Gedachten over de context
Samenvatting
Het lijkt vanzelfsprekend dat we patiënten pas kunnen begrijpen wanneer we de context van hun problemen in ogenschouw nemen. Een beter begrip van een casus begint met het nader invullen van de achtergrond en de biografie van een patiënt. De psychoanalyse als geesteswetenschap heeft het belang van de omgeving in combinatie met de persoonlijke levensgeschiedenis ook altijd als uitgangspunt gehanteerd voor een behandelvervolg op idiografische grondslag, met alle aandacht voor het unieke individu.
In de actuele psychiatrische praktijk is dat anders, zoals blijkt uit een opiniestuk in Trouw van drie psychiaters (Groen-Blokhuis e.a. 2023). Zij schrijven dat de context van het lijden structureel verwaarloosd wordt omdat we over psychisch lijden zijn gaan denken in termen van stoornissen van individuen. Ze noemen het ‹stoornisme› wanneer gedacht wordt dat ADHD en autisme ziektes zijn en hechten daarom weinig waarde aan een dergelijk ziekteconcept dat de omgeving buiten beschouwing laat. Met andere woorden: heeft een kind ADHD of geven we kinderen die overprikkeld worden door met name sociale media te weinig tijd, ruimte en stilte om zich te kunnen concentreren? Kunnen we kinderen die druk zijn nog wel hanteren? Op sommige schoolpleinen zijn inmiddels ‹stoeiveldjes› ingericht, speciale gedeeltes met zachte rubbertegels, waar kinderen, vooral jongetjes, kunnen duwen, trekken en stoeien. In het DSM-classificatiesysteem blijft weinig gedrag onbenoemd, maar is het daarmee ook afwijkend? Wanneer alles als een stoornis wordt gezien, is de bandbreedte van wat als normaal beschouwd wordt smaller en ontstaat het risico dat de basale oorzaken van psychische problemen niet aangepakt worden.
Toch is er ook een omgekeerde tendens waarneembaar, waarbij niets meer als afwijkend benoemd mag worden, iedereen erbij hoort en alles past binnen het spectrum van het normale. Wanneer we alle klachten als neuro- of psychodivers bestempelen, wordt de kwetsbare psychodiagnostiek weliswaar inclusief, maar ook nietszeggend (Dirkx 2023). Er is immers ook het gegeven van de constitutie, de aangeboren aanleg, nature in plaats van louter nurture, waarmee autisme en ADHD ook feitelijke stoornissen of ziektes genoemd kunnen worden. In hoeverre deze deels genetisch bepaalde aandoeningen latent blijven of zich fenotypisch openbaren, is weer afhankelijk van omgevingsfactoren.
Deze tegenstelling, of liever: paradox, van iets (te) makkelijk duiden, etiketteren of categoriseren versus de verklaring zoeken in de context en het verleden, zien we terugkeren in discussies over de aanleiding en oorzaken van recente conflicten en oorlogen. Welke context moet voorgaan, en hoe ver kan worden teruggegaan in de geschiedenis, blijft een nagenoeg onbeantwoordbare vraag.
Er kan echter ook te veel aandacht zijn voor de context, waardoor het ontoelaatbare goedgepraat en gerechtvaardigd wordt en de (morele) verantwoordelijkheid van het individu afneemt. Zo zijn en blijven traumatische jeugdervaringen onvoldoende reden voor gewelddadig gedrag, en ook blijft gelden dat iemand niet geëxcuseerd is voor kindermishandeling wanneer hij met zijn gezin ‹bekend is bij de jeugdzorg›. Toch lijkt er in dit voorbeeld te veel aandacht te zijn voor de omstandigheden en wordt de jeugdzorg quasiverantwoordelijk voor dergelijke misdaden, omdat ze had moeten ingrijpen bij dit ontspoorde individu. Het is dus wezenlijk om beide benaderingen te combineren: met oog voor de context(en) moreel kunnen oordelen over individuele gedragingen.
In de gangbare psychoanalytische zienswijze worden de verschillende facetten van de innerlijke wereld van een individu gevormd door diens sociale, culturele en historische achtergrond. Ook vooroordelen en vastgeroeste opvattingen zijn nogal eens nauw verbonden met de context van de patiënt, maar met name ook van de beoordelende behandelaar. Onbevlekte ontvangenis bestaat niet en we betreden dan het intersubjectieve domein waarin de psychoanalyticus participant wordt in het intermediaire veld.
Het moge duidelijk zijn dat de context, bestaande uit een meervoudige externe omgeving maar ook de gelaagde binnenwereld van een individu, beide bovendien geplaatst in het verloop van de tijd, met een heden, verleden en toekomst, van groot belang is voor het psychoanalytisch begrijpen van mensen en hun problemen.
Dat de mens niet los gezien kan worden van de omgeving, maar juist gevormd en gedefinieerd wordt door de context, geldt niet alleen voor het psychoanalytische kader. Het bestaan is in-de-wereld-zijn, ‹Dasein› volgens Heidegger. Hij beziet de mens als wereldlijk wezen, waarbij deze niet te scheiden is van de omgeving. In tegenstelling tot Descartes, die het denken als voorwaardelijk aan het bestaan beschouwde, is het volgens Heidegger andersom: 'Ik besta dus ik kan denken.' Dit denken als faculteit van het zijn wordt beïnvloed door de omgeving waarin iemand zich bevindt.
In aansluiting op dit thema is in dit nummer een boeiende bijdrage van Michel Thys opgenomen. Hij vraagt zich af of we als psychoanalytisch werkende therapeuten niet te veel gefixeerd zijn op het verleden. Nu past het verleden in de vierde dimensie van tijd, naast de drie ruimtelijke dimensies, en is daarmee een integraal onderdeel van de context. In mijn opleiding heb ik geleerd om luisterend naar de patiënt een tegenovergestelde beweging in de tijd te maken, dus om, met andere woorden, ook vanuit een tijdruimtelijke metapositie te denken. Wanneer de patiënt iets vertelt over het heden, moet worden bekeken hoe dit te begrijpen valt vanuit de voorgeschiedenis. En andersom: wanneer de patiënt verhaalt over zijn kindertijd, moet worden nagegaan waarom en hoe dat in de actualiteit van belang zou kunnen zijn, met oog voor de overdrachtelijke herhaling tegen de achtergrond van een complexe causale matrix. Thys erkent dat geschiedenis van belang is: ‹Allemaal dragen we onze geschiedenis mee, en onze geschiedenis draagt ons.› Maar: welke plaats moeten we haar toekennen? Kan het verleden ons te veel bezighouden, of kunnen we er ook te makkelijk aan voorbijgaan? Dat zijn vragen die hij probeert te beantwoorden. Uit zijn betoog volgt onder meer dat de psychoanalyse haar obsessie voor de (bewuste) herinnering weliswaar kan loslaten, maar dat het verleden hoe dan ook belangrijk blijft.
Wederom dreigt het gevaar dat te veel aandacht voor een alomvattende context, in dit geval het verleden, de kern van het individu met unieke intrinsieke nuances gaat overschaduwen. Niet alles kan worden toegeschreven aan het verleden, en het vereist een delicaat balanceren op de verbinding tussen (tijd)context en subjectiviteit die het werkelijk begrijpen beter mogelijk maakt.
Deze zoektocht naar de juiste balans tussen context en subjectiviteit komt ook terug in het artikel van Christine Franckx. Zij behandelt de invloed van de gewijzigde context tijdens de coronapandemie niet alleen op de daadwerkelijke setting van de behandelkamer, maar vooral ook op de psychische ruimte van het analytische paar. Afhankelijk van de nieuwe externe context was het voor haar verrassend hoe de innerlijke realiteit zich in de behandeling manifesteerde. Wanneer zij schrijft hoe de veranderde setting nieuwe mogelijkheden voor subjectivering lijkt te bieden, gaat dat impliciet over de precaire verbinding tussen context en subject.
Jaap Ubbels beschrijft in zijn artikel de langdurige en vaak blijvende gevolgen van een vroegkinderlijk trauma. Hij toont hoe in een kinderanalytisch veld een narratief te vinden is dat helend kan werken. In dit contextuele veld van intersubjectiviteit verschijnen karakters die een wij-verhaal kunnen vormen dat een ‹narratieve identiteit› verwerft en daarmee betekenis kan geven aan (traumatische) ervaringen. Het blijft een tastend zoeken naar evenwicht in een veld dat makkelijk ontregelt, zoals de casus laat zien.
Literatuur
- Groen-Blokhuis, M., Hulst, B. van & Ridder, B. de (2023, 6 december). Stoornisme: als je denkt dat ADHD of autisme een ziekte is. Trouw.
- Dirkx, J. (2023). Diagnose of stigma? Over weten en meten. Tijdschrift voor Psychoanalyse & haar toepassingen, 29(3), 117-120.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden