Een intrapsychische of interpersoonlijke oplossing?
Samenvatting
Hoewel de term ‹parentificatie› geïntroduceerd is door Boszormenyi-Nagy, de grondlegger van de contextuele benadering, wordt in Parentificatie – Als het kind te snel ouder wordt gepoogd een integratief beeld te schetsen vanuit zowel een contextueel als psychoanalytisch perspectief. In het boek proberen verscheidene auteurs het begrip ‹parentificatie› te doorgronden. Het is samengesteld uit lezingen van een studiedag, een eerder gepubliceerd artikel en drie hoofdstukken die speciaal voor deze publicatie zijn geschreven. Daardoor worden een aantal begrippen meerdere malen vanuit verschillende oogpunten belicht. Vaak wordt het besprokene geconcretiseerd en verluchtigd met klinisch materiaal. Het belang van het begrijpen van parentificatie wordt in het eerste hoofdstuk uiteengezet. Mark Kinet schat dat parentificatie bij ongeveer een kwart van de volwassen psychiatrische patiënten, van het psychiatrisch ziekenhuis waar hij werkt, een oorzakelijk element is in hun psychopathologie. Vrijmoedig voegt hij eraan toe dat de psychodynamiek van parentificatie ook bij veel hulpverleners speelt. Zij waren vaak het oudste of geparentificeerde kind, en hun — of kan ik beter zeggen onze — curieuze roeping om dit werk te doen is de symptomatische resultante van innerlijke conflicten, die draaien om agressie en schuldgevoelens.
Bespreking van
Mark Kinet (red.) (2010). Parentificatie — Als het kind te snel ouder wordt. Reeks Psychoanalytisch Actueel, nr. 13. Antwerpen: Garant. ISBN 978 90 441 2529 0, pp. 212, E 24,20
Interessant is de manier waarop parentificatie, zoals verwoord door Mark Kinet, beschouwd wordt als een uiterst relevant en prevalent verschijnsel, dat zich bij uitstek op het snijvlak van het intrapsychische en interpersoonlijke situeert. Sommige auteurs richten zich meer op het intrapsychische en anderen meer op het interpersoonlijke.
Boszormenyi-Nagy zelf benadrukte al dat het kind niet alleen als slachtoffer gezien dient te worden, maar ook als iemand die zelfs als medewerker of winnaar beschouwd kan worden, vanuit de idee dat het kind in zekere zin ook bijdraagt aan het voortbestaan van de parentificatie, al gaat het niet om een bewuste keuze. Hij spreekt van een symbiotische afhankelijkheid.
Toch lijkt het alsof gezinstherapeuten parentificatie vooral in verband brengen met projectieve identificatie van de ouder op het kind, waarbij het kind zich steeds meer conformeert aan het afgesplitste deel van de ouder. Daardoor wordt de primitieve afweer van de ouder versterkt en ontstaat een vicieuze cirkel van onderlinge afhankelijkheid.
Bij de bespreking van de gehechtheidstheorie wordt parentificatie door Nelleke Nicolai gedefinieerd als rolomkering. De ouder maakt zichzelf tot object van of voor het kind, van psychologische of fysieke zorg. Er zijn onschuldiger variaties, maar bij volledige omkering van rollen of bij extreem hoge eisen aan zorg en betrokkenheid, ontstaat er mogelijk een gedesorganiseerde gehechtheid, waarin het geparentificeerde gedrag van het kind de functie heeft om het gedrag van de ouder zoveel mogelijk voorspelbaar te maken. Het mentaliseren wordt belemmerd doordat de moeder geen ‹container›-functie heeft, maar ook doordat het niet op op het kind afgestemd zijn leidt tot een ‹vreemd zelf›, dat door dwangmatig zorgend gedrag uitbesteed en onderdrukt moet worden.
Michel Thys biedt een andere visie, geïnspireerd op de theorie van Melanie Klein. Deze gaat uit van de projectieve identificatie van het kind op de ouder. Het kind gaat de door hemzelf gehate afhankelijkheid afsplitsen en projecteren in de ouder. Er wordt wel benadrukt dat het kind nooit als enige verantwoordelijk kan worden gehouden voor de uiteindelijke constellatie.
Bij de benadering die uitgaat van de taaltheorie van Lacan wordt duidelijk gesteld dat de causaliteit van het proces dat leidt tot parentificatie niet te definiëren is. Wel worden de volgende veronderstellingen ten aanzien van het kind gegenereerd: het kind probeert het object van verlangen te zijn van de Ander, het wordt daarbij geconfronteerd met onbewuste fantasma’s van de ouders en vraagt zich af wat ouders eigenlijk willen. Het antwoord blijft uit en het kind probeert een antwoord te formuleren. Bij parentificatie ontzegt het kind zich het eigen verlangen. Wanneer het kind zich genoodzaakt voelt om een behoefte bij de Ander op te vullen, wat niet te vatten is in betekenaars (impliciete dan wel expliciete erkenning), kan een pathologische verankering ontstaan.
In verschillende hoofdstukken wordt vanuit de theorie of door middel van klinische vignetten ook expliciet aandacht besteed aan de behandeling, met name gericht op geparentificeerde kinderen, maar ook op volwassenen die in hun gezin van herkomst geparentificeerd zijn geraakt. Ondanks de veelheid aan theoretische visies, lijkt er meer consensus te bestaan ten aanzien van belangrijke factoren binnen een behandeling. Het belang wordt benadrukt van erkenning van parentificatie van zowel de kinderen als van de ouders in hun gezin van herkomst, evenals de verbetering van een familiale narrativiteit. Voorts wordt gesproken over het geven van betekenis, door onder andere oog te hebben voor onbewuste angsten en agressie. Het wordt essentieel geacht dieptepsychologische en intergenerationele dynamiek in aanmerking te nemen. Als voorbeeld van een individuele therapie wordt een behandeling besproken die is gebaseerd op de objectrelatietheorie en die gebruik maakt van de overdracht en correctieve emotionele ervaring om zo de manifestatie van een ‹waar zelf› te faciliteren. Dit staat dan tegenover het ontwikkeld hebben van een ‹vals zelf› vanuit de defensieve verschijnselen: schaamte, splitsing en projectieve identificatie.
Al met al is dit een erg interessante publicatie, waarvan de inhoud niet makkelijk in een kort stuk te vatten is, vanwege de veelheid aan ingewikkelde theorieën die tentoongespreid wordt. De poging een integratief beeld te schetsen is mijns inziens ten dele gelukt. Omdat het boek is samengesteld uit wat soms losse delen lijken, wordt het eerder aan de lezer zelf overgelaten het gelezene te integreren. Men kan zich overigens afvragen in welke mate er überhaupt gestreefd moet worden naar integratie, met zoveel naast elkaar bestaande visies en theorieën. Juist omdat deze naast elkaar beschreven worden, wordt de lezer zelf uitgenodigd tot reflectie.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden