Het derde subject in psychotherapie
Samenvatting
Estragon (rendu à toute l’horreur de sa situation): Je dormais. (Avec reproche) Pourquoi tu me laisses jamais dormir?
Vladimir: Je me sentais seul.
Estragon: J’ai fait un rêve.
Vladimir: Ne le raconte pas!
Estragon: Je rêvais que …
Vladimir: — NE LE RACONTE PAS!
(En Attendant Godot, Samuel Beckett)
Verslag van
De droom in de hedendaagse psychoanalyse [Kortenberg, 25 februari 2011]
De geschiedenis van de film herhaalt de geschiedenis van het denken over de droom. Rond deze stelling regisseerde Marc Hebbrecht op 25 februari 2011 zijn twee lezingen in het kader van de zesde studienamiddag van het psychotherapeutisch centrum KLIPP (Klinische psychotherapie voor persoonlijkheidsmoeilijkheden; UPC-KULeuven, campus Kortenberg; www.klipp.be), naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek De droom — Verkenning van een grensgebied (De Tijdstroom 2010).
De eerste lezing bevatte twee delen. In het eerste werd de geschiedenis van het denken over de droom in het Westen in vogelvlucht besproken, in het tweede werd aan de hand van enkele filmfragmenten het denken over de droom geïllustreerd.
Hebbrecht herkent in de geschiedenis van het denken van de westerse mens twee opvattingen over de droom, namelijk een ‹externalistische› en een ‹internalistische› visie. De Grieken bijvoorbeeld beschouwden de droom als een visitatie van de goden. In de droom kreeg de sterveling een externe boodschap met profetisch karakter. Deze ‹externalistische› visie — de oorsprong van de droom ligt buiten de mens — vinden we ook terug in de Schrift, waar de droom deze ‹waarzeggende› eigenschap behoudt. In de Middeleeuwen komt de nadruk meer te liggen op het visionaire, op die andere werkelijkheid dan degene die bewoond wordt door de goden van de Olympus. In de achttiende eeuw — eeuw van de Verlichting — begint het inzicht te dagen dat dromen iets zeggen over het interne leven van de mens, de helende kracht van dromen komt dan meer op de voorgrond. Vanaf het midden van de negentiende eeuw maken profeties en visioenen plaats voor interne processen. In die tijdspanne ontstaat het denken over een onbewuste. De droomduiding (1900) van Freud vormt het belangrijkste werk over de droom binnen het ‹internalistische› perspectief. In het werk van de late Bion lijkt Hebbrecht een mogelijke synthese te zien van beide opvattingen over de droom.
Aan de hand van enkele fragmenten uit drie films probeerde Hebbrecht een evolutie te tonen die recht deed aan de verschillende opvattingen over de droom.
Un chien andalou (1929) vormt de symbolische weergave van de ontmoeting van twee dromers, meer bepaald twee dromen, die van Buñuel en Dalí. De film overstijgt alle rationaliteit en realiteit en wordt dan ook terecht door Breton beschouwd als een van de belangrijkste werken van het surrealisme. De droom wordt getoond en zorgt bij de kijker voor een sterke emotionele respons. Niemand ondergaat het doorsnijden van een oogbol met een scheermes op stoïcijnse wijze. De droom staat ver van de kijker, komt van buiten en enige inleving of begrip is onmogelijk.
In Wilde aardbeien van Bergman (1957) zien we een evolutie in de inhoud van de dromen van het hoofdpersonage na het doorwerken van bepaalde innerlijke conflicten in de loop van de film. De droom wordt geïnterpreteerd, de verhouding van het hoofdpersonage tot zijn ouders staat hierin centraal. Droomduiding en droomarbeid krijgen hier een mooie filmische invulling.
In de derde en laatste film, Inception (2010) van Nolan, worden dromen beschouwd als antwoord op de problemen van onze tijd, zoals de gejaagdheid van de moderne mens en de crisis in het identiteitsgevoel. Volgens Hebbrecht resoneert regisseur Nolan hier mee met het dromen van de ‹tijdgeest›. De droom wordt meegedroomd en verliest daardoor zijn surreële karakter. Voor enige interpretatieve arbeid — laat staan bezinning — is er geen tijd bij het kijken naar deze film.
De droom als komende uit een dimensie extern aan de mens, de droom als teken van intern conflict en de droom als weergave van de reactie van de moderne mens op de uitdagingen van de tijdgeest komen respectievelijk overeen met de visie op de droom in de tijd vóór de Verlichting (Oudheid, christendom, Middeleeuwen), in de tijd van Freud en in het werk van de late Bion.
De tweede lezing ging over de droomduiding anno 2011. Als eerste kwam de betekenis van de droom ter sprake. Naast het evacueren van ‹psychisch afval› moet het dromen ook gezien worden als het creëren van betekenis. Dit laatste gebeurt wezenlijk intersubjectief, bijvoorbeeld in het analytische proces. Daarna kwam de status van de droom aan bod. Hier volgt Hebbrecht Freud waar hij zegt dat de droom de koninklijke weg is tot het onbewuste. In bepaalde gevallen kan de droom ook wijzen op afweer bij de patiënt als deze enkel over dromen vertelt en niets brengt uit de eigen biografie. Ten slotte vatte Hebbrecht zijn visie op de droomduiding samen. Naast het belang van Freuds kernopvatting over de droom (de droom als vervormde uitdrukking van een verborgen wens) benadrukt hij het belang van enerzijds de betekenis van de manifeste droom, anderzijds de aandacht voor het droomproces (kunnen dromen, het ontwikkelen van droomcapaciteit, het stimuleren van dromen etc.). Om aandacht te kunnen hebben voor het dromen van de ander moet de analyticus zichzelf ‹leeg› maken; de wil tot verklaring (duiding? — SV) vormt een hinderpaal tot het samen kunnen dromen en doorwerken van problemen waarmee zowel analysant als analyticus worstelen. In het gezamenlijk dromen ontstaat het ‹derde subject›, dat beiden omvat en de therapeutische band weerspiegelt. Als er in de droom van analysanten veel ijs en sneeuw voorkomt, is het tijd om wat extra aandacht te schenken aan het rapport.
Waar gaat de droom nu éígenlijk over? Onopgeloste interne conflicten uit onze kindertijd of uit ons evolutionaire verleden (Freud)? De toekomst (Oudheid, Middeleeuwen)? Bion spreekt over de onpersoonlijke, goddelijke dimensie ‹O› waartoe we toegang krijgen in het dromen. Misschien vormt dat wel een uitdaging voor de analyticus: hoe de brug te maken tussen het autobiografische, narratieve zelf en de onpersoonlijke dimensie die ons allen omvat? In afwachting van ‹God-O›1 dromen we rustig verder.
Noot
- 1.Samuel Beckett zou in analyse geweest zijn bij Bion (J.S. Grotstein 2007, A beam of intense darkness — Wilfred Bion’s legacy to psychoanalysis. Londen: Karnac, p. 326).
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden