Vergeet niet te her-inneren
Samenvatting
De door de Vlaamse Vereniging voor Psychoanalytische Therapie georganiseerde studiedag over herinneren en vergeten werd ingeleid door voorzitter Marc Hebbrecht. Hij nam ons mee op een beknopte verkenningstocht, vertrekkend van de freudiaanse ideeën over vergeten en herinneren, langs de diverse vormen van geheugen en hun biologische en cerebrale substraten, om ten slotte de studiedag te initiëren met de wat provocatieve vraag: ‹Is de psyche in staat te vergeten?›
Verslag van
‹Remember to remember› — Over herinneren en vergeten [Kortenberg, 1 juni 2012]
De eerste spreker, Antonie Ladan, Nederlands psychiater en psychoanalyticus, begon zijn boeiende verhaal met een bespreking van de diverse vormen van kinderlijk vergeten. Aan de hand van twee illustratieve casussen belichtte hij hoe vergeten geïnduceerd kan worden door de innerlijke dynamiek van de patiënt: het vergeten of herinneren als object van verdringing. Hij stelde zich verder de vraag hoe het geheugen kan werken en kwam als vanzelf bij het concept van de ‹infantiele amnesie›. Deze laatste wordt gezien als resultaat van de verdringing van de kinderlijke seksualiteit.
Vanuit neurobiologisch standpunt onderscheidt Ladan twee geheugensystemen. Ten eerste het expliciete geheugen, dat onder meer de autobiografische kennis bevat. Het expliciete geheugen werkt niet als een archief, maar elke herinnering is een daad van de verbeelding. Daarnaast besprak Ladan ook een aantal klinische consequenties van dit gegeven: welke betekenis heeft het voor onze manier van luisteren als therapeut, het erkennen van de verdringingshypothese versus de rijpingshypothese, en wat is er te zeggen over de ervaringen uit de vroegere kindertijd?
Aansluitend exploreerde Ladan het tweede geheugensysteem: het impliciete geheugen. Dit vinden we terug in de ‹impliciete relatiepatronen›. Impliciete kennis is niet bewust, wordt niet onder woorden gebracht, maar wordt ‹gehandeld›. In de therapie kunnen deze impliciete relatiepatronen geactiveerd worden in de overdracht.
Ladan schetste verder de condities die de infantiele amnesie meebepalen: de cultuur, het zelfconcept, geslacht, plaats in de kinderrij en ten slotte de taal. Hij sloot zijn — zowel klinisch als neurobiologisch — ruim gestoffeerde lezing af met klinische implicaties.
Lili Philippe, klinisch psycholoog en psychoanalytisch psychotherapeut, liet zich voor haar lezing In de oudste lagen van de ziel inspireren door de dichter M. Vasalis (pseudoniem van Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans). In het literaire werk van deze Nederlandse psychiater ontdekte Philippe overeenkomsten met het werk van de psychotherapeut. Aan de hand van vier casussen, die telkens met een passend gedicht geïllustreerd werden, besprak ze het vergeten als een proces van verdringing. Deze leidt tot een opschorting of blokkering van het rouwproces. Via de klinische casuïstiek liet Philippe verder zien dat deze pathologische strategie ‹dankzij herinneren en vergeten› doorbroken kan worden.
Ze benadrukt het tijdsaspect in de therapie; verleden, heden en toekomst komen samen in het nu van de therapie. In tegenstelling tot de vorige spreker heeft Philippe het expliciet over ‹de ziel›. Dit omdat het bij haar vooral gaat om de fenomenologie, het beleven, het ervaren van het zich wel of het zich niet herinneren, om affecten.
Op basis van bepaalde theoretische achtergronden (Freud, Lacan, Bion …) beschreef de spreekster hoe de typisch analytische houding, met onder meer het vaste veilige kader en de ‹asociale› (abstinente, neutrale) houding van de therapeut, in de praktijk werkzaam is. Het strak behouden van het kader maakt de taak van inleving voor therapeut en patiënt mogelijk. Philippe besprak ook de problematiek van de betaling van gemiste afspraken. Het is voor haar en vele andere therapeuten steeds een netelig punt om deze regel te hanteren, nochtans blijkt uit een klinisch vignet welk een gunstig effect de regel in een therapie kan opleveren.
In haar laatste casus stond incestueus seksueel misbruik centraal. Herinneren als een her-inneren is uiteraard zeer problematisch. Philippe refereerde naar Freud, die al in 1895 ondervonden had dat het zich herinneren van de traumatische feiten geen garantie was voor de ‹genezing› van de ‹pathologie›. Hiermee introduceerde ze een ander type geheugen, in een niet-linguïstische vorm, een soort geheugen waarbij de herinneringen ‹in het lichaam› opgeslagen lijken: een klinische weg naar het impliciete geheugen bij Ladan?
Na de discussie sprak Gabriela Giustino, Italiaans psychiater en analytica, in Memories in dreams over een specifiek type dromen, die de gelegenheid bieden om traumata te reconstrueren die zich in het verleden van de patiënt voordeden. Ze verwees hierbij naar Freud, die reeds in 1900 zogenaamde ‹biografische dromen› beschreef, die een reflectie zijn van de infantiele geschiedenis zonder de typische afweerfunctie ervan. Veel auteurs zijn het erover eens dat traumatische dromen een functie van herstel of ‹doorwerken› kunnen hebben. Bion benadrukte zowel het communicatieve als het defensieve aspect van de droom. De centrale hypothese in Giustino's lezing was dat het belangrijkste kenmerk van deze dromen de communicatie is over een ervaring die de dromer in de droom heeft maar niet begrijpt. In de klinische vignetten liet Giustino zien dat het vaak mogelijk is om de patiënt te helpen deze inhouden, die een reflectie zijn van de emotionele waarheden van zijn innerlijke wereld, te reconstrueren, te begrijpen en zin te geven.
Als laatste spreker bracht Christine Franckx, (kinder)psychiater en analytica, met Babies and brains. Bestaat er een psychoanalyse van de baby? een enthousiaste en enthousiasmerende bijdrage. Ze bracht het onderwerp van de studiedag in verband met het knooppunt van psyche en soma. De baby is het object bij uitstek om deze twee-eenheid te bestuderen. Na een beknopte theoretische schets bracht Franckx ons via Bion (trauma als ‹catastrophy›), Winnicott (‹There is no such thing as a baby›) en Freud naar twee casussen. In de eerste casus, van een pasgeboren, premature tweeling, illustreerde ze de ontmoeting met het primaire object, de moeder. Ze benadrukte hier dat de eerste objectrelaties ook een prenatale voorgeschiedenis hebben. In de tweede casus, van een zeven maanden oude baby, bekeek Franckx de ontdekking van de taal. Uit de studie van de allervroegste periode van het leven blijkt dat de rol van het primaire object cruciaal is, niet alleen als vormgever maar ook als determinator van de innerlijke structuur van de psyche. Franckx besloot met een parafrase van Winnicott: er is geen twijfel mogelijk, er bestaat wel degelijk zoiets als een psychoanalyse van de baby.
In deze zeer geslaagde studiedag werd een essentieel onderdeel van de psychoanalytische behandeling — Zou er een psychoanalyse zijn zonder herinneren en vergeten? — vanuit diverse invalshoeken benaderd. Opvallend was de aangename dosering van enerzijds theoretische verdieping en anderzijds de praktisch-klinische illustraties. De levendige discussies toonden aan dat het verlangen om over dit onderwerp meer te weten werd geprikkeld.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden