Racialisatie
Samenvatting
Mevrouw Karimi begint haar artikel met een stevig dilemma waarin je een keuze moet maken die sowieso ondraaglijke schuld op je laadt. Het thema schuld loopt verder impliciet mee in dit artikel. Eerst al met Levinas: je schiet altijd tekort. Want, zodra we de ander trachten te begrijpen, brengen we het perspectief van de ander terug tot onze eigen begrippen in termen die ons bekend zijn. En dan hoor je als lezer bij de dominante, blanke meerderheid die denkt en handelt vanuit een min of meer gerieflijke positie; je hebt de wind mee. De schrijfster geeft daar overigens prachtige voorbeelden van: tien jaar werken als medisch specialist en je nog steeds moeten verantwoorden over je kwaliteit van werken, dat doet pijn en moet heel boos maken. Het artikel eindigt weer met hetzelfde schuldig makende dilemma. Haar oplossing lijkt mij echter te braaf, omdat het vergif van het raciale verschil is weggewerkt. Want: Waarom zou een niet wit kind een wit kind redden?
Reactie op
Forugh Karimi (2020). Wanneer ‹othering› op de loer ligt. In dit nummer.
Deze vraag doet me denken aan het beroemde poppenexperiment uit 1939, herhaald in 2007, dat de ongemakkelijke waarheid onthult dat ook zwarte kinderen kiezen voor de witte pop, die zij mooi en goed vinden. De zwarte pop wijzen zij af, omdat ze die slecht vinden en lelijk. Dalal (2006) noemt dit ‹racialisatie› van verschillen. Verschillen — in dit geval huidskleur — bestaan, maar het gaat om de lading van die verschillen in ‹meer en minder›, superieur en inferieur, waarbij ongewenst aspecten worden afgesplitst en uitbesteed via projectieve identificatie aan de ‹onderliggende› partij, leidend tot verinnerlijkt racisme bij zwart en wit. Uit allerlei experimenten blijkt dat racisme een normaal deel van onze psyche is, normaal in de zin van latent aanwezig (Gomperts 2019). Davids (2011) ontwikkelt het begrip ‹interne racistische organisatie› als een pathologische organisatie in een normale psyche. Het is een afweer van intense angst om er niet bij te horen. De onderliggende projectie vormt zich vanuit de waarneming van sociale verschillen en bouwt zich op vanuit de vroege kindertijd, van vreemdelingenangst naar inderdaad de sinterklaas- en schooltijd.
Ik geef hier een voorbeeld over man-vrouwverschillen om het hierboven staande wat te verduidelijken: Ik ben zenuwachtig omdat mijn smart-tv niet werkt en bel wat ongeduldig op naar Ziggo. Ik krijg een vrouw aan de lijn. En het allereerste wat ik denk, is: ‹Jeetje, die gaat me niet helpen mijn probleem echt op te lossen!› Maar ze helpt me uitstekend en ik realiseer me dat honderd jaar feminisme voor mij onvoldoende is om oude stereotiepe sjablonen te doen slijten wanneer ik ook maar even in een wat primitievere hulpeloze modus verkeer.
Het proces van ‹othering› staat centraal in dit artikel over de ontmoeting met de etnische Ander. Meestal onbewust wordt er gelijktijdig een wederzijdse, maar ongelijkwaardige oppositie geconstrueerd tussen Zelf (ingroup) en de Ander (outgroup) (Karimi in dit nummer).
Terecht wijst de auteur er op dat racialisering, een vorm van othering, voelbaar is in de behandelkamer wanneer twee personen met cultureel etnisch verschillende achtergrond aanwezig zijn. In de (etnoculturele) overdracht en tegenoverdracht vrezen beiden door de ander gereduceerd te worden tot vertegenwoordiger van de groep waaruit zij voortkomen. Met het risico vast te komen zitten in een re-enscenering van meer en minder, afwijzer en afgewezene, van insider en outsider. Het maakt voorzichtig en dat helpt niet, want de racialisering is de ‹olifant in de kamer›. Deze constellatie is o zo moeilijk bespreekbaar. Vaak wordt het geloochend, men doet alsof huidskleur en afkomst er niet toe doen. Racisme is alleen daarbuiten, hier in de behandelkamer is het veilige eiland … een collusie.
Impliciet laat de auteur zien dat supervisoren en therapeuten in een transculturele en transetnische therapeutische relatie vaak niet in staat zijn om de relatie effectief te hanteren. Men is defensief en waarschijnlijk bang om als racist te worden gezien. Ook Tas (2000) beschrijft dit fenomeen in het nawoord van zijn Dagboek uit een kamp naar aanleiding van therapieën van kort na de oorlog:
‹Bij de behandeling van een onderdrukkingstrauma is het nodig dat de patiënt wantrouwen en woede kan voelen jegens de behandelaar, die hem in zekere zin al vernedert door hem als patiënt te zien. Misschien dus dat de behandelaars het toen moeilijk hadden met de rol in de «overdracht» die voor ze klaarlag als niet-vervolgden, namelijk die van nazi of antisemiet, en dat ze die rol «defensief» afwezen. Aldus «afgesplitst» bleef het wantrouwen van de patiënt onbesproken — en de vervolgingssituatie bleef psychisch voortduren› (Tas 2000, p. 177).
De loochening als overdrachts-tegenoverdrachtsweerstand blijft bestaan en de onvermijdelijke re-ensceneringen worden niet ontgift. Daarvoor is nodig dat de therapeut innerlijke tolerantie opbouwt voor ‹slechte, schaamtevolle› gedachten en gevoelens, die al dan niet worden opgeroepen door projectieve identificatie en dat vraagt zelfonderzoek ten aanzien van de eigen positie. Het gaat niet zozeer om schuld, maar om verantwoordelijkheid.
Het begin en einde van het artikel gaat ook over kiezen en verliezen. Voelbaar is de pijn van het verlies van de oude wereld. Migratie als breuk in het leven(sverhaal), er is een daarvoor en daarna: daarvoor een vanzelfsprekend erbij horen en daarna ervaringen van buitensluiten en weggezet worden. Was het werkelijk zo eenduidig?
Akhtar (1995) wijst op splijtingsprocessen als manier om met de breuk in het leven en met de intense gevoelens van scheiding en verlies om te gaan. Het verleden kleurt mooier, warmer. Ook in dit artikel lees je het aangrijpende verhaal van oma die niet kan lezen en schrijven, maar prachtige verhalen kan vertellen over een poëtisch verleden. Het heden kleurt koeler, het pleeggezin is streng doch rechtvaardig. Elk levensverhaal met migratie moet begrepen worden vanuit de eigen levensgeschiedenis, de ervaringen met eerdere uitsluitingen, maar zeker ook en wel allereerst vanuit de erkenning van een reëel buitengesloten en gedenigreerd worden in de nieuwe wereld. En daarbij moeten patiënt en therapeut projecties hernemen en onbewuste splijtingen onder ogen zien. Psychoanalyse is zo gek nog niet.
Literatuur
- Akhtar, S. (1995). A third individuation: Immigration, identity and the psychoanalytic process. Journal of the American Psychoanalytic Associsation, 43, 1051-1084.
- Dalal, F. (2006). Racism: processes of detachment, dehumanisation, and hatred. Psychoanalytic Quarterly, 75, 131-161.
- Davids, M.F. (2011): Internal racism: A psychoanalytic approach to race and difference. Houndmills: Basingstoke (Palgrave Macmillan).
- Gomperts, W.J. (2019). Ethnocultural diversity in the mind: Psychodynamic psychotherapy for non-western immigrants in the Netherlands. In M. Schouler-Ocak & M. Kastrup (Eds.), Intercultural psychotherapy: For immigrants, refugees, asylum seekers and ethnic minority patients (pp. 263-278). Heidelberg: Springer.
- Tas, L. (2000). Brief an eine Deutsche. In Loden Vogel: Dagboek uit een kamp (pp. 125-182). Amsterdam: Prometheus.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden


