De vele werelden van het Zelf
Samenvatting
Matot, kinderpsychiater en lid van de Belgische vereniging voor psychoanalyse, schreef een essay dat vooral vanuit een Franstalig perspectief kijkt naar de omgeving in brede zin, en beziet hoe die van invloed is op de vorming van het zelf. Hij baseert zich onder andere op het werk van de antropoloog Descola, die de naturalistische ontologie van de westerse Weltanschauung ter discussie stelt. De antropologie dient zich te herbezinnen en zich ook rekenschap te geven van de met de mens verbonden levende entiteiten die nu een te perifere rol krijgen toebedeeld. Volgens Matot geldt hetzelfde voor de psychoanalyse. De grenzen van de mens raken vermengd met de externe realiteit tot één onafscheidelijke lichaam-omgevingseenheid. Het zelf raakt op deze manier gedissemineerd, en Matot beschrijft dit verspreide zelf als een configuratie van ‹psychische enveloppen›, waarbij hij zich beroept op de Franse psychoanalyticus Houzel. Deze definieerde de enveloppe psychique als de grens tussen binnen- en buitenwereld, tussen de innerlijke psychische wereld en de psychische wereld van anderen, waarbij de envelop niet statisch, maar dynamisch moet worden opgevat, namelijk als een soort krachtenveld met als belangrijkste taak het psychisch functioneren te stabiliseren. Volgens Matot, in tegenstelling tot Houzel, zijn er meerdere psychische enveloppen die op verschillende tijdstippen geactiveerd en geïnvesteerd, maar ook gedesinvesteerd en gedeactiveerd kunnen zijn, om zo het gedissemineerde zelf te voeden. In zijn terminologie leidt dit tot een pluraliteit van psychic envelopes, die dienstdoen als stabilisator en regulator van het psychische functioneren. Het gedissemineerde zelf treedt dus buiten de oevers van het oorspronkelijke lichaamsgebonden zelf en kan geconceptualiseerd worden als een lichaam-omgevingssysteem dat niet gescheiden kan worden. Belangrijk daarbij is hoe de psychoanalyse zich moet verhouden tot de ‹externe realiteit›, waarvan de psyche en de psychische realiteit niet afzonderlijk beschouwd kunnen worden. Is de omgeving iets buiten onszelf waarmee we projectieve relaties onderhouden, is het een ‹ander› object, of is het een onderdeel van onze psyche? Winnicott bewandelde als eerste een tussenweg, omdat hij differentiatieprocessen koppelde aan het vasthouden van een intermediaire ruimte van non-differentiatie die hij transitioneel noemde. Matot wil deze heuristische hypothesen van Winnicott uitbreiden door het psychisch functioneren te bezien als zichzelf ontvouwend op uiteenlopende niveaus van organisatie. Deze dynamische niveaus zouden corresponderen met heterogene psychische ruimtes en plurale modaliteiten van betrekkingen tussen het individu en de werelden om hem heen. Hiermee wordt een reïficatie van true/false- en inside/outside-onderscheid voorkomen. In een kort, onverwacht en heftig politiek intermezzo maakt Matot duidelijk dat juist het terugvinden van de pluraliteit in de grote diversiteit aan culturen en levenswijzen dreigt te bezwijken onder de ideologie van het kapitalisme, dat mensen en hun omgeving vernietigt. Hij noemt dit een soft genocide (p. 20). De ‹werkhypothese› van het gedissemineerde zelf impliceert dat ieder mens functioneert in en tussen verschillende psychische ruimtes die hij zich meer of minder eigen maakt en die hij meer of minder subjectiveert. Deze ruimtes (‹spaces›) behoren tot een set van zogenoemde zelf-omgeving-configuraties die hun oorsprong vinden in verschillende differentiaties — altijd partieel en incompleet — van de primitieve baby-omgeving-unit zoals Winnicott die beschreef (p. 31). De binnen/buiten-differentiatie kent in ieder individu een meervoudig karakter, waarbij fluïditeit en mobiliteit behouden blijven. Juist deze fluïditeit kan een determinant zijn van mentale gezondheid van een individu, zeker wanneer tegenslag dreigt. De psychische ruimte van mensen wordt gekenmerkt door ondeelbare aspecten — een imaginaire kant (de eigen innerlijke wereld), een realistische kant (de externe wereld) en een symbolische kant — die met elkaar vervlochten blijven.
Bespreking van
Jean-Paul Matot (2021). The disseminated self — Ecosystem perspective and metapsychology. London: Routledge. ISBN 9780367694029, 80 pp., £ 46,99
Matot beperkt zich in dit essay tot een tamelijk abstracte uiteenzetting over het gedissemineerde zelf. Dit boek bevat een pilot, een try-out, van deze theorie die, zoals hij zelf ook toegeeft, een verdere uitwerking behoeft. Wat ik mis bij het concept van het gedissemineerde zelf is de relatie met de extended mind zoals die in de 4AE-benadering van cognitie wordt gehanteerd. Onze mind en daarmee ons psychisch functioneren wordt daarbij beschouwd als affective (A), embodied, extended, enactive en embedded (4E), en blijft dus niet beperkt tot het eigen lichaamsgebonden zelf. Matot schrijft compact, en het vereist de nodige voorkennis om zijn ook gedissemineerde stijl te kunnen volgen. Hij heeft de neiging een thema aan te stippen zonder dit verder uit te werken, waarmee we, zoals de Vlamingen zeggen, op onze honger blijven zitten. Hij ziet bijvoorbeeld een duidelijk verband tussen de transitionele processen van Winnicott en Bions becoming O, in tegenstelling tot wat Bion hier zelf over schrijft (p. 47). Ook de vernietiging van onze omgeving als gevolg van klimaatverandering door menselijke invloed verdient meer aandacht. Het ecosysteemperspectief uit de titel en de verbreding van het psychoanalytisch denken teneinde met nieuwe inzichten het actuele klimaatdebat te kunnen voeren, waarvan in het voorwoord gewag wordt gemaakt, blijft vrijwel achterwege. Pas in zijn conclusie op de laatste twee pagina's van het boek noemt Matot voor de eerste keer elementen uit de chaos- en complexiteitstheorie, zich daarbij baserend op het werk van de psycholoog Virole. Wel beschrijft Matot mooi, maar erg kort, hoe we onze natuurlijke omgeving voor vanzelfsprekend hebben genomen, als iets wat er altijd is en niet kan veranderen. In die zin zijn we het stadium van de winnicottiaanse baby, met de ervaring van primaire omnipotentie en onwetendheid van de gelijktijdige absolute afhankelijkheid, niet ontgroeid. De baby wordt dankzij primary concern van de moeder in een baby-omgeving-unit opgenomen, waarbij alle wensen worden bevredigd. Geleidelijk verschuift de moeder tijdens de snelle ontwikkeling van haar baby van primary maternal concern naar een good enough mother. De baby zal in dit proces van groeiende autonomie ook moeten leren met frustraties om te gaan, iets wat volgens Matot verdwenen is in onze hyperkapitalistische cultuur met onstuitbare materiële behoeften en gebrek aan rust en bezinning. Om onze destructiviteit naar onszelf en onze omgeving te transformeren en de (klimaat)realiteit onder ogen te zien, is het noodzakelijk de depressieve positie (Klein) of de capacity for concern (Winnicott) te bestendigen, teneinde meer betrokkenheid bij anderen en onze leefomgeving te kunnen tonen. Toch zijn deze vingeroefeningen een ideaal vertrekpunt om anders naar het zelf en de verwevenheid met de omgeving te kijken. Hopelijk komt er op dit essay een vervolg waarin de auteur meer ruimte krijgt zijn theorieën uiteen te zetten.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden