Over spel, macht en kracht
Samenvatting
De European Federation for Psychoanalytic Psychotherapy (EFPP) heeft in samenwerking met Karnac vanaf 1996 een eigen serie titels — The EFPP Clinical Monograph Series — uitgegeven, waarvan Play and power het dertiende deel is. Het bestaat uit een bundeling lezingen van het Kopenhagen-congres (2007) georganiseerd door de drie secties (volwassenen, kind & jeugd, groep) van de EFPP. Het thema combineert twee begrippen, spel en macht, die op het eerste gezicht tegenstrijdig lijken. Voor deze bespreking kies ik voor twee artikelen die over kindertherapieën gaan.
Bespreking van
Karen Vibeke Mortensen & Liselotte Grünbaum (2010). Play and power. Londen: Karnac. ISBN 978 1 85575 803 2, 178 pp., £ 20,99
De hoofdlezing werd verzorgd door Monica Lanyado, zo ook de eerste bijdrage in het boek. Ze doet verslag van een langerdurende (vijf jaar) psychotherapie, onder de titel: Transformations through play — Living with the traumas of the past. Lanyado begint met te stellen dat winnicottiaanse begrippen zoals bijvoorbeeld ‹spel›, telkens weer verschillend worden ‹verstaan›. In haar interpretatie van de therapeutische theorie en praktijk van de Independents (de derde ‹school› — geinspireerd door het werk van Winnicott — binnen de British Society, naast de freudianen en de kleinianen) legt ze de nadruk op de begrippen ‹living›, ‹being alive› en ‹the ability to live life to the full›. Het betekent dat spelen/leven vooral een kwestie is van speelsheid en dat de focus van een psychotherapie vooral bestaat uit het in stand houden van een intermediaire ruimte.
Een jong pubermeisje komt op haar twaalfde in psychotherapie. Toen ze zeven was, werd ze geadopteerd. Haar biologische ouders waren beiden doof en kenden zelf een traumatiserende voorgeschiedenis. Op haar vijfde, verlaten door haar moeder, verbleef ze in twee pleeggezinnen. Tijdens de psychotherapie verandert patiënte van een angstige, rusteloze, ongedurige en impulsief-uitagerende puber in een rustig spelende, denkende en vertellende adolescente, die nieuwsgierig wordt naar haar achtergrond. Verschillende thema’s worden goed doorgewerkt, mede dankzij de goede groeimogelijkheden van patiëntes persoonlijkheid en de techniek en attitude van Lanyado, die ze omschrijft als ‹speels›. Na vijf jaar besluiten patiënte en psychotherapeute om te onderzoeken hoe het beëindigen van de therapie vorm kan krijgen. Naar aanleiding hiervan komen, naar goed gebruik, weer nieuwe thema’s aan de orde, die vooral betrekking hebben op de — deels angstige — verwachtingen over hoe het zal gaan na het stoppen.
En dan beschrijft Lanyado gedetailleerd een van de laatste zittingen, die tot haar verrassing totaal anders verloopt dan anders. Haar patiënte gaat ‹in een krulletje› op de bank (de sofa) liggen en zegt de rest van het uur helemaal niets meer. Lanyado interpreteert dit als een rustige, alerte en verstilde houding van patiënte, beschouwt dat als ultiem teken van gemaakte therapiewinst, en besluit zelf ook te zwijgen. In dat zwijgen probeert ze te zoeken naar een verklaring voor het gedrag van haar patiënte. Al denkend vermoedt Lanyado aanvankelijk een onbewuste identificatie met de therapeutische basishouding van de psychotherapeute. Maar plots ziet ze een mogelijke parallel met haar eigen meditatieoefeningen waarmee ze zelf al jaren iedere dag begint. Ze vraagt zich af of het mogelijk is dat haar ‹meditatieve› houding verwant is aan de ‹calming, holding and containing states of mind› die onderdeel zijn van een psychoanalytische techniek en aan haar ‹speelse› attitude, ontleend aan het werk van Winnicott. Lanyado theoretiseert verder dat een verklaring ook te vinden is bij de nieuwe neurofysiologische hypothesen over de invloed van een rustig brein op een getraumatiseerd brein en verwijst naar het werk van Shore over het effect van stresshormoon op affectregulatie. In een discussie bij haar bijdrage noemt ze nog de recente onderzoeksresultaten van experimenten met boeddhistische monniken, waaruit blijkt dat meditatie een genezend effect heeft dat ook te meten is met fMRI-scans.
De kracht van de EFPP-congressen zit voor een deel in de pittige coreferaten. Liselotte Grünbaum vindt in haar commentaar dat de ‹stilte› van het zwijgen van zowel patiënte als van de psychotherapeute geïdealiseerd wordt. Zou het plotse zwijgen niet ook een breuk kunnen zijn in patiëntes nieuw opgebouwde capaciteit in speelsheid, en eerder, ter afweer van angst voor het naderend einde van de therapie, een poging om troost en bescherming te vinden in het stille, afgesloten therapienest? En zouden daarin dan ook echo’s te ‹horen› zijn van een kleine baby die ooit troost en bescherming zocht in de stilte van een dove moeder? Grünbaum plaatst ook kanttekeningen bij de verschillende theoretische modellen die Lanyado gebruikt en vermoedt dat dat misschien afbreuk zou kunnen doen aan de consistentie van het therapeutisch handelen.
Diezelfde Grünbaum laat in haar eigen bijdrage aan de bundel — Survival and helplessness in empty space — zien hoe helder je kunt zijn in het gebruik van een consistent geheel van theorieën, in dit geval bij de behandeling van een ernstig getraumatiseerd meisje van zes jaar. Ze schetst eerst een theoretisch kader aan de hand van de lijn Klein-Bion-Steiner-Mitrani (een lijn die wel een innerlijke en onderlinge theoretische samenhang bezit) en bespreekt haar stelling dat er zich onherroepelijk, in iedere behandeling van ernstig, herhaald trauma, een fase voor zal doen van een zich repeterende sfeer van lege doodsheid rond een drukkende, dwingende stilte. Hoe valt dat te begrijpen en hoe kan de therapeut hierin blijven ‹werken›? Dat zijn de twee vragen die ze probeert te beantwoorden en ze illustreert dit met een gedetailleerd en ontroerend verslag van enkele zittingen, waarin het hanteren van de tegenoverdracht centraal staat. Alleen al voor Grünbaums bijdrage is de bundel het aanschaffen waard, in ieder geval voor psychotherapeuten die werken met kinderen en jeugdigen in de publieke sector.
De andere hoofdstukken gaan over het gebruik van spel en speelsheid in groepstherapieën, over de destructieve krachten van spel onder de titel The power of hate in therapy, met vignetten van therapie met volwassenen en over het gebruik van ‹archaisch spel› (beweging en geluid) in de behandeling van autistische kinderen. De bijdrage van Jacob Siegel, The return of the absent father, begint met een aardig motto: ‹If you want to hear music on a CD player, you have to press the Power button first, and then the Play button. If you press Play without pressing Power first, you will get nothing. There is no play without power first!›
Dezelfde speelsheid rond de woorden ‹spel›, ‹macht› en ‹kracht› — power-play en play-power — is te vinden in een bijdrage van Gerhard Wilke. Hij behandelt het gebruik van psychoanalytische inzichten bij conflicten op de werkvloer en geeft adviezen hoe we als beroepsgroep ‹speels› kunnen blijven in het machtsspel dat gespeeld wordt in de gezondheidszorgsector. Met deze laatste bijdrage blijft de EFPP trouw aan haar doelstelling een federatie te zijn die het psychoanalytische gedachtegoed wil bevorderen ‹in the public sector›.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden