The green-eyed monster
Samenvatting
Volgend jaar zal ik opnieuw de colleges ‹Afgunst, jaloezie en schaamte› verzorgen in het kader van de NPaV collegereeks voor universiteitsstudenten in Amsterdam en Maastricht. Net als eerder wil ik Othello gebruiken als illustratie van deze emoties. Daarom ben ik blij dat Het Nationale Theater Shakespeares drama opnieuw opvoert,1 en zit ik nu met een groepje theaterliefhebbers in de repetitieruimte achter de Haagse Schouwburg, in het decor, naast het rek met kostuums. Als voorbereiding op de voorstelling gaan we in twee avonden de tekst met elkaar lezen, waarbij we om de beurt de rollen krijgen toegewezen door dramaturg Erna van den Berg. Esther Duysker heeft de tekst opnieuw vertaald en bewerkt, en in de regie van Daria Bukvic ligt de nadruk op het thema racisme. Othello is immers een Afrikaanse prins die in het all white Venetië van de zestiende eeuw door verdienste de rang van generaal in het leger heeft bereikt, en ook nog het hart van de dochter van een senator heeft veroverd. De deelnemers aan het project Lezen met het Nationale Theater komen ook uit alle windstreken. Fatma's roots liggen in de Turkse gemeenschappen in Armenië en Turkmenistan. Ze heeft een theatervoorstelling gemaakt waarin immigrantenvrouwen hun vaak schrijnende verhaal vertellen. Aziz woont pas drie jaar in Nederland. Hij werkt als receptionist, maar in Pakistan was hij filmmaker. Saloum is met zijn Noord-Afrikaanse achtergrond de minst witte van ons groepje. Hij is docent interculturele communicatie. Na het voorstelrondje gaan we lezen. We proberen ons in te leven in de personages van wie we de woorden moeten uitspreken, en het is verrassend te merken wat dat met ons doet. Ik heb moeite met Jago's tekst, mijn voordracht is ‹te lief›. ‹Misschien schaam je je voor de lelijke kant in jezélf›, merkt Saloum scherpzinnig op.
Traditioneel wordt The tragedy of Othello, the Moor of Venice gezien als enscenering van het thema jaloezie — ‹the green-eyed monster›, aldus het beroemde citaat —, de jaloezie van Othello, gewekt door de vermeende ontrouw van zijn geliefde Desdemona met zijn kersverse luitenant Cassio. Na uren van hartverscheurende twijfel vermoordt hij haar, en, als hij beseft dat zij onschuldig was, doodt hij zichzelf. Maar het is zijn sergeant Jago die op listige wijze de verdenkingen tegen Desdemona in Othello ‹plant›. Deze beroepsmilitair moet verdragen dat Othello de jonge Florentijn Cassio, vers van de academie en zonder enige oorlogservaring, heeft benoemd tot zijn luitenant, terwijl hij, Jago, zich deze positie zelf had toegedacht, als beloning voor zijn jarenlange trouw aan Othello op het slagveld. En juist dit, deze teleurstelling innerlijk verwerken, kan hij niet. Een niet te dempen afgunst neemt bezit van hem en hij lanceert een tot in ieder detail uitgedachte wraakactie die leidt tot totale destructie.
Shakespeare maakt in Othello geen onderscheid tussen jaloezie en afgunst, een nuancering die we in de psychoanalyse wel aanbrengen. Zo schrijft Melanie Klein in Envy and gratitude: ‹Envy is the angry feeling that another person possesses and enjoys something desirable — the envious impulse being to take it away or spoil it […] Jealousy is based on envy, but involves a relation to at least two people; it is mainly concerned with love that the subject feels is his due and has been taken away […] from him by his rival› (Klein 1957). Misschien onderscheidt afgunst zich wel vooral van jaloezie door het destructieve aspect. In Othello lijkt wat wij ‹afgunst› zouden noemen vrijwel geheel in Jago te zijn ondergebracht, en ‹jaloezie› in Othello, maar we kunnen ook veronderstellen dat Jago jaloers is op de liefde die Othello Cassio (en Desdemona) betoont, en dat er een destructief aspect is aan de jaloezie van Othello, die zijn geliefde immers vermoordt. Kleins aanname dat we allen geboren worden met de impuls uit afgunst het goede dat de ander heeft te willen bederven kan helpen om dit te begrijpen. In haar theorie over de vroege ontwikkeling beschrijft ze hoe we als het goed is in de eerste levensmaanden toegroeien naar innerlijke integratie van primitieve haat (afgunst) in goede gevoelens, via een continu proces van splijting, projectie en introjectie van gevoelservaringen in de relatie met ons eerste object (moeder). Wanneer dit proces niet goed verloopt moeten haatgevoelens steeds opnieuw afgesplitst worden, en geprojecteerd en uitgeageerd in destructieve acties gericht tegen anderen of tegen vitale aspecten van het zelf. Maar ook in de best geïntegreerde persoonlijkheid blijven die vroege haatresten aanwezig, wat de mengeling van primitieve afgunst en ‹rijpere› gevoelens als jaloezie kan verklaren.
Irma Brenman Pick merkt op dat Klein niet spreekt over situaties waarin afgunst en jaloezie samenkomen en elkaar op fatale wijze versterken, de zogenoemde crimes passionnels. Volgens haar is Othello niet alleen jaloers op Desdemona's relatie met Cassio, maar ook afgunstig op haar ‹echte› goedheid. Brenman Pick ziet in Othello's veelbezongen edelmoedigheid eerder een afweerconstructie, noodzakelijk om de eigen afgunstige haat te onderdrukken: ‹self-ennoblement as a defence against envy›. De voortdurende racistische vernederingen die hij te verwerken krijgt — en Shakespeare is er niet zuinig mee — versterken die haat nog. Brenman Pick oppert dat Othello door Jago voor promotie te passeren een deel van de eigen afgunst in zijn sergeant projecteert. Jago, op zijn beurt, projecteert zijn opgevlamde afgunst in Othello, via het voeden van de onderdrukte haat waarvan hij weet dat die sluimert onder Othello's ‹appropriation of goodness› (Brenman Pick 2008). De voorstelling die we bijwonen neemt aan het slot een verrassende wending als de acteurs niet alleen meer hun rol spelen maar ook de regieaanwijzingen lezen: ‹Othello doodt Desdemona›. Maar Othello doet dit niet. Hij richt zich tot het publiek: ‹Zijn júllie bang voor mij?› Stilte. Natuurlijk waren we net bang, denk ik, en even later realiseer ik me dat we niet bang waren voor Othello, maar, via projectie, voor onszelf. Othello is zoals wij allen zijn: kwetsbaar en beïnvloedbaar, ten prooi aan teleurstellingen en gevoelig voor stokers en populisten, voortdurend in gevecht met onszelf, in de hoop dat het ons lukt zowel innerlijk als in de buitenwereld aan de ‹goede› kant te blijven.
Als we na de voorstelling napraten met Othello (Werner Kolf) vraagt Saloum hoe het is voor een zwarte acteur om avond aan avond die racistische opmerkingen van zijn medepersonages te ontvangen. ‹Ik heb geleerd het van me af te houden›, antwoordt Kolf. ‹Ik ben ervaringsdeskundige, helaas›. ‹Maar het moet je toch in je rol wel raken om erop te kunnen reageren›, houdt Saloum aan. Een antwoord krijgt hij niet.
Literatuur
- Brenman-Pick, I. (2008). Reflections on ‹Envy and gratitude›. In P. Roth & A. Lemma (Eds.), Envy and gratitude revisited (pp. 186-200). London: Karnac.
- Klein, M. (1957). Envy and gratitude. In The collected works of Melanie Klein: Vol III ‹Envy and gratitude› and other works 1946-1963 (pp. 176-235). London: Karnac, 2017.
Noot
- 1.Voorstelling van Het Nationale Theater gezien op 16 januari 2020 in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag (www.hnt.nl).
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden