Het eeuwige vraagstuk
Samenvatting
Eens in de zoveel tijd verschijnt er weer een boek over het lichaam-geestprobleem. Wellicht om opnieuw te benadrukken dat de kwestie al eeuwen bestaat. Het vraagstuk blijft fascineren en misschien is dat ook wel de reden dat het niet opgelost wordt of dat er voor sommigen inmiddels geen sprake meer is van een probleem. Kort samengevat: hoe kunnen we geestelijk leven verklaren uit het fysieke lichaam? Anders geformuleerd: hoe kunnen we het (fenomenale) bewustzijn met alle subjectieve ervaringen die daarbij horen verklaren uit objectief waarneembare breinactiviteit? Vermoedelijk gaat dat nooit gebeuren, vindt ook Bert Keizer, de auteur van dit boek. Hij is filosoof en arts en bekend als columnist in Medisch Contact en dagblad Trouw, en daarnaast als biograaf van Wittgenstein. Het boek heeft als ondertitel Een filosofisch onderzoek en lijkt geschreven met Wittgensteins adagium in gedachten: waarover men niet kan spreken moet men zwijgen. In een niet van ironie gespeende heldere stijl bestrijdt hij de hybris van zowel neurowetenschappers als filosofen die menen de puzzel gelegd te hebben. Hoewel hij hun drogredeneringen fileert en hun retorische omleidingen genadeloos blootlegt, toont hij respect voor de exercitie van hun denkwerk. Hij bespreekt aanvankelijk enkele Nederlandse neurowetenschappers, zoals Crone (Het puberende brein) en Swaab (Wij zijn ons brein), om daarna over te stappen op de filosofie, waar hij duidelijk meer van verwacht. Neurowetenschappers krijgen minder aandacht, vermoedelijk omdat ze brein en geest gelijkstellen en daarmee onbedoeld de achterhaalde identiteitstheorie aanhangen. Zo geeft Swaab aan dat het brein dat de geest produceert hetzelfde is als de nier die urine produceert. Echter, de productie van urine zoals die in de nier plaatsvindt verloopt weliswaar complex, maar is volledig in moleculaire termen te verklaren, in tegenstelling tot de productie van de geest. Veel neurowetenschappers denken een geestelijke activiteit beter te begrijpen of zelfs te kunnen verklaren wanneer ze weten wat zich gelijktijdig in het brein afspeelt. Dat is een illusie, omdat correlaties worden verward met causale verbanden. Het geestelijk leven wordt toegeschreven aan hersenweefsel, dat echter geestloos is. Hersenweefsel kan immers niet puberen, en een brein kan evenmin muzikaal, verliefd of opstandig zijn. Alleen een belichaamd mens opgenomen in een sociaal-culturele context kan liefhebben, fantaseren, plannen maken en emoties ervaren. Er is sprake van een mereologische fout waarbij eigenschappen van het geheel (de mens) ten onrechte worden toegeschreven aan onderdelen, zoals het brein, dat slechts voorwaardelijk, maar niet verklarend is. Er wordt immers niets verklaard wanneer het emotiegedeelte van de hersenen van de puberende adolescent overactief is bij emotioneel prikkelende situaties, en de ‹emotionele amygdala› het wint van de ‹controlerende frontale cortex›. Het is een correlatie: het behelst niet meer dan dat de puber volop in ontwikkeling is en dat het brein volop in ontwikkeling is (p. 49). Het leidt hooguit tot een concordante validering van twee uiteenlopende wetenschapsgebieden die elkaar nooit causaal opvolgen.
Bespreking van
Bert Keizer (2024). Het raadsel van de geest — Een filosofisch onderzoek. Rotterdam: Lemniscaat. ISBN 9789047716167, 373 pp., € 29,99
Na enkele inleidende hoofdstukken behandelt Keizer uitgebreid de filosofen John Searle, Thomas Nagel, Daniel Dennett, David Chalmers en Richard Rorty, alvorens het laatste derde deel van het boek te wijden aan de presocratici, teruggaand naar een wereld waarin er lange tijd geen onderscheid werd gemaakt tussen lichaam en geest. Zijn lichte voorkeur gaat uit naar Rorty, die het probleem nagenoeg ontkent. In diens pragmatische benadering van de speciale toegang tot qualia, subjectieve ervaringen van mensen, zoals het idee dat ik alleen weet hoe chocola mij smaakt, wijst hij erop dat die speciale toegang tot ons innerlijk berust op de conventie dat we elkaar meestal geloven als we het over onszelf hebben. Toch vindt ook Rorty geen steun van Keizer wanneer hij stelt dat een leven zonder qualia mogelijk is en de filosofie ten strijde trekt tegen een fantoom. Chalmers daarentegen is een filosoof die de qualiadiscussie en daarmee de verklaring van subjectieve ervaringen als het ‹moeilijke probleem› in het centrum van het lichaam-geestprobleem plaatst en ervan uitgaat dat het vooralsnog niet oplosbaar is.
De recent overleden Daniel Dennett, de bekendste wetenschapper op het gebied van de philosophy of mind, stelt als belangrijkste vraag hoe het zelfreflecterend vermogen van de mens te verklaren is uit hersenactiviteit. Via ingewikkelde constructies probeert Dennett in het brein de verklaring te vinden voor het fenomenale bewustzijn, maar hij lijkt volgens Keizer telkens opnieuw bij het beginpunt uit te komen waarin geest en lichaam nog altijd op onbegrijpelijke wijze elk in hun eigen domein opgesloten zitten. Het blijven dualistische herformuleringen, of het nu via de omweg van ‹het in lijn brengen van het manifeste wereldbeeld met het wetenschappelijke wereldbeeld› gaat of via geestloze informatiedragers als memes. Ook met de filosofen komt Keizer dus niet verder met het oplossen van het raadsel.
In ons vak is er sprake van de neuropsychoanalyse, waarin alleen al in de terminologie gesuggereerd wordt dat er als vanzelf een eenheid ontstaat wanneer ‹neuro› als prefix voor het geestelijke, in dit geval de psychoanalyse, wordt geplaatst. Neuropsychoanalyse is ontologisch een onlogisch concept, het blijft psychoanalyse of neurologie. Neuropsychoanalyse hecht niet, er is geen verbinding, het blijven parallelle lijnen met verschillende vertrekpunten en doelen. De neurologie kijkt naar neuronale netwerken en synaptische verbindingen, en de psychoanalyse gaat over het (ongeweten) geestesleven en subjectiviteit. Observeren versus ervaren, vurende neuronen of het genieten van bebopjazz, het derdepersoonsperspectief of het eerstepersoonsperspectief en never the twain shall meet. Het is zoals kijken naar de Jastrow-illusie: we kunnen maar één beeld tegelijk zien. Hoewel er zonder brein geen bewustzijn mogelijk is, geven de hersenen de geest zowel in letterlijke als figuurlijke betekenis (Dirkx 2016). Tussen lichaam en geest is sprake van een hardnekkige latrelatie. Altijd samen, maar nooit bijeen. Bovendien gebeurt al het denken over het lichaam-geestprobleem binnen de geest, dus vanuit een positie die ter discussie staat, wat een zeker ongemak veroorzaakt, stelt Keizer terecht (p. 347). Het is onmogelijk het lichaam-geestprobleem van buitenaf te beschouwen. Omdat we willen denken over het denken is een begrijpende geest, een fenomenaal bewustzijn nodig, en dat is precies wat we willen reduceren, of beter, willen laten verdwijnen in neuronale activiteit. Er ontstaat dan een petitio principii, een cirkelredenering waarin we de geest nodig hebben om deze vervolgens weg te verklaren.
Een eeuwigdurend probleem resteert, ogenschijnlijk een legpuzzel met tachtig miljard stukjes, een voorlopig vergeefse zoektocht naar de heilige graal. Het is mogelijk de handschoen niet op te pakken, het niet als een zinnig probleem te zien, maar eerder als een chronisch misverstand, zoals Rorty doet. Anderen berusten erin dat het probleem onoplosbaar is, omdat het een categoriefout betreft gerelateerd aan een telkens wisselend perspectief. Dit laatste sluit enigszins aan bij een benadering die stelt dat het probleem ons in essentie ontgaat, maar dat het afhankelijk is van kwantumprocessen in de microtubili van de hersenneuronen (Hameroff & Penrose 2014). Keizer concludeert in zijn boek dat wanneer we nadenken over geest en lichaam we onvermijdelijk de vraag stellen naar wie of wat we als mensen eigenlijk zijn. De mens is: ‹een met niets of niemand te rijmen aanwezigheid in wat men ten onrechte beschrijft als een uithoek in het Heelal. Er zijn geen uithoeken in het Heelal. We hebben geen idee waar we zitten› (p. 352).
Literatuur
- Dirkx, J. (2016). Van psychoanalyse naar neuroanalyse — Is er een alternatief? Tijdschrift voor Psychoanalyse, 22(4), 256-269.
- Hameroff, S. & Penrose R. (2014). Consciousness in the universe — A review of the ‹Orch OR› theory. Physics of Life Reviews, 11(1), 39-78.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden