Vasalis’ ‹mimicry›
Samenvatting
Eind februari 2011 verscheen de langverbeide biografie van de dichter en psychiater M. Vasalis, pseudoniem van Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans (1909-1998).1 Zij is de componist van de twee dichtregels uit overlijdensadvertenties die iedere Nederlander uit het hoofd kent en waar postuum één nieuwe aangrijpende dichtregel bij kwam, geschreven kort voorr haar overlijden. Haar werk werd in vele talen vertaald; ze ontving de Constantijn Huygensprijs en de P.C. Hooftprijs.
De auteur van de biografie, Maaike Meijer, hoogleraar Genderstudies aan de Universiteit van Maastricht, mocht, onder restrictie, putten uit het familiearchief. Meijer zoekt het antwoord op de vraag waarom Vasalis na de publicatie van haar drie dichtbundels stilviel. Na Parken en woestijnen in 1940 verscheen De vogel Phoenix in 1947 en Vergezichten en gezichten in 1954. Daarna zweeg de dichter. ‹Wat een vanzelfsprekend permanent bezit leek ontviel haar, langzaam en pijnlijk›, schrijft Meijer (p. 11). Dat haar schrijven steeds meer ‹moest concurreren met haar andere bezigheden — banen, gezin, familie, haar sociale leven› is eerder een gevolg dan oorzaak van het verlies van creativiteit.
Als leek kan men enkele oorzaken voor dat verlies van creativiteit aanwijzen: het overlijden van haar zoontje, slachtoffer van de polio-epidemie, de oorlog en de hongerwinter, haar ziekten, en de psychose en ontrouw van haar echtgenoot. Maar deze ervaringen kunnen evengoed dienen als bron van literaire scheppingskracht, zoals bij Anna Enquist, of Anna Achmatova.
Hoe gecompliceerd het is blijkt uit de beschrijvingen van Meijer: ‹Kort nadat K [initiaal van Vasalis’ voornaam] het bevrijdende besluit nam om psychiater te worden, geloofde zij ook weer in haar andere toekomst: «Ik zal weer kunnen schrijven»› (p. 130); zelfs na het overlijden van ‹de kleine Phoenix […] alsof de creativiteit wortelt in het verlies, de dood› (p. 321).
Haar psychiatrische opleiding volgt ze in het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort en in het Wilhelmina Gasthuis, waar ook haar aangrijpende gedicht De idioot in het bad ontstaat. De dichter geeft woorden aan dit eenvoudige gebeuren van een, letterlijk, stomme patiënt die ‹aan zusters arm› in bad wordt gedaan; de woordloze verwachting van diens wekelijkse onderdompeling, de wedergeboorte, en de smartelijke teleurstelling. Dan geldt het simpele voorval ineens ons allemaal:
‹En elke week wordt hij opnieuw geboren
en wreed gescheiden van het veilig water-leven,
en elke week is hem het lot beschoren
opnieuw een bange idioot te zijn gebleven.›2
Voor psychoanalytici is het interessant te lezen dat Vasalis in analyse was, tweemaal, met een onderbreking van tien jaar. Uit de eerste periode — waarover Meijer opmerkt: ‹De sessies bij Le Coultre geven haar de rust en de kracht om haar heftige gemoedswisselingen te ondergaan› — een ironisch dagboekcitaat uit ’34: ‹Gelouterd en rein uit de strijd met de sexualiteit, wat zonde van dat goede instinct› (p. 153). Van de tweede periode — midden in de oorlog — laat Vasalis een sinistere beschrijving na: ‹[…] twaalf zonderlinge apostels om de ronde tafel [...] dan een toten-Ritt in het duister naar een tweede huis en dan onder een onbarmhartig schijnende lamp een praktische cursus. Alles zonder enige consumptie, drie uur lang› (p. 306). Het is de duistere periode rond de pogroms en de deportatie van de joodse collega’s, onder wie Karl Landauer. Onder de docenten bevinden zich Driek van der Sterren, die in Wenen bij Richard Sterba in analyse was, en Jeanne Lampl-de Groot die in 1938, tegelijkertijd met de familie Freud, uit Wenen is gevlucht.3
De tweede leeranalyse, nu in het kader van de psychoanalystische opleiding, begint in oktober 1942 eveneens bij Rik Le Coultre, maar ze stopt, definitief, met de aantekening uit haar dagboek (21 januari 1945): ‹Voorlopig staat de analyse stop. Geen tijd en geen zin› (p. 346). Het is dan hongerwinter en ‹overmorgen worden de razzia’s verwacht›.
Vasalis schrijft, maar veel blijft geheim. Behalve dan haar brieven voor de ontvangers, vele brieven. Pas na haar dood wordt een vierde dichtbundel uitgegeven en haar correspondentie met haar uitgever Van Oorschot.
Een mythe rond de psychoanalytische behandeling is dat de creativiteit erdoor zou verminderen, dat deze gevoed zou worden vanuit een neurotisch spanningsveld en dat er indien dit wordt ‹geanalyseerd› geen scheppende bron meer zou zijn. Men kan ook zeggen: jammer dat ze gestopt is met haar analyse. Wellicht had zij dan minder behoeven te lijden onder het vermeende droogvallen van haar dichtader.
Ook in deze zeer informatieve en sympathieke biografie wordt duidelijk dat het creatieve proces, hier van het dichten, niet te vatten is in life events, hoe harmonisch, dramatisch, of traumatiserend ook. Vasalis schiep een even magistraal als — puur kwantitatief gezien — beperkt literair oeuvre. De discrepantie tussen de duizelingwekkende diepte van haar gedichten en de taal van haar uitdrukkingskrachtige prozateksten, dagboekfragmenten, brieven en andere pennenvruchten laat zien hoe onvatbaar en onbevattelijk talent is. Wie een gedicht van haar tracht te memoriseren, loopt tegen het fenomeen aan dat de afstand weergeeft tussen gedicht en gewone taal. De alledaagse woorden in de dichtregels laten zich met grote moeite voegen in de grammatica van de dagelijkse spraak, terwijl zij daar bij nadere beschouwing naadloos op aansluiten. Maar dat blijkt pas na lezing en terugkeer uit het elisium of het inferno, of het bad, dat het gedicht oproept. Vasalis staat als dichter op eenzame hoogte, bijvoorbeeld als ze beschrijft dat er een boom wordt geveld in het Vondelpark:
‹[...] met lange groene lokken. / Hij zuchtte ruisend als een kind / terwijl hij viel, nog vol van zomerwind. / Ik heb de kar gezien die hem heeft weggetrokken [...]›
Het gedicht bloedt van weemoed en herinnering, aan oorlog, aan de dood van een kind, aan de wereld, aan al datgene dat we buiten gedichten tevergeefs onder woorden trachten te brengen. Ook de laatste regel van haar allerlaatste gedicht uit de postuum verschenen bundel De oude kustlijn toont haar nog ongeschonden creativiteit, opgetekend kort voor haar overlijden:
‹Het werd, het was, het is gedaan.›
Het is de nieuwe dichtregel voor rouwadvertenties, goed voor een hele eeuw bezinning.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden