Kalme chaos
Samenvatting
In haar artikel The Otherness of sexuality — Excess vraagt Ruth Stein aandacht voor het excessieve karakter van psychoseksualiteit. Ze bedoelt daarmee: het bovenmatige, buitensporige, grenzeloos-ontoereikende. Volgens haar wordt het seksuele soms te veel geromantiseerd, geësthetiseerd en genormaliseerd, ten koste van de meer duistere, archaïsche kanten; het excessieve dat psychische structuur kan ontwrichten maar ook kan worden gezocht ter herstructurering.
Patients tell us of encounters or practices that are sometimes strange, excessive, ‹perverse›, and irrational, and we at such moments hastily reach for explanations that help us normalize such experiences (Stein 2008, p. 53).
Recent las ik Kalme chaos, een roman van de Italiaanse schrijver Sandor Veronesi. Ik vond dat een aangrijpend boek, maar werd getroffen door het feit dat de recensies van het boek nalieten om een bepaald aspect van het boek te noemen, een aspect dat Steins stelling illustreert.
Pietro leeft samen met zijn vriendin Lara met wie hij een dochtertje van tien heeft, Claudia. In het eerste hoofdstuk ligt Pietro samen met zijn broer op het strand uit te hijgen. Ze hebben net gesurft; ze voelen zich onkwetsbaar en onaantastbaar. Plots horen de broers paniekkreten bij de vloedlijn: twee vrouwen dreigen te verdrinken. In een roes duiken ze de zee in en redden deze vrouwen; niemand kijkt echter naar de redders om. Pietro komt thuis en treft zijn dochtertje ontredderd tussen huilende, ontdane mensen rond het lichaam van Lara die net is gestorven aan een hartinfarct.
Deze twee scènes vormen het overrompelende eerste hoofdstuk. Daarna komt het wachten op de vreselijke klap die maar niet komt. Na de begrafenis neemt het gewone leven weer zijn loop, met dat verschil dat Pietro besluit om zijn dochtertje naar school te brengen en haar daar op te wachten, iedere dag, in zijn auto, tot de school uit is; hij besluit niet (meer) naar zijn werk te gaan. In de luwte van het wachten komen steeds meer mensen hem, verwonderd, opzoeken. Hij ontvangt ze als een soort psychotherapeut tegen wil en dank: zijn broer, zijn schoonzus, collega's van zijn werk, zijn baas. Het lijkt alsof Pietro's gapende leegte — het Griekse ‹chaos› betekent ‹gaping› — als een zwart gat de zorgen van anderen aantrekt. Veronesi deconstrueert de kalme chaos van Pietro's innerlijk aan de hand van kleine stukjes ‹gewoon dagelijks leven› en laat op de achtergrond de kalme chaos van Claudia's latentieleven vanzelfsprekend doorgaan. Die deconstructie verbeeldt een schijnbare sereniteit, een ontroerende mildheid van een volwassen vader die alle tijd neemt om zijn dochtertje voor de grote klap te behoeden en ondertussen in de luwte mijmert over vriendschap, broederliefde, arbeidsethos et cetera. Tot Pietro's stijgende verbazing komt de grote klap van het verdriet niet, wel een ongedurige, vage rusteloosheid. Zijn wachten is echter geen mediterende, kritische beschouwing op het jachtige van het moderne leven, ook niet een idealiserende lofzang op de rust van een vlijtig latentieleventje — aspecten die in de recensies op de voorgrond staan — nee, het is een vertwijfelde, buitensporige impasse. Hij kan niet overgaan tot de gewone orde van alledag. Maar wat maakt dat dit hoofdpersonage zo 'n excessieve beslissing neemt zich helemaal terug te trekken?
Het antwoord is mijns inziens te vinden in de eerste reddingsscène. Veronesi beschrijft uitvoerig hoe Pietro de grootste moeite heeft om ‹zijn› vrouw vast te pakken. Ze trekt hem in doodsangst telkens weer onder water en roept: ‹Laat me niet alleen.› Het lijkt alsof de vrouw dood wil, en Pietro denkt woedend: ‹Ik wil niet dood; ik wil onder haar dodelijke omhelzing wegglippen, weg onder die begerige nagels die de huid van mijn lijf scheuren.› Het lukt Pietro om achter haar rug te glijden, haar te omklemmen, en met krachtige slagen van zijn bekken zijn kalmte te hervinden. En dan gebeurt er iets absurds: in deze enigszins obscene houding krijgt hij een erectie.
Het besef dat hij een vreemde vrouw redde — in een vreemde mengeling van woedende opwinding en vertwijfeling — op hetzelfde moment dat hij zijn Lara niet kon redden, maakt die redding en Lara's overlijden, nachträglich, tot een geseksualiseerd trauma. Vanaf dat moment gaat Pietro gebukt onder schaamte en schuld, en probeert hij wanhopig — dertig hoofdstukken lang — onder die gevoelens uit te komen. Hij wil het goed maken door nu — even excessief — zijn dochter te redden, in de overtuiging: ‹Als ik haar niet redt, haar loslaat, dan verdrinkt ze.› Maar de enige die dreigt te verdrinken is Pietro.
Pas aan het eind van het boek komt de doorbraak met een tweede seksscène. Pietro maakt een afspraak met de vrouw die hij redde. ‹Ze was onweerstaanbaar, en ook verrassend vulgair. Haar verschijning heeft me in verwarring gebracht omdat ze echt iets obsceens uitdrukt in weerwil van alle redenen die haar hadden moeten inpassen in het kader van de keurige verschijningen waarmee mijn dagen bij de school al twee maanden rijkelijk worden gevuld.› Tijdens een schaamteloze, excessieve seksscène wordt Pietro overvallen door ‹de holle echo van een afschuwelijke klacht die weerklinkt in de diepste diepte van mijn lendenen, de weerklank van een ver, wanhopig verdriet›.
Ruth Stein verwijst in haar artikel naar Leo Bersani, die de neiging beschrijft om ‹dat wat ontredderde› te herhalen, op de spits te drijven en op zoek te gaan naar een ‹buitensporige ander› die ontwricht, in de hoop een nieuwe integratie te vinden. Zolang er geen ‹andere› is die het teveel aan opwinding op kan pakken is er geen bescherming tegen dwingende belevingen van hulpeloosheid en defensieve onmacht die resulteren in almachtsfantasieën. Pas na dit exces kan Pietro horen wat Claudia hem probeert te zeggen. Wanneer hij haar vraagt wat ze het liefste zou willen, met de treffende formulering: ‹… iets waarvan je graag zou willen dat het gebeurde …› antwoordt ze tot zijn verbazing: ‹Dat je niet meer op me wacht maar weer naar je werk gaat.›
En pas dan komt de klap. Pietro is verdoofd door schaamte en schuld. In een lange innerlijke monoloog spreekt hij iedereen die hij ontmoette verontschuldigend toe. En pas dan kan Pietro verzuchten — als laatste zin van het boek: ‹En zouden jullie me nu Lara willen geven, alsjeblieft?›
Literatuur
- Veronesi, S. (2006). Kalme chaos. Amsterdam: Prometheus.
- Stein, R. (2008). The Otherness of sexuality — Excess. Journal of the American Psychoanalytic Association, 56, 43-71.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden