‹Mental cohabitation›: echt contact
Samenvatting
De vijfde studiedag van de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse was opnieuw stimulerend. Gastspreker was de Italiaanse psychoanalyticus Stefano Bolognini, psychiater en opleider bij de Italiaanse Vereniging voor Psychoanalyse, redacteur bij de International Journal of Psychoanalysis en auteur van vele publicaties. De inmiddels bekende inleider van de NVPA-studiedagen, Marc Hebbrecht, lid van de Belgische Vereniging voor Psychoanalyse, gaf een zoals altijd helder overzicht van het werk van Stefano Bolognini aan de hand van drie van zijn boeken.
Verslag van
Studiedag met Stefano Bolognini [Amsterdam, 11 december 2010]
In Psychoanalytic empathy omschrijft Bolognini empathie als een progressief en complex proces van gedeelde beleving van een breed scala aan emoties. Empathie is een intens contact, zowel bewust als voorbewust, waarbij echter nooit het besef van de eigen subjectiviteit verloren wordt. Het is een belangrijke therapeutische factor, en wordt juist ook mede verdiept door de vele momenten van niet-contact hebben. Het ‹niet-weten› verdragen, de breuken repareren, draagt bij tot invoelend weten.
In het poëtisch getitelde Like wind, like wave exploreert Bolognini het gebied van de magische omnipotentie. Bolognini benadert de almachtsfantasieën, als afweer voor het intens angstige gevoel van kwetsbaarheid, met een mild en empathisch begrijpen. Hij lijkt aan te geven dat de echte oplossing voor onze kwetsbaarheid, sterfelijkheid en afhankelijkheid ligt in contact met anderen.
Zijn meest recente boek is Secret passages, een moeilijker, meer abstract boek over de interpsychische dimensie. Hierin beschrijft Bolognini het proces van ‹mental cohabitation›, waarin contact is en gevoelens worden uitgewisseld op basis van projectieve identificatie, enactments, metaforen, symbolen, overdracht en tegenoverdracht in een permeabele verbondenheid tussen analysant en analyticus. De illusie van een ‹perfecte analyse›, waarin de analyticus volstrekt neutraal en abstinent is, wordt verlaten. Hierin betoont Bolognini zich een ware bruggenbouwer, die niet uitgaat van één Koninklijke Weg naar het onbewuste, maar die verschillende wegen kan bewandelen.
Hebbrecht noemde nog verschillende andere aspecten van het werk van Bolognini. Zowel in zijn benadering van het klinisch werk als in zijn intercollegiale contacten pleit hij voor pluralisme. Hij integreert verschillende theoretische standpunten en werkt vooral in de tradities van Freud (drifttheorie, egopsychologie) en Winnicott (objectrelatietheorieën), en, lijkt mij, in die van de intersubjectieve theorieën. In zijn begrip van empathie vind ik echter ook de uitgangspunten van de gehechtheidstheorie en de subtiele afstemming tussen analyticus en analysant (moeder-kind) terug.
In Real wolves and fake wolves — Alternating between repression and splitting in complex clinical cases besprak Bolognini twee casus. Ten eerste Roberta, een dertigjarige vrouw, bekwaam tandarts, met een betrekkelijk serieus, mannelijk aandoend uiterlijk, bij wie neurotische afweermechanismen op de voorgrond staan. Haar klachten zijn angsten en vermoeidheid, door Bolognini in verband gebracht met de energie die het verdringen van haar verboden wensen en verlangens kost. Roberta heeft de tandartspraktijk overgenomen van haar vader. Vader is teleurgesteld in zijn oudste zoon; in Roberta heeft hij in feite zijn ‹favoriete zoon› gevonden. Moeder is heel mooi en vooral bezig met het kopen van vrouwelijke kleding, en daardoor afwezig. Roberta identificeerde zich vooral met de door vader zo gewaardeerde fallische (mannelijke = wolf) kanten. De mannen in haar leven waarderen haar hierom, omdat ze op haar kunnen leunen en haar kunnen bewonderen. Ook in de relatie met de analyticus herhaalt zich dat patroon, met de onderliggende aanname: hij en zij zijn hetzelfde en hij is trots op haar. Het probleem voor Roberta is het ontdekken en reïntegreren van haar feminiene kanten. Ze heeft conflicten rond zwanger worden: betekent dit vrouw zijn, en het opgeven van haar fallische potentie (haar competentie als tandarts bv.)? Bolognini brengt uit het materiaal de verschillende kanten van haar conflict bij elkaar. Mooi is hoe hij van metaforen, sprookjes en symbolen gebruik maakt om de patiënte te begrijpen en haar in contact te brengen met afgeweerde delen van zichzelf. Roberta brengt het sprookje van de wolf en de zeven geitjes in. Bolognini legt een verband tussen het in de klok verstopte geitje (de ‹baby-girl wolve›) dat aan de wolf ontkomt, en haar afgeweerde vrouwelijkheid en angst hiervoor. Via symbolen als een nieuwe auto (een grote Volvo die haar man wil, maar zij niet) bespreekt hij met patiënte haar angst om zelf een container te worden (zwanger van een baby).
Deze casus gaat vooral over oedipale problematiek (conflictpathologie). Zij heeft zich geïdentificeerd met het geïnternaliseerde object (vader) (ik zou zelf zeggen dat ze zich identificeerde met de relatie met haar vader: zij gaat met zichzelf om zoals haar vader met haar omging), maar het is volgens Bolognini niet geïntrojecteerd. Dat wil zeggen dat er nog een deel van het authentieke zelf aanwezig is. Patiënte weert haar vrouwelijkheid af, maar verliest niet haar gehele eigen ‹capital› (zelf).
In de tweede casus staat een vijftigjarige leraar centraal, met zowel conflictpathologie als ontwikkelingspathologie. Bij een dreigende onderbreking door de kerstvakantie kan hij in eerste instantie wel op neurotische manier zijn agressie afweren. In een volgende fase volgt echter een ‹mental anullment›, een ‹nothingness› waarin de patiënt ‹is playing a dead fish›. Hij is ‹a brainless dreamer›, in een toestand van psychotische breakdown — dit alles in de woorden van Bolognini. In de derde fase komt in de man een pervers kind naar boven, met sadistische fantasieën over een jong meisje in zijn klas. Hij splitst zijn verdriet en angst om de verlating van de analyticus af en keert de situatie om: niet hij wordt sadistisch verlaten, maar hij behandelt een weerloos meisje sadistisch. Hoewel Bolognini duidelijk een theoretisch pluralist is, lijkt hij in technisch opzicht meer te werken in het ‹duidende› uiteinde van het continuüm (versus ‹gratificerend› steunend of mentaliseren bevorderend). Nochtans is zijn houding altijd ook die van een ‹container›. Bolognini lijkt echter geen wezenlijk onderscheid te maken tussen de behandeling van neurotische en meer de ontwikkeling betreffende pathologie.
In de middag ging de plenaire groep uit elkaar in vier seminars met door referenten gebracht analyses — onder leiding van Stefano Bolognini, Marc Hebbrecht, Ton Stufkens en Willem Heuves. In het seminar waar ik bij zat, werd weer duidelijk hoezeer Bolognini in staat is om vanuit vele perspectieven naar klinisch materiaal te kijken. Interessant vond ik zijn formulering dat sommige patiënten (de meer neurotisch georganiseerde, met oedipale problematiek of conflictpathologie) ons ‹betere› analytici maken, en sommige ‹slechtere› (de meer borderline georganiseerde patiënten, met preoedipale of ontwikkelingspathologie). Hij bedoelde daarmee dat er in het eerste geval meer ruimte is voor creativiteit, rêverie, cocreatie en duidingen. Bolognini zegt: deze patiënt heeft echt ‹honger› en kan en wil het ‹voedsel› dat wij geven echt ontvangen. In het tweede geval is er minder ruimte; wij begrijpen de patiënt minder goed, zijn lange tijd gefrustreerd en moeten dat verdragen. De patiënt heeft dan iets anders nodig, namelijk een ‹container›.
Het werk van Stefano Bolognini laat zien hoe de analyticus in een analyse echt contact kan krijgen met patiënten die zowel ontwikkelings- als conflictpathologie vertonen. Hij gebruikt een breed theoretisch referentiekader en kan het materiaal vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Bolognini, duidelijk een betrokken en fijngevoelige clinicus, is daarmee een inspirerend denker.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden