Nieuwe visies op vrouwelijkheid in de psychoanalyse
Samenvatting
On Freud's ‹Femininity› is het tiende boek van de psychoanalytisch hoogst interessante serie Contemporary Freud — Turning points and critical issues, uitgegeven bij Karnac. De uitgave start met de publicatie van de volledige tekst Femininity van Freud uit 1933. Bij het (her)lezen van de theorieën over de vrouw die hierin geponeerd worden, kan de lezer niet anders dan begrip opbrengen voor de afwijzende reacties van vele feministen op zijn fallocentrisme. Het zou echter spijtig zijn de tekst zonder meer af te wijzen, zoals de twaalf hedendaagse psychoanalytische auteurs die in dit werk verzameld werden, laten zien. Zij hebben hem gebruikt als het uitgangspunt voor hun reflecties over vrouwelijkheid (‹femininity›). Heel wat hete hangijzers uit Freuds theorieën over de vrouw worden kritisch geanalyseerd. Dit alles leidt tot creatieve output, vernieuwende visies en nieuwe begrippen.
Bespreking van
Leticia Glocer Fiorini & Graciela Abelin-Sas Rose (red.) (2010). On Freud's ‹Femininity›. Londen: Karnac. ISBN 978 1 85575 701 1, 272 pp., £ 22,99
De Amerikaanse psychoanalytici Nancy Kulisch en Deanna Holtzman vallen meteen met de deur in huis door het oedipuscomplex voor het meisje te vervangen door de mythe van Persephone. Deze mythe is volgens hen beter van toepassing op de dynamiek van de vrouwelijke ontwikkeling. Zo maakt ze het onder andere mogelijk om los te komen van de zogenaamde ‹penisnijd› van de vrouw en wordt ook haar intrede in het triadische stadium een creatief-constructief ontwikkelingsmoment waarin de vader als erotisch object toegevoegd wordt aan het complexe identificatieproces met de moeder. De angst voor het verlies van de liefde en de separatie van de moeder wordt de centrale motivator van het zich continu ontwikkelende superego van de vrouw.
De twee daaropvolgende artikelen gaan verder met de noodzakelijke deconstructie van Freuds theorievorming rond ‹het raadsel van de vrouw› omdat dit ‹raadsel› de vrouw benoemt als ‹anders›: onkenbaar, inferieur, mysterieus, passief, angstaanjagend, te veel natuur, te weinig cultuur. Het zijn etiketten waarin de hedendaagse vrouw zich niet herkent. Nieuwe concepten, zoals onder andere ‹generatieve identiteit›, ‹zelfevaluatie van vrouwelijkheid/mannelijkheid›, ‹corporealiteit› en natuurlijk het veelbesproken ‹genderidentiteit› worden becommentarieerd door de Britse Joan Raphael-Leff, die meer dan honderd publicaties op haar naam heeft staan over reproductiviteit en vrouw-zijn. De Argentijnse Leticia Glocer Fiorini beschrijft de impact van de persoonlijke metatheorieën van de analyticus over seksuele verschillen en het vrouwelijke op zijn interpretaties en constructies in de kuur, maar ook de gevolgen ervan voor diens tegenoverdracht.
Het is opvallend dat de enige mannelijke auteur in dit boek niet over de vrouw schrijft, maar reflecteert over de moeilijkheden van de man om zijn vrouwelijke kant toe te laten en biseksualiteit een plaats te geven in de analytische situatie. Freud suggereerde al dat de verwerping van hun vrouwelijke kant, zowel bij zijn vrouwelijke als mannelijke patiënten, een van de belangrijkste obstakels vormde voor het gezond beëindigen van de analyse. Volgens Thierry Bokanowski van de Psychoanalytische Vereniging van Parijs is het psychisch internaliseren van hun vrouwelijke positie voor jongens echter nog traumatischer dan voor meisjes.
Biseksualiteit is ook voor de Amerikaanse Barbara Rocah een breekpunt in de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Ze beschrijft een analyse van een vrouw die leed aan creatieve steriliteit door schuldgevoelens over haar biseksuele fantasieën. Pas door het toelaten van de invloeden van haar vader én haar moeder kon haar creatieve proces op gang komen.
Het afwijzen van de vrouwelijke dimensie als uitkomst van de initiële biseksualiteit wordt door Jacqueline Schaeffer beschouwd als een niet kunnen accepteren van het verschil tussen de seksen. De erotische genitale vrouwelijke dimensie kan volgens deze psychoanalytica van de Franse school enkel tot leven komen als er onderwerping is aan de constante seksuele drift, door de totale beleving van geslachtelijke gemeenschap met zijn extatische plezier. Het vrouwelijke erotogene masochisme is volgens haar de ‹schandalige› oplossing van het vrouwelijke raadsel. In een maatschappij die het verschil tussen de seksen en generaties wil negeren, zouden psychoanalytici misschien een belangrijke rol kunnen spelen: het verdedigen van de seksuele verschillen tussen de seksen opdat de positieve vormen van seksueel genot of de sublimatie ervan worden beschermd.
Graciela Abelin-Sas Rose van het Psychoanalytisch Instituut van New York toont aan dat vrouwen in deze tijd niet meer misbegrepen hoeven te worden. Aan de hand van klinische gegevens gaat ze in tegen een aantal verklaringen van Freud over het zogenaamde povere morele oordeel van vrouwen en hun zwak ontwikkelde superego. De auteur laat het belang zien van de historische en culturele context waarin de vrouwen leven. Zo beschrijft ze het zelfbeeld van Amerikaanse vrouwen in de jaren tachtig van de vorige eeuw, die hun verantwoordelijkheid als zorgdragende — vooral voor hun echtgenoot — heel consciëntieus opnamen, ten koste van hun eigen ontwikkeling. Ze noemt de constellatie van symptomen inherent aan deze vrouwelijke positie het ‹Scheherazade-syndroom›.
Voor de huidige generatie vrouwen zijn het meer de onzekerheden rond hun rol en de rolverdeling die voor psychische druk zorgen. De vrouwelijke identiteit zou zich meer moeten kunnen ontwikkelen onafhankelijk van hun gender, zoals de man al eeuwen heeft kunnen doen.
Met Autonomy and womanhood gaat de Canadese Mary Kay O'Neil verder over de ware-zelfontwikkeling van de vrouw. Ze beschrijft de zoektocht rond concepten als ‹primaire› en ‹secundaire vrouwelijkheid› in de psychoanalytische geschiedenis en besluit dat de vrouw een autonoom zelf ontwikkelt via het moederschap en het vrouw-zijn, niet door een afwijzing ervan.
Het belang van de invloed van zijn impliciete theorieën over gender mag door de psychoanalyticus niet onderschat worden. Volgens Emilce Dio Bleichmar, die zowel in Argentinië als in Spanje werkt, bestaat er een grote behoefte om het begrip ‹gender› in de psychoanalytische theorie te verwerken. Gender is niet enkel een sociologische issue. Het gaat om een complexe structuur van het zelf, die geconfigureerd is door de onbewuste relatie tot vader, moeder en ouderpaar. Het is opvallend dat ook weer in deze tekst het belang van de moeder als model voor het zelf benadrukt wordt in plaats van haar enkel als oedipale rivale te bestempelen.
‹La condition humaine›, de ‹universals of existence›, worden niet gedicteerd door seksuele verschillen, maar door preseksuele en niet-seksuele problemen van het individu. De Argentijnse Mariam Alizade pleit voor een overstijgen van het seksuele in de psychoanalyse om de existentiële dimensie meer plaats te geven. De vrouw vormt geen groter raadsel dan de man, seks is niet enigmatisch voor de vrouw. En met de termen ‹mannelijk› en ‹vrouwelijk› dient in de klinische context creatiever omgesprongen te worden.
Het laatste artikel is in dit boek niet echt op zijn plaats. De Koreaanse analytica Mikyum Kim schrijft een sociologische verhandeling over de positie van de vrouw in Korea vroeger en nu.
Van dit boek onthoud ik dat we natuurlijk gelijkheid willen tussen de seksen op politiek, maatschappelijk, economisch vlak, maar dat dit zeker niet mag leiden tot het opheffen van de seksuele verschillen tussen de seksen. En dat de psychoanalytische denktank hierin een belangrijke rol kan spelen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden