Transgender identiteit in de spreekkamer — Klinische en ethische reflecties
Samenvatting
‹Transgender identiteit› is een inclusieve term voor mensen die zich niet (enkel) identificeren en/of gedragen als man of vrouw. Het omvat een breed spectrum van seksuele voorkeuren, zoals travestie, transseksualiteit, ‹drag›, ‹queer›, en interseksualiteit.1 Lemma schreef er een dun, helder, erudiet boekje over, gestoeld op haar klinische ervaring met personen met een transgender identiteit van verschillende leeftijden. Mensen met een transgender identiteit (door Lemma bewust niet gelabeld als ‹transgenders›) vormen een zeer heterogene groep: sommigen hebben last van genderdysforie en zoeken (gedeeltelijk) sociale en/of fysieke verandering, anderen ervaren geen dysforie, maar voelen zich prettiger bij een presentatie van hun lichaam die meer overeenstemt met hun gender(zelf)identificatie. Niet onbelangrijk is dat Lemma een studie in Applied Ethics aan de Oxford University heeft gevolgd. Voor zover een transgender identiteit sex reassignment surgery (SRS) of hormoontherapie behelst, zijn er immers ook medisch-ethische en financieel-ethische kwesties in het geding. Ook de psychoanalyse zelf is volgens Lemma ‹principally grounded in the ethics of renunciation (i.e., it is about accepting limit and loss)› (p. 104). Allerlei vormen van lichaamsmodificatie worden daardoor volgens haar vanuit een psychoanalytische invalshoek al snel met argwaan bekeken. Lemma stelt dat het conceptueel lastig is om een onderscheid te maken tussen cosmetische, therapeutische en reconstructieve procedures enerzijds en routinematig cosmetisch handelen anderzijds. Wanneer zien we modificatie als teken van gezond zelfrespect, en wanneer zien we die als pathologie? Daarmee komen we meteen bij de kern van Lemma's betoog: we hebben een lichaam, maar hoe zijn we ons lichaam? Hoe vindt ons ‹zelf› een gastvrij thuis in ons lichaam, en wat als daarin iets misgaat? Lemma volgt hierin Winnicott, die stelt dat ‹lodgement of the psyche in the soma› niet vanzelfsprekend is, maar een verworvenheid. Lichaam en geest zijn onlosmakelijk verbonden, waarbij de representatie van ons lichaam niet alleen gebaseerd is op biologische wetmatigheden, maar ook op betekenissen en (onbewuste) fantasieën waarmee we onze lichamelijke ervaringen kleuren. Op die manier kan ook anatomie een imaginaire kwaliteit krijgen. Onze ‹body imaginings› ontstaan uit vroege lichamelijke ervaringen in relatie tot anderen en zijn mede gebaseerd op introjectieve en projectieve processen, zodat ook de betekenisgeving en (onbewuste) fantasieën van de ander een rol spelen. De subjectieve ervaring van hun ‹embodiment› is voor personen met een transgender identiteit, om biologische en/of psychologische redenen, verwarrend en discontinu, een incongruentie die soms als ondraaglijk wordt ervaren.
Bespreking van
Alessandra Lemma (2022). Transgender identities — A contemporary introduction. London: Routledge. ISBN 9780367548247, 131 pp., £ 21,99
Lemma beschrijft in haar boek vier terugkerende thema's in de ontwikkelingsgeschiedenis van mensen met een transgender identiteit: (1) incongruentie tussen het gegeven lichaam en het juiste lichaam voor het zelf; (2) de moeilijkheid om als kind iets van voornoemde incongruentie over te brengen aan hechtingsfiguren; (3) de ervaring van niet gezien of juist extra bekeken en beschaamd gemaakt te zijn; en (4) de mate waarin de betrokkene op medisch ingrijpen aandringt, hetgeen volgens Lemma vooral samenhangt met vijandige, afwezige of niet afgestemde responsen van verzorgers. Door gebrek aan adequate en gemarkeerde spiegeling blijven incongruente lichaamstoestanden ongemetaboliseerd en komen vervolgens geconcretiseerd in het lichamelijke tot uitdrukking.
In de klassieke psychoanalyse werd transseksualiteit (de verzamelnaam ‹transgender identiteit› bestond nog niet) vrijwel altijd geconceptualiseerd in termen van pathologie. Lemma onderscheidt hierin drie dominante formuleringen: (a) narcistische problematiek, waarbij de transgenderfantasie gezien wordt als de zelfwaardering onderhoudend of een zelfbeeld bij elkaar houdend; (b) perversie, waarbij sprake is van een weigering om zich met één geslacht te identificeren, of van ontkenning van het geslachtsverschil en/of de ‹castratie›; en (c) defensie tegen een psychotische desintegratie. Hoewel Lemma op zichzelf toejuicht dat er meer mogelijk is op het gebied van genderdiversiteit en benadrukt dat het accepteren van het eigen lichaam (een genetische loterij tenslotte) niet intrinsiek gezond is, waarschuwt ze voor te gemakkelijk denken over transities. In haar praktijk heeft ze zowel patiënten gezien bij wie een (gedeeltelijke) transitie positieve resultaten opleverde, als patiënten bij wie niet de gewenste resultaten volgden, maar het doorwerken van de sociale, mentale en lichamelijke veranderingen is sowieso geen sinecure. Lemma bepleit dat we ons als behandelaren bij transgendervraagstukken opstellen als onderzoekers van onbewuste drijfveren die een rol kunnen spelen bij de transitiewens en de patiënt helpen om deze te symboliseren, met specifieke aandacht voor de lichamelijke ontwikkelingsgeschiedenis en de representatie daarvan. Daarbij is het zaak niet te vervallen in bevoogding, door de transitiewens op voorhand af te doen als enactment van omnipotente fantasieën, maar ook om niet door te schieten in een liberale, affirmatieve houding (al dan niet uit angst om als behandelaar voor transfoob uitgemaakt te worden), omdat dat uiteindelijk de autonomie van de patiënt niet vergroot. Autonomie betekent voor Lemma dat de patiënt een geïnformeerde beslissing over zijn/haar transitie kan nemen, met inachtneming van onbewuste drijfveren en fantasieën die daarbij een rol kunnen spelen en de functie die een transitie daarin mogelijk vervult. Lemma neemt hierbij duidelijk stelling: net zoals het ontoelaatbaar is om een mastectomie uit te voeren bij iemand die volgens haar eigen diagnose borstkanker denkt te hebben, maar feitelijk darmkanker heeft, zo is SRS niet aanvaardbaar bij iemand die zich identificeert als transgender, maar in feite niet in staat is zijn/haar homoseksualiteit te accepteren. Het vraagt voor elk individueel geval een veilige, reflectieve ruimte om tot een weloverwogen beslissing te komen, waarbij het psychoanalytische gedachtegoed zeer behulpzaam kan zijn.
Het boek omvat vijf spitse hoofdstukken, elk afgerond met signposts die ons kunnen helpen om de toegenomen genderdiversiteit in onze spreekkamers tegemoet te treden. Een mooie technische aanvulling op dit boekje is hoofdstuk 7 uit Minding the body (Lemma 2015; zie ook Lemma 2014). Lemma exploreert daarin de betekenis van het lichamelijke van de analyticus als onderdeel van de setting, ‹bodily states of mind›, ‹embodied phantasies›, somatische tegenoverdracht en sensorieel containment. Dit zijn belangrijke, sensitiverende noties bij het met cliënten bespreken van transgender identificaties. Daarmee is dit boek nóg meer de moeite waard.
Literatuur
- Lemma, A. (2014). The body of the analyst and the analytic setting — Reflections on the embodied setting and the symbiotic transference. International Journal of Psychoanalysis, 95(2), 225-244.
- Lemma, A. (2015). Minding the body — The body in psychoanalysis and beyond. London: Routledge.
Noot
- 1.Zie verder de website van het Transgender Netwerk Nederland (TNN): www.transgendernetwerk.nl.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden