Salome: adolescente tussen psychose en perversie
Samenvatting
Het minste wat men over Salome, de opera van Richard Strauss, kan zeggen is dat hij fascineert.
Eén reden hiervoor is het libretto, gebaseerd op een ijzingwekkend toneelstuk van Oscar Wilde. Zowel vanwege dat aanstootgevende libretto als door de extravagante partituur lokte de opera vanaf zijn eerste opvoering in 1905 niet alleen afschuw en verbijstering, maar ook blijvende fascinatie uit. Dit nu, is ook het lot dat vele perversies ten deel valt.
De profeet Jochanaän is gevangen genomen omdat hij kritiek uitte op het huwelijk van Herodias met haar schoonbroer Herodes. Al bij de eerste aanblik raakt Salome, de dochter van Herodias, verliefd op de profeet. Omdat die verliefdheid onbeantwoord blijft, verleidt ze haar stiefvader Herodes ertoe hem te doden. Later zal Salome de dode mond van Jochanaän kussen: ‹Ich habe deinen Mund geküsst.› Hierop geeft Herodes het bevel haar te doden, alsof hij zijn eigen weerspiegelde perversie en machtswellust de kop wil indrukken.
Salome is een gelaagd, poëtisch werk dat men geweld dreigt aan te doen door het te analyseren. Desondanks vroeg ik me af hoe we de dynamiek van Salome kunnen begrijpen indien we haar als een hypothetische casus zouden zien.
Het stuk fascineert, niet alleen door de alomtegenwoordige machtswellust, maar ook omdat het focust op de narcistisch spiegelende, inverterende kant van de seksualiteit die het geslachtsverschil ontkent. Hier is Oscar Wilde als homoseksueel op zijn best. Zijn verhaal overstijgt alle psychiatrische categorieën en toont ons een escheriaans universum van in elkaar overlopende diagnostische lussen.
Het kijken, de blik, speelt vanaf het begin van de opera een belangrijke rol. Niets is echter zoals het lijkt, wat volgens Chasseguet Smirguel kenmerkend is voor de perversie.
De page zegt: ‹Kijk naar de maan. Hoe vreemd lijkt de maan. Ze is als een vrouw die oprijst uit een graf. Ze is als een dode vrouw. Je zou kunnen denken dat ze op zoek is naar dode dingen.› Het kijken heeft een dreigende ondertoon en, zoals in de perversie, kan alles wat is, ook ongedaan gemaakt worden.
Terwijl de gevangenisbewaker en Herodes hun blik niet van Salome kunnen afhouden, kijkt zíj vol begeerte naar Jochanaän. Dat deze haar blik niet beantwoordt, wordt zijn ondergang. In haar kijken spiegelt Salome zich aan de mannelijke blik. Bovendien lijkt ze zich meester te willen maken van de morele integriteit van Jochanaän.
Salome groeit op in een perverse sfeer, waar grensoverschrijdingen legio zijn en het generatie- en geslachtsverschil ontkend worden. Herodes is verliefd op zijn stiefdochter, maar ook op de page Naroboth. Er is geen erkenning van de oedipale driehoek, maar (dus) een uitageren ervan. Herodias moet toezien hoe haar dochter verleid wordt door haar man en hoe haar man in de macht komt van haar dochter.
Er is nergens plaats voor een tekort dat de narcistische volledigheid doorbreekt. Salome zal krijgen wat ze hebben wil. Haar omnipotentie wordt in de opera gereflecteerd door korte zinnen, die een geritualiseerd, bezwerend én dwingend karakter hebben.
Kijken en tonen zijn macht. In de sleutelscène van de opera is Salome bereid voor Herodes te dansen en eist in ruil het hoofd van Jochanaän. Tijdens de sluierdans onthult ze, tot ontsteltenis van Herodes, haar incestueuze relatie met hem. Salome ageert het machtsmisbruik en de grensoverschrijding uit, enerzijds door te dansen en verleidend te getuigen, anderzijds door de profeet te laten doden en hem te overweldigen. Door de sadistische vermenging van seksualiteit en agressie keert ze het misbruik uit haar kindertijd om, een machtspositie die haar het gevoel geeft het trauma te beheersen. Oog in oog met het dode hoofd van Jochanaän op een gouden schotel, kan Salome haar sadisme botvieren. Hij is dood, zij leeft en ze heeft zijn mond gekust. De seksuele onderwerping zorgt voor de ultieme bevrediging. Er is geen verwerking van het trauma maar een ageren dat eindeloos kan blijven doorgaan.
Salome, het getraumatiseerde kind, object van de ander, wordt na de puberteit subject van handelen. De sluierdans markeert het moment waarop ze adolescent wordt: ze neemt haar leven in handen, niet beseffende hoezeer haar acties een herhaling zijn van de traumatische incestueuze handeling. Niets is zoals het lijkt: haar dans is een aanklacht, maar tegelijk een herhaling van het trauma, een ongebreidelde passie en razernij, die eindeloos destructief zijn.
Salome doet pogingen met haar geschiedenis in het reine te komen. De morele strengheid van Jochanaän boeit haar en ze probeert een verhouding tot de Wet te vinden. Haar verliefdheid brengt echter het vroege misbruik weer naar boven. Eerder dan om een perversie, gaat het hier om wat Joyce McDougall een ‹neoseksualiteit› noemt, een defensief mechanisme tegen een ondraaglijke realiteit. Wanneer dit mechanisme faalt, en ze als misbruikster het trauma herhaalt, zien we haar afglijden in een psychose. De realiteit ontmantelt het psychische. De waanzin is maximaal wanneer ze het afgehakte hoofd kust.
Het is dan dat ze door Herodes wordt gedood. Het is ook voor Herodes een psychotisch moment: hij kan de confrontatie met de gereflecteerde perversie en machtsmisbruik niet aan. Het doden van Salome kan gezien worden als een herstel van de Wet, van de patriarchale orde. De moraal is gelukkig intact: het monster wordt vernietigd. Het gevolg is dat Salome sterft op de dag dat ze geboren wordt, zonder volwassen te worden, zonder ooit te weten wat liefde is.
Het betreft hier een conflict tussen een moraliserende en een psychoanalytische houding. Als psychotherapeut stel je de vraag hoe een positieve uitkomst van de adolescentie bewerkstelligd kan worden. Hoe kan voorkomen worden dat het leven in de kiem wordt gesmoord?
De psychose en de perversie (neoseksualiteit) zijn momenten waarop de therapeut, met veel respect voor de pijn, de waanzin moet kunnen verdragen en kunnen toelaten dat de jongere van object naar subject groeit. Het gaat erom de gekozen afweermechanismen te analyseren in plaats van ze de kop in te drukken, wetende dat afweren soms levensnoodzakelijk is.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden