Obiit Joyce McDougall (1920-2011)
Samenvatting
Toen via de nieuwsbrief van www.oedipe.org het overlijdensbericht van Joyce McDougall in mijn mailbox terechtkwam was het toch even slikken. In de loop van de jaren negentig las ik haar belangrijkste boeken (zie hieronder). ‹Neoseksualiteit›, ‹normopathie› en ‹transitoir object› zijn slechts enkele van haar oorspronkelijke concepten die mijn praktijk hielpen verhelderen. Maar ook om meer algemene redenen was de lectuur van McDougall een beklijvende en inspirerende ervaring. Aangezien ik voornamelijk werk met psychiatrische patiënten vond ik in haar meteen een wegbereider die veel onbetreden psychoanalytische paden heeft bewandeld. Theoretisch was ze daarbij niet experience distant, maar experience near. Ze was wars van elk dogmatisme en onder het motto ‹throw away the book› opende ze haar geest voor de steeds unieke psychoanalytische ontmoeting. Handelsmerk zijn dan ook haar rijke klinische vignetten waarin ze op levendige, authentieke en transparante wijze van de intimiteit in de spreekkamer getuigt. Het wemelt er van de enactments. Dit overdrachts-tegenoverdrachtsgebeuren wordt telkens weer scherpzinnig, spitsvondig en/of fijngevoelig geanalyseerd. Dit ook en vooral bij de ‹klassiek› onanalyseerbaar geachte patiënten. Ze vertonen ernstige tekorten in hun symboliserend dan wel mentaliserend vermogen. Ze zijn in hun vroege ontwikkeling geschaad, of vastgelopen door allerlei trauma. Ze hebben te lijden onder afgesplitste of gedissocieerde protomentale inhouden. Ze zijn niet toegekomen aan de meer gedifferentieerde objectrelaties van de depressieve positie en/of het oedipale register. Ze ontwikkelen diverse vormen van perversie die door haar worden begrepen als defensieve scenario's om diverse angsten te pareren. Ze kenmerken zich ten slotte door diverse vormen van negatieve overdracht en van destructieve aanvallen op de psychoanalytische borst. Als geen ander waagt McDougall zich dan als actieve participant op de vloer van de figuurlijke spelkamer om er op doordachte, maar vruchtbare wijze van tegenoverdrachtelijke verschijnselen gebruik te maken.
Joyce McDougall was Nieuw-Zeelandse van geboorte. Naar aanleiding van de lectuur van Georg Groddecks boek over het Es studeerde zij psychologie. Gedurende drie jaar participeerde ze in Londen aan de Britse psychoanalytische opleiding. Ze maakte er de naweeën mee van de ‹Controversial Discussions› (1941-1945; zie King, 1991) binnen de Britse Vereniging. Ze belandde met onder anderen Donald Winnicott en Christopher Bollas in de Middle Group, met haar uitgesproken objectrelationele inspiratie. In 1953 volgde ze haar eerste echtgenoot naar Parijs, waar zij mede dankzij een aanbevelingsbrief van Anna Freud voor Marie Bonaparte snel verdere opgang maakte binnen de Société Psychanalytique de Paris (Roudinesco 2011). Ook daar kwam zij terecht in een institutionele tragikomedie met zijn typische narcistische en machtsconflicten: de splijting die zich kristalliseerde rond Jacques Lacan. Hoewel zij hem bewonderde om zijn theoretische démarche heeft zij zijn school niet gevolgd, terwijl ze anderzijds wel zijn seminaries bleef bijwonen. McDougall heeft altijd een brugfunctie vervuld tussen de Franse en de Angelsaksische (Londen, New York) psychoanalytische culturen. Ook dit wekt grote sympathie bij menig Vlaamse psychoanalyticus die voortdurend laveert tussen Latino- en Anglofilie, met hun respectievelijke neiging tot rationalisme en empirisme, dogmatisme en pragmatisme. Te waarderen is dan een vrijheid van inspiratie en een klinisch-theoretische inventiviteit die de vrucht is van McDougalls (vrijwillige of noodgedwongen?) transculturele integratie. Volgens Jean Luc Donnet (2011) koppelde McDougall ‹rebellie tegen rigiditeit aan een respect voor principes, vastberaden oordeelsvermogen aan creatieve fantasie, zachte humor aan scherpe ironie, zelfzekere vrouwelijkheid aan moederlijke zachtheid›.
McDougall was vooral geïnteresseerd in verslaving, psychosomatiek, borderline, trauma en (net zoals haar vriend Robert Stoller) in afwijkende vormen van genderidentiteit en seksualiteit. ‹Normopathie› behelst voor haar de neiging zich overdreven aan te passen aan sociale gedragsnormen zonder de eigen subjectiviteit tot uitdrukking te brengen. Dit is verwant aan Sartres concept van de ‹mauvaise foi›, waarbij een persoon pretendeert onverdeeld (‹plein d'être›) met zichzelf en zijn sociale rol samen te vallen. Zodoende miskent hij zijn continue keuzevrijheid en verantwoordelijkheid. McDougall pleit voor een zekere graad van abnormaliteit (c.q. psychose of perversie) ook en zelfs bij de beoefenaren van de psychoanalyse. Ze zorgt volgens haar voor voldoende creativiteit. Een en ander staat haaks op idealiserende opvattingen over de volledig uitgebalanceerde, zoal niet steriele, psychoanalyticus.
In de verslavingszorg introduceerde zij de notie van het ‹transitoir object›. Het is een mislukt transitioneel object. Het is en blijft altijd daarbuiten, raakt niet gesymboliseerd, en betrokkene blijft ervan afhankelijk om separatie en andere onlust te pareren. ‹Neoseksualiteit› is McDougalls alternatieve bewoording voor perversie. Het gaat om starre scenario's om zich tegen castratie-, separatie-, fragmentatie- en desintegratieangsten (al dan niet tegelijk) te verdedigen. In zekere zin is alle seksualiteit voor haar neologisch. Binnen de statistiek van de Gausscurve zijn dan ook veel verhoudingen en standjes mogelijk. Ook gebruikt ze de metafoor van het theater om te verwijzen naar de manier waarop de psychische realiteit binnen de spreekkamer op het toneel verschijnt. Er is dan een actieve, verterende en vertalende therapeut nodig om hieruit subjectieve realiteit en geschiedenis te distilleren. Dit geldt a fortiori bij psychosomatiek en verslaving, waarin — in een woordspeling — a-dictie primeert.
Sinds Aristoteles maakt de logica onderscheid tussen het particuliere, universele en singuliere. Het particuliere situeert zich in een specifieke ruimte en tijd. Het is pure couleur locale. Het universele is algemeen geldig. H2O is altijd en overal water, net zo valide als 2 + 2 = 4. In het singuliere ontmoeten het particuliere en universele elkaar. De moskee van Kairouan en Onsterfelijkheid van Milan Kundera zijn tegelijk vehikel van dit particuliere en universele. McDougalls consequente en consistente klinische insteek vanuit de intimiteit van de analytische situatie maakt je als lezer onmiddellijk betrokken bij de sessies met hun (tegen)overdrachtelijke bewegingen. Het is de singulariteit die objectivering uitsluit en heel wat van McDougalls patiënten laat oplichten tot prototypische portretten die (zoals in de zogenaamde precedenten van de Angelsaksische rechtspraak) wet maken. Deze stap van het bijzondere naar het algemene brengt haar eerder in de sfeer van de kunst dan van de wetenschap. Voor sommigen legitimeert dit mogelijk een kritische noot. Anderen vinden het een godsgeschenk dat zij geen school probeerde te maken. A dieu, Joyce!
Literatuur
- Zie voor Donnet, King & Steiner en Roudinesco www.markkinet.be.
- McDougall, J. (1978). Plaidoyer pour une certaine anormalité. Parijs: Folio-Gallimard.
- McDougall, J. (1982). Théâtre du Je. Parijs: Gallimard.
- McDougall, J. (1989). Théâtre du corps. Parijs: Gallimard.
- McDougall, J. (1996). Eros aux mille et un visages. Parijs: Gallimard.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden