De omkering van het kristalprincipe
Samenvatting
Op 9 juni 2011 blokletterde De Standaard op zijn voorpagina: ‹Elke generatie Belgen is depressiever.› Op basis van een groots opgezet longitudinaal onderzoek aan het departement sociologie van de Universiteit Gent, in samenwerking met de KU Leuven, blijkt dat elke volgende generatie een stuk depressiever is dan de vorige. Het meemaken van een oorlog zou hierin geen breuk vormen; het gaat om een geleidelijke toename, met elke nieuwe generatie. Uitkomsten van vroegere studies in het buitenland wezen al in die richting. De onderzoekers zien hier twee trends. Enerzijds wordt er steeds meer belang gehecht aan persoonlijke factoren in slagen of falen: wie faalt heeft dat enkel aan zichzelf te danken, dit in combinatie met een zich alsmaar uitbreidend streven naar het ideale. Anderzijds is er de toename van medicalisering en therapeutisering, waardoor de grenzen tussen ‹normale emoties› en ‹ernstige problemen›, tussen psychische gezondheid en pathologie dus, vervagen.
Beide tendensen bevestigen een trend die ik reeds geruime tijd in mijn psychoanalytische praktijk meen te ontwaren.1 In het ontwikkelen van een depressie speelt een opgezwollen Ik-ideaal dikwijls een belangrijke rol. Vele depressieve patiënten voelen zich falen in het willen beantwoorden aan een nietsontziend ideaal. Tegelijk zien we ook op maatschappelijk niveau een woekering van het ideaalstreven, onder meer wat betreft psychische gezondheid. Het voorspiegelen van idealen, van de onbegrensde maakbaarheid, viert meer dan ooit hoogtij. Deze collectieve idealiseringsijver is wellicht niet vreemd aan het toenemende aantal depressies in het Westen.
Daarnaast lijkt de therapeutisering van alle menselijke emoties en gedragingen een hoogtepunt te bereiken. Alle ‹normale› moeilijkheden die inherent zijn aan de menselijke existentie worden uitvergroot tot ‹pathologie›. Freud introduceerde het zogenaamde ‹kristalprincipe›: de pathologie maakt de grondstructuur van het algemene psychische leven zichtbaar en vergroot uit wat in het ‹normale› verborgen blijft. In de pathologie ‹breekt› de mens langs de breuklijnen die tevoren niet zichtbaar waren, zoals een kristal dat op de grond valt, breekt overeenkomstig de innerlijke kristalstructuur. Hieruit valt af te leiden dat het pathologische en het gezonde slechts gradueel en niet wezenlijk van elkaar verschillen. In die zin resulteert het kristalprincipe in een ‹antropologische› benadering van de pathologie: de pathologie, bijvoorbeeld depressie, openbaart iets van het algemeen menselijke als zodanig.
Ik denk dat we tegenwoordig echter een ómkering van het kristalprincipe meemaken: het algemeen menselijke wordt als pathologisch beschouwd. De antropologische benadering wordt nu omgekeerd tot een ‹pathologisering› vanuit de foutieve redenering — zo lijkt het wel — dat als in het pathologische het algemeen menselijke zichtbaar wordt, het algemeen menselijke bijgevolg pathologisch is. Hiermee dreigt het onderscheid tussen normaal en pathologisch weg te vallen, wat iets anders is dan zeggen dat hun verschil slechts gradueel is. De duidelijke stijging van het aantal depressies heeft volgens mij ook te maken met het feit dat onze cultuur geobsedeerd is door ideaalvoorstellingen. Iedereen depressief, iedereen in therapie, en vooral: iedereen aan de medicatie. Niet alleen wie klinisch depressief is, maar iederéén moet zich laten (ver)leiden door het verlangen naar volmaaktheid. De pathologie is dan niet meer de uitvergroting van maar eerder de norm voor het algemeen menselijke.
Nu zou men kunnen stellen dat als praktisch iedereen een bepaald medicament slikt of in therapie gaat, de klachten die daar aanleiding toe geven nog moeilijk als afwijkingen gezien kunnen worden en dat de ‹pathologiseringsgolf› weer zal uitmonden in een algemene normalisering en ‹gezondverklaring›. Toch is het volgens mij niet dát wat er gebeurt. De belevingen en de gedragingen die ‹behandeld› moeten worden, blíjven de karakterisering ‹pathologisch› behouden. Het lijkt wel of de mens in een paradoxale impasse wordt gedreven: hij wordt dringend uitgenodigd zichzelf in ruime mate als pathologisch te bestempelen én dit tegelijk als normaal te beschouwen. We kunnen ons afvragen in hoever de psychoanalyse medeplichtig is aan deze ontwikkeling. Heeft zij met het kristalprincipe onbedoeld de huidige pathologisering mee in de hand gewerkt? Terwijl Freud nog tevreden was de neurotische ellende te vervangen door de banale ellende van alledag, is de latere ambitieuze psychoanalyse er blijkbaar niet in geslaagd het hoofd te bieden aan de druk van maatschappelijk opgedrongen idealen. Ook de psychoanalyse lijkt steeds minder te kunnen weerstaan aan de toenemende zuigkracht die uitgaat van het monsterachtige ideaal van de heilige psychische gezondheid. Door het voortdurend onder de neus wrijven van het pathologische presenteert dit opgezwollen ideaal zich tegelijkertijd echter minder dan ooit als bereikbaar. Je zou — dat is kristalhelder — van minder depressief worden.
Noot
- 1.Zie M. Thys (2011). De tragiek van het ideale. In P. Luyten, W. Vanmechelen en M. Hebbrecht (red.), Depressie — Actuele psychoanalytische benaderingen (p. 99-119). Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden