Freud meets Dionysos
Samenvatting
Wahl ist Schicksal. Dat de ‹meest originele, filosofisch geschoolde psychoanalyticus› uitgerekend op Freuds honderdzesenvijftigste geboortedag heengaat, is wellicht ook voor hen die niet bekend zijn met Lipót Szondi's Schicksalsanalyse minstens een merkwaardig ‹toeval› te noemen (Fletcher & Osborne 1999, p. 31). Jean Laplanche, die wereldwijd bekend staat als een van de Franse grand seigneurs van de psychoanalyse, nam op zondag 6 mei jongstleden definitief afscheid van zijn geliefde wijngoed Château de Pommard. Aan de vooravond van zijn achtentachtigste verjaardag bezweek hij er — in het gemis van zijn trouwe echtgenote die hem twee jaar geleden voorging — aan de gevolgen van een longfibrose. ‹Freud› en ‹wijn› zijn als twee verstrengelde ranken die zijn leven tot het eind kenmerkten.
Jean Laplanche werd op 21 juni 1924 geboren als de zoon van twee wijnbouwers uit respectievelijk de Bourgogne- en de Champagnestreek. Na een schooltijd in Beaune (Côte-d'Or) gaat hij zich — net als vele anderen uit de Franse intelligentsia en met onder meer Michel Foucault als studiegenoot — aan het Parijse Lycée Henri IV voorbereiden voor een toelating tot de prestigieuze École Normale Supérieure (ENS). In Parijs wordt hij als filosoof gevormd door vooraanstaande Franse filosofen, zoals de hegeliaan Jean Hyppolite, de wetenschapsfilosoof Gaston Bachelard en de fenomenoloog Maurice Merleau-Ponty. Wanneer Laplanche met een studiebeurs richting Harvard vertrekt, maakt hij tijdens een tussenstop in New York kennis met de psychoanalyse via de van oorsprong Poolse neuroloog Rudolph Loewenstein, analyticus van onder meer Marie Bonaparte en Jacques Lacan en — samen met Heinz Hartmann en Ernst Kris — grondlegger van de egopsychologie. Terug in Parijs begint Laplanche zijn analyse bij Lacan, onder wiens impuls hij geneeskunde begint te studeren en stage gaat lopen in de bekendste Parijse psychiatrische instellingen. Aanvankelijk nog sterk beïnvloed door Lacan en diens ‹retour à Freud› keert Laplanche zich echter geleidelijk zowel intellectueel als institutioneel van Lacan af. Samen met enkele andere bekende leerlingen van Lacan, zoals Daniel Widlöcher, Wladimir Granoff en Daniel Lagache, staat Laplanche in 1964 aan de wieg van de afgescheurde Association psychanalytique de France (APF), waarvan hij later even voorzitter wordt.
Ondertussen is Laplanche op voorstel van Lagache begonnen met lesgeven aan de Sorbonne. Samen met Jean-Bertrand Pontalis schrijft hij in deze periode aan het werk dat hem op de psychoanalytische kaart zet, namelijk de Vocabulaire de la psychanalyse (1967). Inzake de freudiaanse metapsychologische concepten geldt dit intussen in meer dan vijfentwintig talen vertaalde opus magnum nog steeds als het algemeen erkende referentiewerk. Even baanbrekend is het een paar jaar eerder met dezelfde Pontalis geschreven Fantasme orginaire, fantasmes des orgines, origines du fantasme (1964), dat als programmatekst fungeert voor Laplanches verdere oeuvre. Dit geldt eveneens voor de klassieker Vie et mort en psychanalyse (1970), die verschijnt op het ogenblik dat Laplanche de psychoanalyse in Frankrijk als een volwaardig onderzoeksdomein introduceert binnen de pas opgerichte Université Paris VII. Vanuit deze universitaire positie wordt hij ook bekend als de initiatiefnemer en wetenschappelijk directeur van de Franse vertaling en kritische uitgave van de Freudwerken, waarvan hij het laatste deel net niet meer van de persen kan zien rollen. Laplanches colleges aan de universiteit resulteerden in de uiterst lezenswaardige reeks Problématiques (1980-2006), waarin hij Freud op zijn eigen manier — en anders dan Lacan — ‹volledig› bestudeert, kritisch leest en ‹problematiseert›. Laplanche verwijst hierbij naar onder meer Sándor Ferenczi, Melanie Klein en Donald Winnicott. Dit acribisch lezen van Freud resulteert in een her-fundering van diens denken die haar cruciale beslag kent in Laplanches Nouveaux fondements pour la psychanalyse (1987).
Geïnspireerd door Ferenczi ontwikkelt Laplanche zijn ‹theorie van de veralgemeende verleiding› (Van Haute & Geyskens 2002, p. 97-128). Zich afzettend tegen onder meer Jeffrey Masson en Mikkel Borch-Jacobson, stelt Laplanche dat de kern van het freudiaanse denken wordt gevormd door de fundamentele ‹spraakverwarring› tussen volwassene en kind. Laplanche stelt het belang van Ferenczi's infantiele trauma centraal én hij bewaart tegelijkertijd het freudiaanse primaat van de seksualiteit. Net als het merendeel van de Franse psychoanalytici — en mede onder invloed van Lacan — doet hij daarbij afstand van Freuds seksuele biologie. Laplanches fait primitif is de fundamentele asymmetrie tussen de infantiele lustbeleving en de volwassen seksualiteit. De ‹enigmatische› (seksuele) boodschappen van de volwassene blijven ‹vreemd›, bij uitstek voor het kind — maar tot op zekere hoogte ook voor de volwassene. Het enigmatische karakter van een dergelijke ‹verleiding› maakt haar als dusdanig traumatisch: het enigma dringt eindeloos aan tot interpretatie. Het enigmatische, dat zich voor Laplanche niet enkel beperkt tot de seksualiteit maar onder meer ook betrekking heeft op ‹het zijn› en ‹de dood›, vormt daarmee een van de fundamentele concepten binnen zijn denken. Een ander steeds weerkerend element vormt het rigoureuze onderscheid dat Laplanche maakt tussen de ‹drift› en het ‹instinct›, het seksuele en het vitale, en de ermee samenhangende nadruk op het freudiaanse principe van de ‹aanleuning› als interpretatiesleutel voor zijn lezing van Freud (De Vleminck 2012).
Bij Laplanches emeritaat verscheen zijn laatste collegereeks in boekvorm als Le fourvoiement biologisant de la sexualité chez Freud (1993). Enige tijd nadat hij de universiteit had verlaten, deed hij ook zijn wijndomein van de hand, doch hij bleef zich tot op het allerlaatste moment engageren in de psychoanalytische praktijk. Zijn psychoanalytische stokpaardjes keren ook terug in zijn laatste twee geschriften: Entre séduction et inspiration – L'homme (1999) en Sexual — La sexualité élargie au sens freudien (2007). Kennisname van Laplanches lezing van Freud reveleert de onuitputtelijke rijkdom van het freudiaanse denken.
Laplanche bleef zijn beide liefdes, Freud en Dionysos, tot op het laatst trouw. Het laplancheaans-freudiaanse terroir is dermate vruchtbaar dat het nog vele perspectieven biedt op een nieuwe, internationale ‹oogst›. Moge de in 2010 opgestarte Engelse vertaling van Laplanches verzamelde werk daar alvast een eerste aanzet toe vormen.
Literatuur
- De Vleminck, J. (2012). Freud contra Laplanche — Over het sadisme en het masochisme in ‹Triebe und Triebschicksale›. Psychoanalytische Perspectieven, 30, 43-60.
- Fletcher, J. & Osborne, P. (2000). The other within — Rethinking psychoanalysis. Interview with Jean Laplanche. Radical Philosophy, 102, 31-41.
- Van Haute, Ph. & Geyskens, T. (2002). Spraakverwarring — Het primaat van de seksualiteit bij Freud, Ferenczi en Laplanche. Nijmegen: SUN.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden