelen in acht nemen. Bij elke casuspresentatie is het raadzaam expliciet aan te geven hoe met vertrouwelijkheid wordt omgegaan. Is de schriftelijke toestemming van de patiënt gevraagd? Dit is ingewikkeld, want in hoeverre is een patiënt in staat om zijn toestemming te geven? Wordt dit niet altijd gekleurd door de overdracht van het moment? Iemand kan later zijn beslissing herroepen. Is er nagedacht over de mogelijke gevolgen op langere termijn voor de patiënt? Zijn therapeuten en psychoanalytici zich genoeg bewust van de onderliggende motieven in verband met het communiceren en publiceren van klinisch materiaal?
Auteurs dienen er alleszins over te waken dat de patiënt zichzelf in publicaties of voordrachten niet herkent noch door anderen wordt herkend. Daarom vermijden we biografische gegevens te includeren in gevalsbeschrijvingen. Soms kunnen composietfiguren gecreëerd worden waarbij materiaal van verschillende patiënten wordt gebruikt om een casus te construeren. Het is ook veilig om casusmateriaal op voorhand aan collega's voor te leggen en hun advies te vragen over of zij problemen verwachten op het vlak van vertrouwelijkheid. Een redactie dient dit mee te bewaken. Het is riskant over collega's te publiceren die in therapie zijn geweest of over opleidingskandidaten. Ook is het wenselijk dat de redactie zich geregeld bezint over aspecten van vertrouwelijkheid, zeker in de huidige tijd waarin informaticatechnologie en telecommunicatie zo'n vlucht voorwaarts nemen en tot onmisbaar onderdeel zijn geworden van onze beroepspraktijk. Vroeger was het moeilijk voor te stellen dat psychoanalytische publicaties raadpleegbaar zouden worden voor het brede publiek. Uitgevers stellen wetenschappelijke publicaties na een zekere tijd beschikbaar via hun websites. Onze manier van publiceren zal daardoor wel veranderen. Gelukkig blijft de psychoanalytische ruimte een discrete plek, een stille plaats afgeschermd van opdringerige publieke transparantie. De behoefte aan privacy en discretie zal alleen maar toenemen.
Afscheid en welkom
Na een vruchtbare samenwerking heeft Jo Smet beslist zijn redacteurschap in juni 2019 te beëindigen. Jo heeft boeiend geschreven over psychoanalyse en poëzie. We zijn hem vooral dankbaar voor zijn inzet voor de rubriek Naast de Bank en de interviews die hij heeft gehouden met Serge Verhaest en Jaak Le Roy. Jo is een toonbeeld van discretie. We danken hem voor zijn inspanningen en wensen Jo nog veel geluk toe in het verdere leven.
Zijn plaats wordt ingenomen door Jan Cambien, psychoanalyticus van de Belgische School voor Psychoanalyse. We heten Jan van harte welkom.
Literatuur
- Corveleyn, J. (1997). Discretie in diskrediet. Tijdschrift voor Psychoanalyse, 3, 7-21.
- IPA. (2018). Report of the IPA confidentiality committee. London: International Psychoanalytical Association.
- Reijzer, H. (1997). Discretie als probleem. Tijdschrift voor Psychoanalyse, 3, 3-6.
- Van Haute, P. (1997). De psychoanalyticus en zijn beroepsgeheim. Tijdschrift voor Psychoanalyse, 3, 22-29.
- Venmans, P. (2019). Discretie. Essay over een vergeten deugd. Amsterdam: Atlas Contact.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden