‹Morgen gaan we weg›
Samenvatting
‹De spanning in huis. De ene dag de wit-rode vlaggen, de volgende dag hakenkruizen›. Als negenjarig meisje maakte Edith Berkowitz-Lampl in Wenen de Anschluss mee, op 13 maart 1938. Ze herinnerde zich de openbare vernederingen van Joden, ook bekenden, en tot haar ontzetting kreeg ze zelf, als half-Joods kind, uit veiligheidsoverwegingen een klein hakenkruisje opgespeld als ze samen met een wat jonger Joods jongetje met de tram naar de Montessorischool reisde.1 Jeanne Lampl-de Groot was met haar gezin in de zomer van 1933 uit Berlijn vertrokken, waar de machtsovername van de nazi's eerder dat jaar abrupt een eind maakte aan een bloeiperiode voor de psychoanalyse. Het succesvolle psychoanalytisch instituut werd ‹gelijkgeschakeld› — Joden werden ontslagen —, Freuds werk werd publiekelijk verbrand en de vervolging van linksgeoriënteerde en Joodse analytici begon direct. Velen vluchtten naar het buitenland, geholpen door Ernest Jones, voorzitter van de IPV, de Internationale Psychoanalytische Vereinigung. Zelf verhuisden de Lampls naar Wenen. Daar konden ze relatief ongestoord werken, tot ze opnieuw door de politieke ontwikkelingen werden ingehaald. ‹Op een avond zeiden vader en moeder: «Morgen gaan we weg»›. Edith en haar twee jaar oudere zusje Jet mochten ieder hun poëziealbum meenemen en één boek. Edith koos het boek dat ze aan het lezen was, Das fliegende Klassenzimmer van Erich Kästner. Verder werden er alleen kleren ingepakt. Jeanne en Hans hoopten op een visum voor Engeland, maar dit was nog niet rond, en ook de Auswanderbewilligung (toestemming van de autoriteiten om te emigreren) was nog niet afgegeven. Daarom werd aan de meisjes verteld dat ze met vakantie gingen naar hun grootmoeder in Nederland. In de restauratiewagon van de Oriënt Express zag Edith hoe haar vader zich helemaal vol (vr)at uit pure angst. Zelf kon ze geen hap door haar keel krijgen. Pas aan de Franse grens, na de spoorbrug over de Rijn, waren ze echt vrij, en stapte Hans uit de trein om zijn schoonmoeder te bellen dat ze eraan kwamen. In Londen was Ernest Jones, in nauw contact met Anna Freud en Marie Bonaparte, druk met het regelen van immigratiepapieren voor Freud en zijn gezinsleden en voor andere Weense collega's. Vanuit de overheid waren er beperkingen, bijvoorbeeld ten aanzien van het aantal artsen dat zich in de verschillende steden mocht vestigen. Maar Jones had ook te maken met weerstanden binnen de Britse Psychoanalytische Vereniging, die niet alleen de broodwinning maar ook de ideologie betroffen. Op 25 april 1938 schrijft hij aan Anna Freud dat Hans Lampl in het bijzonder en ook zijn vrouw niet welkom zijn in Londen om persoonlijke redenen (Kirsner 2007). Misschien kwamen de bezwaren van Melanie Klein, die jaren eerder in Berlijn door Hans heftig was aangevallen, waarvan Alix Strachey getuige was geweest: ‹Mélanie […] (i)s unpopular with a certain section of the [psychoanalysts], who pretend she's quite sound on practice, but feeble-minded about theory. They are headed by Lampl […]›, schrijft deze haar echtgenoot James op 11 januari 1925. En op 25 januari: ‹ […] there's no doubt that she is hated by a large section (all male) of the [psychoanalysts]. (Sachs, Lampl, Radó, Alexander, etc.)› (Meisel 1986). Hoe dan ook, de Lampls moesten zich voorbereiden op een toekomst in Nederland, wat bemoeilijkt werd door het feit dat Jeanne door haar huwelijk Oostenrijkse, en door de Anschluss ‹Reichs-Deutsche› was geworden. Op 19 mei 1938 schrijft zij aan Marie Bonaparte vanuit Den Haag: ‹Unsere Zukunft ist noch immer unsicher. Es wird daran gearbeitet, uns die Aufenthaltsbewilligung (verblijfsvergunning LB) hier zu verschaffen. Jones ist sehr dafür dass wir hier bleiben. Er schrieb freundlich, aber ich glaube, er wird uns nur dann helfen, wenn wir hier aus Holland hinausgewurfen würden›. Jeanne verzoekt Marie om haar vriendin prinses Juliana te vragen of die bij de minister van justitie, Carel Goseling, hun zaak zou willen bepleiten (Lampl 1938). Deze laatste had echter net, in een circulaire van 7 mei 1938, aangekondigd dat de regering de toelating van vluchtelingen — ‹ongewenste vreemdelingen› — voortaan sterk aan banden zou leggen (Heida 2016). Jones' voorstel dat de Lampls zich desnoods in het Schotse Dundee — 800 kilometer van Londen — konden vestigen zal voor hen als een klap in het gezicht hebben gevoeld. In elk geval verkozen ze in Nederland te blijven. In september 1938 betrokken ze een huis aan de Haringvlietstraat in Amsterdam, dat zij lieten inrichten door de Hongaars-Joodse ontwerper Elmar Berkovich die begin jaren twintig al naar Nederland was gevlucht voor het antisemitisme van dictator Miklós Horthy. Direct na het einde van de oorlog hervatten de Lampls hun pogingen om het Nederlanderschap te verkrijgen, maar de aanbevelingsbrieven van de verzetsstrijder en latere hoogleraar Arie de Froe, van Cees van der Leeuw — op postpapier van ‹De erven de wed. J. van Nelle N.V.› — en van ‹Bestuur en Leden der Amsterdamsche psychoanalytische Werkgroep›, hadden helaas geen effect. In een brief van 7 november 1947 richtte Hans zich opnieuw tot Marie Bonaparte. De aanleiding was het op handen zijnde huwelijk van de Britse kroonprinses met Philip Mountbatten, een neefje van haar echtgenoot Prins George van Griekenland. Zou zij bij die gelegenheid prinses Juliana willen aanspreken? Een brief van Juliana aan Marie gedateerd 18 oktober 1948 doet vermoeden dat Marie een klein jaar later (nogmaals?) heeft geprobeerd om via nu Koningin Juliana de naturalisatie van de Lampls te bespoedigen: ‹Thank you very much for your letter, which I have passed on to the authorities. It seems indeed a very sad case›, schrijft ons toenmalig staatshoofd haar (Stouten 2011). Heeft dit de doorslag gegeven? In ieder geval kregen de Lampls op 13 januari 1949 — eindelijk — de Nederlandse nationaliteit.
Onbeperkt toegang tot het online archief?
Wilt u dit artikel en alle andere artikelen in het archief onbeperkt kunnen lezen?
Log in of neem een abonnement.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden