Beschouwingen over narcisme
Samenvatting
In het Nederlandse taalgebied zijn we vertrouwd met de klassieke visie op narcisme beschreven door Freud (1914). Sinds het Kohut-Kernbergdebat1 van de jaren zeventig van de vorige eeuw, heeft onderzoek en psychoanalytische ervaring veel nieuwe inzichten opgeleverd die waardevol zijn gebleken voor de behandeling van narcistische patiënten. In de psychiatrische nosologie heeft de narcistische-persoonlijkheidsstoornis een vaste plaats gekregen. Uit onderzoek naar psychopathologie is echter gebleken dat de empirische onderbouwing van de narcistische-persoonlijkheidsstoornis flinterdun is. Er gingen zelfs stemmen op om deze diagnostische categorie uit de DSM te verwijderen, maar zover is het niet gekomen. De DSM-5 biedt overigens een beschrijving van slechts één variant, namelijk het vanzelfsprekend of arrogant narcisme (oblivious narcissist, beschreven door Gabbard 2014). In Nederland krijgt het werk van hedendaagse therapeuten en onderzoekers ruimschoots aandacht. Ik noem hierbij namen zoals Ronningstam, Lachkar, Pincus en Lukowitsky waar Schalkwijk (2018) in zijn recent boek naar verwijst. Het wetenschappelijk onderzoek naar gehechtheidsrelaties en het reguleren van emoties helpt ons het ontstaan van narcistische pathologie te begrijpen.
De rijke bijdrage van de Franse psychoanalyse op het vlak van narcisme is minder gekend en niet geïntegreerd in de Nederlandse psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie. Belangrijke auteurs op het vlak van narcisme in Frankrijk waren Lacan (1966) (met zijn theorie van het spiegelstadium en de imaginaire orde), Grunberger (1971), McDougall (1978), Green (1983), Racamier (1992), Bergeret (1996) en Janin (2007). Wie zich wil oriënteren in de Franse visie op het narcisme verwijs ik naar Denis (2012) en vooral naar het themanummer van de Revue Française de Psychanalyse (Girard & Kapsambellis 2014). Ook Bokanowski (1999) heeft gepubliceerd over de techniek met narcistische patiënten in psychoanalyse.
In dit artikel geef ik een overzicht van de bijdrage van André Green, een belangrijke Franse auteur die ons begrip van narcistische problemen aanzienlijk heeft verruimd.
Met zijn 27 boeken en honderden artikelen is het oeuvre van Green indrukwekkend. In dit artikel sta ik stil bij de bijdrage van Green aan opvattingen over narcistische problematiek. De mythologische grondslag van het begrip narcisme zoals door Green beschreven, komt als eerste aan bod. Daarna volgt een bespreking van het moreel narcisme en vervolgens het onderscheid tussen positief en negatief narcisme. Aan het einde vat ik samen wat Green heeft toegevoegd aan de behandeling van deze patiënten. De illustraties en het klinisch vignet berusten op eigen ervaring. Omdat Green mogelijk minder bekend is, eerst iets over zijn persoon.
Green
Green groeit op in Egypte als kind van liberale Sefardische joden, in een milieu waarin de Franse cultuur (vooral het werk van Corneille en Racine) bewonderd wordt. Tijdens zijn vroege kinderjaren wordt zijn moeder in beslag genomen door de zorg voor de oudste dochter (15 jaar ouder dan André), die aan bottuberculose lijdt. Als André amper 2 jaar oud is, maakt zijn moeder een ernstige depressie door na de dood van haar jongste zus. Zijn artikel over de dode moeder (Green 1983, pp. 222-253) gaat precies over dit thema. Hierin beschrijft Green de gevolgen van een verminderde emotionele beschikbaarheid van de moeder tijdens de vroege levensjaren; het kind voelt de verandering, maar kan die niet begrijpen. Een dergelijk gebeuren heeft een grote invloed op een verdere ontwikkeling in de richting van pathologisch narcisme.
Green heeft een stempel gedrukt op de Franse psychoanalyse. In Greens oeuvre zien we een articulatie van twee vormen van analytisch denken: enerzijds de aandacht voor het spiegelstadium, de dynamiek van het menselijk verlangen en het tekort, de symbolische orde en de vaderlijke metaforen van Lacan; anderzijds de nadruk op empathie, de moederlijke omgeving en de tegenoverdracht, geïnspireerd door Winnicott en Bion (Duparc 1996). Green kende het werk van Freud als geen ander. Zijn oeuvre is moeilijk, met name zijn vroegere werk. Met de jaren wordt Green toegankelijker; vooral zijn laatste boek (Green 2010) bevat veel klinische vignetten.
Mythologie
De Narcissuslegende is bekend; er bestaan vier versies van. De bekendste is die uit de Metamorfosen van Ovidius (Green 1983, p. 76). Het lot van Narcissus is voorspeld door Tiresias, de blinde ziener uit de Oedipusmythe: Narcissus kan alleen de ouderdom bereiken als hij zichzelf niet kent. Narcissus is een zeer mooie jongen en wordt omwille van zijn schoonheid door iedereen vanaf zijn geboorte bemind, maar wil zelf van geen liefde weten. Hij blijft onverschillig en trots, laat zich niet raken door meisjes. Ook jongens maken hem het hof, maar dit leidt tot niets.
In de Narcissuslegende is één van de minnaressen van Narcissus de nimf Echo. Uit zichzelf kan ze niet spreken, ze kan alleen herhalen wat de ander zegt. Dit napraten is een straf die haar door Hera is opgelegd, omdat deze, elke keer wanneer ze vermoedde dat Zeus de liefde bedreef met andere nimfen, door Echo langdurig en opzettelijk aan de praat werd gehouden, zodat de andere nimfen konden vluchten. In de legende is Echo gestraft door de godin-moeder met een onvermogen relaties aan te gaan; ze heeft geen eigen stem, kan alleen herhalen wat de ander zegt. Wanneer Narcissus haar afwijst, voelt ze zich op een schaamtevolle wijze vernederd. Ze vervalt in melancholie, trekt zich terug in onzichtbaarheid, teert uit, haar botten worden tot steen. Maar ze blijft haar verlangen eeuwig koesteren: de klank van haar stem, waarin ze voortleeft, is alom hoorbaar.
Narcissus ontloopt Echo en wordt vervloekt door andere afgewezen minnaars die beledigd zijn: ‹Laat hem ook zo verliefd zijn. Laat ook zijn liefde ongrijpbaar zijn›. Op een dag, Narcissus is moe van het ingespannen jagen, zoekt hij rust en wil hij zijn dorst lessen. Hij ziet zijn spiegelbeeld, wordt er verliefd op en blijft naar zichzelf kijken vol bewondering. Hij ziet eenzelfde schijnbeeld dat hem aanlokt en teleurstelt. En hij jammert: ‹Ik ben verliefd, ik zie mijn lief, maar wat mijn liefde ziet, bereik ik niet. Een valse schijn beheerst mij in mijn hartstocht›. Hij wil samenvallen met zijn spiegelbeeld, wat niet lukt. In zijn wanhoop verdrinkt hij. Zelfs in het dodenrijk blijft hij zichzelf bekijken in het water van de Styx. Zijn zusters, de waternimfen en bosnimfen wenen mee en daarna is het wenen van Echo hoorbaar. Zijn lichaam is nergens meer te vinden. Waar zijn lichaam is geweest, resteert een gele bloem, gevat in witte bladerkrans. De narcissusbloem als symbool van een tragedie, verwijzend naar iets wat er niet meer is maar wel is geweest.
Dit mythische verhaal is relevant voor de klinische praktijk. In de narcistische patiënt is er meestal een splitsing tussen een arrogant Narcissusdeel en een genegeerd Echo-deel. Slechts door afhankelijkheid toe te laten en de pijn van het gescheiden zijn te voelen, kan Narcissus aan Echo haar authentieke stem en haar levendigheid teruggeven. Eerder heb ik beschreven dat dit een keerpunt is in de therapie wanneer de narcistische patiënt de therapeut gaat missen en dit gemis erkent. Hoe arrogant de patiënt ook lijkt, er is altijd een verdrongen Echo-deel dat wil worden gehoord en herhaaldelijk roept om liefdevolle bevestiging. Dit Echo-deel uit zich in een verlangen naar fusie met het almachtige object en trekt zicht terug in quasi-autistische toestanden wanneer het zich niet geaccepteerd voelt (Hebbrecht 2004).
Moreel narcisme
Ter illustratie van het moreel narcisme verwijst Green (1983) naar het mythisch verhaal over Ajax dat zich afspeelt tijdens de Trojaanse oorlog. Aan Ajax — die voor de verslagen en gedode Achilles is opgekomen — is door Thetis, de moeder van Achilles, beloofd dat ze diens wapenuitrusting aan hem zou schenken. Ajax wordt onrechtvaardig behandeld: hij krijgt de wapens niet, de wapens worden toegewezen aan Odysseus. Dit is voor Ajax uiterst pijnlijk, hij ontsteekt in narcistische woede en wil zich wreken door Odysseus te vermoorden. Uit bezorgdheid over Odysseus, maakt de godin Ajax waanzinnig. Hij maakt zich belachelijk en verliest alle eer en faam door een slachting aan te richten onder de schaapskudden van het eigen leger. Wanneer hij tot rede komt, voelt hij een diepe schaamte. Hij wil het liefst wegzinken, zo diep mogelijk in de onderwereld. De schaamte is ondraaglijk, hij werpt zich op het zwaard van Hector en pleegt zelfmoord.
Volgens Green verheldert het verhaal van Ajax het moreel narcisme. De zelfbestraffing kadert niet in masochisme, maar is een ultieme poging om alsnog de eigen eer te redden. In het moreel narcisme wil het individu zuiver zijn, zichzelf plezier ontzeggen en daardoor bijzonder zijn, uitblinken en zich onderscheiden. Omdat hij zich diep schaamt te zijn zoals hij is, namelijk menselijk dus tegenstrijdig, verlangend, hebzuchtig en driftig. Alsof hij de menselijke natuur zou kunnen overstijgen en harmonie bereiken. Patiënten met moreel narcisme zijn trouw, voorbeeldig, verzaken aan plezier- en lustbevrediging in plaats van een liefdesbehoefte te vervullen. Een afhankelijke relatie met de psychoanalyticus wordt aangegaan in de verwachting dat deze zal erkennen wat voor een bijzonder offer wordt gebracht. Van de analyticus wordt verwacht dat hij de patiënt onvoorwaardelijk liefheeft; in deze overdrachtspositie wordt hij vastgezet. Deze dynamiek is zichtbaar wanneer ascese of anorexie tot levensstijl worden. De patiënt eet en drinkt uit noodzaak, niet om het plezier. Achter een nederige presentatie gaat een grootheidsgedachte schuil. Vroeger kon men in hagiografieën, de beschrijvingen van heiligenlevens, voorbeelden van deze constellatie terugvinden. Herkennen we ook niet het onechte zelf, zoals door Winnicott (1960) beschreven? In dit geval stemt de patiënt zich volledig af op de analyticus en verlangt naar diens onvoorwaardelijke liefde in een therapie die moeilijk te beëindigen is. De patiënt kiest ervoor om afstand te doen van driftmatigheid, affectiviteit en lichamelijk genot, en verkleint zijn Ik tot een punt waarbij alle investering van objecten wordt opgegeven … het libido wordt uit relaties met objecten teruggetrokken (het secundair narcisme van Freud).
Volgens Green is het moreel narcisme tegelijkertijd positief en negatief. Positief in de zin dat alle libido wordt teruggevoerd naar een fragiel en bedreigd Ik. Negatief omdat het zichzelf tekortdoen wordt verheerlijkt om zich heel te voelen.
In zijn beschouwingen over het moreel narcisme gaat Green in op de schaamte. In tegenstelling tot het schuldgevoel dat van objectgebonden aard is en verband houdt met een fout of met een transgressie is schaamte van narcistische aard: diffuus, globaal en absoluut. Een schuldgevoel kan gedeeld worden met een ander; schaamte wordt in stilte gedragen, kan moeilijk besproken worden. Schaamte is geassocieerd met smet, een vlek op een zuivere en witte achtergrond, met onreinheid. Vroeger, toen de christelijke traditie nog sterk aanwezig was, waren er patiënten die zich identificeerden met de Maagd Maria, het toonbeeld van zuiverheid en onbevlekte ontvangenis. Aan Maria viel de eer te beurt de moeder van God te worden zonder dat er seksuele lust aan te pas kwam. Een oplossing voor het schuldgevoel ligt in de transformatie van plezier naar onlust, voor de schaamte is er de uitweg van het negatief narcisme die de volgende sequentie in beeld brengt: Ik heb niemand lief … ik heb alleen mezelf lief … ik heb niet lief … ik niet … er is niets … ik ben nul … (Green 1983, p. 207).
Positief en negatief narcisme
In zijn artikel Ter introductie van het narcisme van 1914 meende Freud dat het fundamentele probleem in de psychose te maken had met een terugtrekken van het libido op zichzelf omdat het richten van het libido op het object teleurstellend was. Narcisme komt neer op zelfbedrog alsof een illusie van eenheid, harmonie en zelfgenoegzaamheid bereikt zou kunnen worden. Het concept narcisme is prominent aanwezig in het oeuvre van Freud tussen 1914 en 1920 en verdwijnt wanneer de doodsdrift als concept wordt geïntroduceerd. Freud heeft na 1920 geen noemenswaardige aandacht meer gegeven aan het narcisme, behalve wanneer hij het heeft over het Ideaal-Ik. Green wil het werk van Freud voortzetten en formuleert een nieuwe theorie over het narcisme die ingepast kan worden in het structurele model: hij onderscheidt levensnarcisme of positief narcisme van doodsnarcisme of negatief narcisme.
In de visie van Green is narcisme een manier om een oplossing te vinden voor de fundamentele verdeeldheid van het subject die niet verdragen wordt. Door de aard van het verlangen is het subject gede-centreerd. Het zoeken naar het object en naar bevrediging, het gemis, leiden ertoe dat het subject niet ervaart dat zijn centrum in zichzelf ligt, maar buiten hem en wel in een object waarvan hij gescheiden is. Hij wil het object dichtbij brengen om zijn centrum te reconstitueren. Het probleem is echter dat het object zich niet zomaar schikt naar de wensen van het subject. Dit zorgt voor desillusies. Elk contact met het object versterkt de ervaring van gede-centreerd zijn: het subject is niet alleen ruimtelijk gescheiden van het object, er is ook een temporele dyschronie. Het verlangen wordt niet precies vervuld op het moment dat het subject dit wenst. Dit probleem kan op twee manieren opgelost worden: ofwel het subject trekt alle libido van het object terug en heeft alleen zichzelf lief. Dit noemt Green het positief narcisme. Ofwel het subject realiseert zich dat de afstand naar het geliefde object niet overbrugd kan worden en dat de temporele dyschronie onoplosbaar is. Dan wordt het gede-centreerd zijn tot bron van wrok. In plaats van liefde naar zichzelf toe te trekken en eenheid te betrachten, geeft het subject het op en wordt er niets meer nagestreefd. Alle spanningen worden naar een nulniveau gebracht in een beweging naar de psychische dood toe, naar het niets. Dit is de situatie van het doodsnarcisme of negatief narcisme (Green 1983, p. 22). Het centrum is leeg geworden, er is geen centrum meer. Men verzaakt aan driftbevrediging. Leven wordt gelijkgesteld met niets, met de dood. De narcistische oplossing is het creëren van een gesloten systeem: ofwel eenheid en volheid, ofwel doodse leegte (‹le Neutre›). Men keert zich af van de wereld en leeft in zichzelf.
In het positief narcisme wordt libido gericht op het Ik en dit gaat ten koste van investering in objecten. Driftmatigheid blijft in het positief narcisme aanwezig. Anderen worden gezien als waardeloos, dom, vulgair, flauw of gemiddeld. Positief narcisten parasiteren in relaties en onderhouden enkele illusoire relaties zonder werkelijke investering in anderen. In het positief narcisme staat het subject in het centrum, het subject wil samenvallen met het object dat bevrediging kan schenken en klampt zich vast aan de illusie dat dit mogelijk is. Het gaat om een streven zich één te voelen, in harmonie, zelfgenoegzaam en gecentreerd. Het verlangen naar de Ander verschuift naar het verlangen Eén, de Ene, een eenheid te zijn.
Een voorbeeld uit de filmwereld is La grande bellezza van Paolo Sorrentino (2013). De hoofdpersoon is Jep Gambardella, een 65-jarige journalist die in zijn jeugd een roman schreef. Na dit vroege succes dompelde Gambardella zich onder in het mondaine nachtleven van Rome en schreef hij nooit meer. In de film raakt de hoofdpersoon gedesillusioneerd over de holle pretenties en lege seks in zijn omgeving en treurt hij over de gemiste kansen in zijn leven. Hij mist de kracht om zijn leven een nieuwe wending te geven; hij kan niet zonder zijn bewonderaars die hij minacht. Hij ontwikkelt zijn creatieve mogelijkheden niet en teert op vroeger succes waarmee hij zich in het centrum van de aandacht plaatst.
Klinisch vignet uit de eigen praktijk
M is een succesvolle zakenman die zich aanmeldt op aanraden van zijn huisarts omdat hij zich opgebrand voelt. Bij het eerste telefonische contact is het moeilijk een geschikt moment te vinden om elkaar te ontmoeten. Hij kan alleen op afspraak komen voor acht uur 's morgens ofwel na negen uur 's avonds.
Na twee weken volgt na moeizaam onderhandelen een eerste gesprek. Hij komt aan met zijn Porsche, beantwoordt bij het binnenkomen een oproep van zijn mobiele telefoon. Nadat hij de kamer is binnengestormd, ploft hij in de stoel. Hij ziet er ouder uit dan zijn werkelijke leeftijd; ik merk ook weinig blijheid bij hem. Hij roept bij mij iets op van de ‹Michelinman›, het mannetje uit opgestapelde banden vol lucht.
Zijn eerste zinnen luiden als volgt: ‹Ik heb niets te kort, mijn zaak loopt als een trein, maar ik voel me niet gelukkig. Ik leef om mensen op te monteren en comfort te geven. Iedereen is opgetogen over mijn werk; de werkstress wordt te veel. Ik voel me een opgejaagd dier dat in een rad ronddraait. Kon ik maar op een cruise gaan of me terugtrekken op een eiland zonder mensen. Of een jaar met een circus rondreizen, met Les Saltimbanques bijvoorbeeld. Soms fantaseer ik over zelfmoord›. Terwijl hij deze zinnen uitspreekt, overvalt me een gevoel van moeheid. Ik voel mij geboeid in zowel figuurlijke als letterlijke zin: enerzijds in de zin van nieuwsgierig en anderzijds geboeid zoals een gevangene. Aan het einde van het gesprek met M ervaar ik in een flits een rèverie: gevangenen met een blok aan het been moeten onder dwang een spoorweg aanleggen in de woestijn.
M is homoseksueel. Hij woont samen met een vriend die altijd voor hem klaarstaat. Maar hij verveelt zich bij deze vriend. Daarnaast noemt M zich verslaafd aan T, een dandy die losse relaties heeft met veel jonge mannen en hem aantrekt en afstoot. M slooft zich uit om T ter wille te zijn. Wanneer hij door T gekwetst wordt, neemt M zich voor om definitief te breken met T, maar daags nadien telefoneert hij als een slaafs hondje.
M is als kind door zijn grootouders opgevoed; hij herinnert zich weinig van zijn jeugd. Zijn grootmoeder bewonderde hem omdat hij zo'n flinke jongen was, want alleen hij kon haar troosten. Grootvader was een lieve man die plots is overleden toen M 9 was. M noemt zich de tweede papa van zijn jongere zus. Zijn moeder wordt beschreven als een afstandelijke vrouw met een drukke baan die 's avonds doodmoe was. Hij noemt haar de perfecte telefoniste, ze kon alles regelen via de telefoon, belde hem ook van haar werk. Als ze thuis was, was ze niet emotioneel beschikbaar. Hij was de mooie zoon met wie ze kon uitpakken, want hij was een uitblinker. Over zijn vader is niet gesproken; hij was emotioneel afwezig.
Zijn partner is zorgzaam en vervult een functie: ervoor zorgen dat M rustig wordt en kan de-compresseren. M verwacht ook van mij dat ik zijn overdruk verminder. Ik denk aan de Michelinbanden.
Na een paar sessies eist hij een diagnose en een therapieplan. Nog voor ik iets kan zeggen, legt hij me uit dat er bij hem een gebrek is aan een positieve basistonus en dat hij anderen nodig heeft om hem te kalmeren. Hij verafgoodt T. Kon die maar het gevoel geven dat M bijzonder was, dan zou psychotherapie niet nodig zijn. M spreekt veel, ik voel me afgesneden, alsof ik geen ruimte heb om te spreken.
Zijn dagdromen gaan over huizen met ruime kamers waarin hij alleen aan de open haard zit; het personeel wacht op zijn opdrachten in de andere kamers.
Tijdens de therapie bespreekt hij een terugkerende droom: hij is een weldoener ofwel een popster die in Afrika arme kinderen bezoekt. Hij aait de kinderen over het hoofd en schudt handjes zoals een koning doet. Achter hem loopt een hofhouding die geschenken ontvangt van het talrijk opgekomen publiek. Zijn taak is handen schudden, knipogen, lief zijn en geschenken ontvangen.
Vanuit de droom vertrekken enkele verhaallijnen. In de therapie voel ik me geïdentificeerd met het kind dat wacht op een weldoener, hij is dikwijls te laat en komt niet wanneer hij het druk heeft, zonder te verwittigen. Ik hoor lief te zijn; hij ergert zich wanneer ik hem onderbreek. Op dat moment ben ik geïdentificeerd met zijn kinderlijk zelf; was hij niet het arme kind dat emotioneel tekort is gekomen en het weinige dat hij kreeg, moest delen met zijn weldoeners? Diep in hem zit een emotioneel behoeftig kind; daarboven is een pantser van superioriteit en zelfvoldaanheid gebouwd.
Hij voorkomt een breuk door zelf de relatie te beëindigen. Dan zoekt hij contact met iemand zoals T, die niet in staat is tot een relatie. Bij T voelt hij zich als een battered housewife.
Naarmate de gesprekken vorderen, lukt het hem te breken met T. Er ontwikkelt zich tijdens de therapie een geïdealiseerde overdracht waarbij zijn symptomen verminderen.
Tot mijn verrassing breekt hij plots zonder aankondiging de therapie af ondanks de positieve band die zich installeert. Ik stuur hem een briefje met de vraag waarom hij wegbleef, hij heeft niet meer geantwoord. Was het te krenkend zijn afhankelijkheid aan mij te tonen? Van zijn huisarts verneem ik dat hij rustiger is geworden, professioneel nog druk bezig met meer enthousiasme. Hij voelt geen behoefte aan verdere therapie.
Het negatief narcisme is een geheel andere presentatie dan hierboven beschreven en te beschouwen als een extreme vorm van het overwaakzaam of hypervigilant narcisme, waar Gabbard (2014) en Schalkwijk (2018) naar verwijzen.
De negatieve narcist voelt zich de enige die het verdient alom geminacht te worden; hij heeft geen recht op enig respect noch op bevrediging. Hoe minder erkenning, hoe meer de patiënt ervan overtuigd is dat hij dit lot verdiend heeft. Negatieve narcisten zoeken naar niets … ze overleven gewoon in afwachting van de dood. Hun leven is leeg. In de analyse accepteert de patiënt dat zijn liefde toch tot niets leidt; waarom zou hij zich laten gaan in de illusie van de overdracht? Het leven brengt immers geen vreugde, alles is vlak, pijn is de basale tonaliteit (Green 2002). Hier staat het narcisme in het teken van de doodsdrift. Er is een spanning tussen het streven naar eenheid en de tendens naar een nulniveau.
Een illustratie hiervan is de Portugese dichter Fernando Pessoa. Hij was zijn hele leven onderhevig aan depressies, dronk veel, was erg verlegen en leefde een eenzaam bestaan. Slechts één kortstondige, zo goed als zeker platonische relatie is bekend. Hij had contacten met literaire collega's maar tot vriendschappen kwam het niet. Hij wilde niet echt leven, zocht rust en het niets. Een van zijn laatste versregels is beroemd geworden: ‹Geef mij nog wat wijn, want het leven is niets›. Hij wees een docentschap aan de universiteit van Lissabon af. Hij wilde liever obscuur zijn en blijven. In de poëzie geschreven door zijn twintig heteroniemen, overweegt niets en nietigheid. In de eindnoot geef ik als voorbeeld de beginregels van een gedicht van hem.2
Behandeling
Green biedt ons theoretische achtergronden waardoor we oog krijgen voor subvormen van narcistische pathologie, zoals positief en negatief narcisme, moreel narcisme en het dode-moedercomplex. Hij maakt ons vertrouwd met de schijnbaar tegenstrijdige klinische verschijningsvormen van narcisme: het zoeken naar eenheid en volheid, het streven naar een nultoestand, het vasthouden aan zelfgenoegzaamheid en terugplooien op zichzelf, leegte-depressie, haat over het anders-zijn van anderen, verschillen willen uitwissen en de ander willen maken tot een dubbelganger van zichzelf. Dankzij Green begrijpen we beter hoe vanuit psychische pijn de narcistische structuur tot stand komt. Psychische pijn wordt uitgelokt door een ontgoocheling die je overvalt wanneer je niet bent voorbereid (Green 1983, p. 151). De vorming van een narcistisch pantser gebeurt vanuit een zich ongevoelig willen maken voor pijn.
Voor de narcistische patiënt is het onverdraaglijk te weten dat hij het leven heeft gekregen van anderen; liefst zou hij zichzelf willen creëren. Narcistische patiënten durven zich niet passief over te geven aan een ander, omdat ze vrezen dat de ander misbruik zal maken van zijn macht. Green beschrijft in het hoofdstuk ‹L'angoisse et le narcissisme›, de traumatische aspecten van het object: het object bedreigt het Ik, want het is onvoorspelbaar en vraagt dat het Ik zijn regime aan het object aanpast. Narcistische patiënten vinden dit riskant, ze durven niet verliefd te worden en wiilen zich niet afhankelijk voelen van iemand in een intieme relatie. M is daar een voorbeeld van. In het geval van het positief narcisme is er een inflatie van het Ik, in het negatief narcisme een progressieve verkleining van het Ik tot een punt en uiteindelijk tot het nulpunt.
In elke analytische relatie dienen we oog te houden voor twee gezichtspunten: de object vertex en de narcistische vertex. De patiënt spreekt over anderen, maar ook en vooral over zichzelf. Hoe narcistischer iemand is, hoe minder de vrije associatie tot stand zal komen. Een narratief-recitatief discours komt op de voorgrond (Green 1983, p. 68) waarbij vertellen en verhalen dient om de analyticus op afstand te houden. De analyticus voelt zich gereduceerd tot lezer van een boek, toeschouwer van een film, als getuige. Werken met narcistische patiënten brengt typische tegenoverdrachtsfenomenen tot stand: zich afgesneden voelen, affectief niet resoneren, verveling, slaperigheid. Of de analyticus wordt niet geraakt, beperkt zich tot passief luisteren waarbij de vitaliteit van het analytisch werk wordt ondermijnd. Het probleem is dat deze tegenoverdracht het ijzige stilzwijgen van bijvoorbeeld de afwezige vader herhaalt en/of de patiënt opnieuw blootstelt aan het trauma van de onempathische moeder. In plaats van inzicht bij te brengen door duidelijk te maken wat er zich in de analyse afspeelt, wordt het trauma door de specifieke gezinsconstellatie uit het verleden van de patiënt wederom actief gemaakt en in de analytische relatie herhaald. Dit dient vermeden te worden. Het is derhalve een goede ontwikkeling dat de psychoanalyse relationeler en intersubjectiever is geworden!
Tijdens het analytische werk met patiënten met narcistische problematiek is het behulpzaam te denken aan gelijkenissen zoals de spiegelrelatie, het dubbelgangersmotief, de glazen stolp. Soms spreken patiënten het gevoel uit dat er tussen hen en anderen een glazen wand staat: alsof de woorden van de analyticus zoals regen op de ruiten druppelen en niet binnenkomen. Het werk van Green helpt om tegenoverdrachtsgevoelens in de therapie met narcistische patiënten te detecteren.
Besluit
Het bestuderen van het werk van Green over narcisme is een intellectuele uitdaging en vergt van de lezer een bereidheid om de freudiaanse metapsychologie verder te denken. Sterk vereenvoudigd samengevat, kunnen we het probleem van de narcistische patiënt als volgt omschrijven. De patiënt is bang om een afhankelijke band aan te gaan, omdat contact maken traumatiserend is door de onvoorspelbaarheid en het anders zijn van het object. Het object is in staat ondraaglijke psychische pijn te veroorzaken. De narcistische oplossing is het opgeven van de band met een andere persoon en alle liefde te richten op het eigen Ik. Dat kan op twee manieren: ofwel wordt gekozen voor trotse zelfgenoegzaamheid die de ander afwijst (het levensnarcisme) ofwel wordt gekozen voor rust: laat me met rust … Ik wil rust … leegte … het Nirvana. Er is geen angst voor leegte en annihilatie, zoals bij sommige borderlinepatiënten, integendeel, er is juist sprake van annihilatie van pijn en plezier. Is het concept van negatief narcisme of doodsnarcisme niet juist de terugkeer naar de objectloze toestand van het absoluut primair narcisme?
Mede beïnvloed door Winnicott is volgens Green een belangrijk keerpunt in de ontwikkeling, het moment dat het kind de aanwezigheid van de moeder niet meer opmerkt terwijl ze er wel degelijk is (‹l'hallucination négative de l'objet primaire›) om in zichzelf een kaderende structuur (‹une structure encadrante›) te creëren die achtergrond zal worden voor de representaties en het spel van de auto-erotiek en het plezier van met zichzelf te zijn. Bij de narcistische patiënt loopt dat fout. Ofwel dringt de moeder zich op als het kind haar niet nodig heeft, ofwel blijft haar blik leeg en durft het kind haar niet los te laten en stemt het zich voortdurend op haar af in de hoop haar tot leven te wekken.
Green heeft de narcismestudie van Freud voortgezet en het concept narcisme verder doorgedacht vanuit het structureel model van Freud na 1920. Dankzij zijn werk hebben we vooral inzicht gekregen in wanhoop, chronische depressie, anorexia, leegtegevoelens en psychische dorheid (‹la désertification psychique›). Negatief narcisme ligt meestal aan de basis van desillusies in het analytische werk, een thema dat met vele klinische voorbeelden wordt beschreven in zijn laatste boek Illusions et les désillusions du travail psychanalytique (Green 2010).
Dit artikel is een bewerking van een lezing voor de Belgische School voor Psychoanalyse Brussel, uitgesproken op 25 januari 2019.
Manuscript ontvangen 10 augustus 2019
Definitieve versie 30 december 2019
Literatuur
- Bergeret, J. (1996). La pathologie narcissique. Paris: Dunod.
- Bokanowski, T. (1999). Le narcissisme et les modalités de son interprétation dans les névroses de transfert. Paris: Société Psychanalytique de Paris.
- Denis, P. (2012). Le narcissisme. Paris: PUF.
- Duparc, F. (1996). André Green. Paris: PUF.
- Freud, S. (1914). Ter introductie van het narcisme. Werken 6 (pp. 329-355), 2006.
- Gabbard, G.O. (2014). Psychodynamic psychiatry in clinical practice: DSM-5 Edition. Arlington: American Psychiatric Publishing.
- Girard, M., & Kapsambellis, V. (2014). Cent ans de narcissisme. Revue Française de Psychanalyse, 78, 5-203.
- Green, A. (1983). Narcissisme de vie, narcissisme de mort. Paris: Minuit, pp. 222-253.
- Green, A. (2002). A dual conception of narcissism: Positive and negative organizations. Psychoanalytic Quarterly, 71, 631-649.
- Green, A. (2010). Illusions et désillusions du travail psychanalytique. Parijs: Odile Jacob.
- Grunberger, B. (1971). Le narcissisme, essais de psychanalyse. Paris: Payot.
- Hebbrecht, M. (2004). Narcistische thema's en variaties. Tijdschrift voor Psychoanalyse, 10, 195-210.
- Janin, C. (2007). La Honte, ses figures, ses destins. Paris: PUF.
- Lacan, J. (1966). Ecrits. Paris: Seuil.
- McDougall, J. (1978). Playdoyer pour une certaine anormalité. Paris: Gallimard.
- Pessoa, F. (2009). Fernando Pessoa: Gedichten: Vertaling August Willemsen. Amsterdam: De Arbeiderspers.
- Racamier, P.C. (1992). Le génie des origines. Paris: Payot.
- Schalkwijk, F. (2018). Narcisme. Amsterdam: Amsterdam University Press.
- Sorrentino, P. (2013). La grande bellezza. Internet Movie Data Base.
- Thiel, J.H. (1986). Psychoanalyse en psychotherapie op analytische grondslag bij narcistische problematiek. In R.A. Pierloot & J.H. Thiel (red.), Psychoanalytische therapieën (pp. 190-191). Deventer: Van Loghum Slaterus.
- Winnicott, D.W. (1960). Ego distortion in terms of true and false self. In The maturational processes and the facilitating environment: Studies in the theory of emotional development (pp. 140-152). London: Karnac Books, 1990.
Noten
- 1.De controverse tussen Kohut en Kernberg komt in grote lijnen neer op het volgende. Beide auteurs zijn van oordeel dat narcistische-persoonlijkheidspathologie behandelbaar is met behulp van een klassieke psychoanalyse. Kernberg erkent het grandioze Zelf als kenmerkend voor een narcistische-persoonlijkheidsstoornis; volgens Kernberg is het grandioze Zelf een pathologische toestand terwijl Kohut dit ziet als de herhaling van een normale, narcistische fase in de kinderlijke ontwikkeling. Volgens Kernberg zijn de grootheidsfantasieën van gezonde, kleine kinderen fundamenteel verschillend van die van narcistische patiënten. Het gebrek aan warmte en de verachting van objecten zijn in het geval van narcistische pathologie opvallend. Kohut kent aan de ontwikkeling van de zelfliefde een aparte ontwikkelingslijn toe. Volgens Kernberg is dit niet nodig; narcistische problematiek kan volgens hem begrepen worden tegen de achtergrond van de lotgevallen van libidineuze en agressieve driften. Kohut ziet in het oplossen van de narcistische problematiek het hoofddoel van de analyse. Door het accepteren van de idealisering is het mogelijk de aspecten van het grandioze Zelf te mobiliseren, in de analyse te brengen en te houden. Kernberg meent dat men door dit te doen, meegaat met de afweer van de jaloerse en agressieve problematiek en dat daardoor de negatieve overdracht ongemoeid wordt gelaten. Om die reden vindt Kernberg dat Kohuts strategie te veel een steunend aspect heeft, waardoor de negatieve overdrachtsaspecten niet voldoende tot hun recht zouden kunnen komen. Indien de negatieve overdracht onvoldoende geanalyseerd wordt, kan een splijting worden gehandhaafd tussen het geïdealiseerd gevoel voor de analyticus en de teleurstelling in de moeder. Kernberg verwijt Kohut dat hij te weinig oog heeft voor de agressieproblematiek en een onnodige scheiding tussen zelfliefde-ontwikkeling en objectliefde-ontwikkeling doorvoert, en daarmee de verworvenheden van de klassieke psychoanalyse terzijde schuift (Thiel 1986).
- 2.‹Ik ben niets, kan niets, volg niets na.
Ik begrijp mijn zijn, illusie, waar ik ga.
Begrip begrijp ik niet, kan nergens lezen
Of ik zal zijn, niets zijnd, wat ik zal wezen. …› (Pessoa 1923/2009)
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden