MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
    • Agenda
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Redactioneel
    • Artikel
    • Boekessay
    • Naast de bank
    • Scènes
    • Histories
    • Verslagen
    • Boeken
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
    • Artikel indienen
    • Gebruik van artikelen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Proefabonnement
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over TvPa
    • Redactie
    • Adverteren
    • Open Access
    • Links
    • Contact
  • Reacties
    • Van lezers
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 18 (2012) / nummer 3
PDF  

Verslagen

Lena Vannieuwenborg
30 oktober 2024

Samenvatting

Sinds 2005 organiseren de afdeling Klinische Psychotherapie voor Persoonlijkheidsmoeilijkheden (KLIPP) en de psychoanalytische dienst van UPC KULeuven, campus Kortenberg, met succes een reeks studiedagen, waarvoor reeds veel prominenten uit de internationale analytische wereld werden aangetrokken. Voor de tiende studiedag was dat David Tuckett. Vanuit de constatering dat de hedendaagse psychoanalyse gevaar loopt haar specificiteit kwijt te raken en veel vragen en bedenkingen oproept omtrent haar werking, werd onder Tucketts impuls een ‹Comparative Clinical Method› ontwikkeld. Hiermee kan men aan de hand van concrete zittingen nagaan wat het verband is tussen het handelen van een therapeut en zijn impliciete theorie, om zo onder andere het gebrek aan een goed omlijnde klinische theorie te ondervangen. Tevens faciliteert de methode een vergelijking tussen verschillende ‹scholen›. Als pionier was Tuckett dan ook de uitgelezen figuur om het publiek meer vertrouwd te maken met deze innovatieve, en inmiddels internationaal toegepaste, methode.

‹There is nothing so practical as a good theory›1

Verslag van

‹Inside the therapist's mind› — Impliciete en expliciete modellen in psychotherapie en psychoanalyse (met David Tuckett) [Kortenberg, 27 april 2012]

Met de centrale vraag ‹What do psychoanalytical therapists do and how do they know they do it?› ging Tuckett geanimeerd van start om zijn tweestapsmethode uit te leggen. Een groep van circa twaalf collega's uit verschillende scholen komt gedurende anderhalve dag samen om enkele zittingen te bediscussiëren, voorgelegd door één presentator. Tuckett benadrukte meermaals het belang van een formele discussie over de individuele interventies, waarbij de groep tracht om deze binnen zes vooraf bepaalde en vaststaande categorieën te plaatsen (stap 1). Vervolgens poogt men hieruit een verklaringsmodel te abstraheren dat de gepresenteerde zittingen en ressorterende interventies kan weergeven en waarbinnen ook het emotionele (van zowel patiënt als analyticus) een plaats krijgt (stap 2). Belangrijk noemt Tuckett ‹the theory in the analyst's mind›, die als derde object binnen de analytische zitting fungeert en die door de toepassing van zijn methode meer manifest wordt. In een poging de theorie te verbinden met de praktijk, legde Tuckett vier heuristieken — gerelateerd aan enkele eerder besproken kernelementen van de klinische theorie — aan het publiek voor en verwerkte ze vervolgens in een klinisch voorbeeld.

Dat de gepresenteerde methode heel wat funderingen en bouwstenen kent, die pas samen het geheel voldoende bevattelijk maken, werd jammer genoeg duidelijk door de begrensde reële tijd. Daardoor werd Tucketts bespreking van de theoretische concepten soms wat onduidelijk en vluchtig, evenals zijn klinische vignet. Tucketts gretigheid en zijn gestage accentuering van de bruikbaarheid en originaliteit van de methode maakten veel goed en wekten sterke belangstelling voor de praktische toepassing die later nog zou volgen.

Na de pauze besprak Myriam Van Gael gedetailleerd twee sessies uit een nog prille therapie. Aanvankelijk bedeesd, maar gaandeweg meer in haar element, belichtte Van Gael naast de centrale thema's en eigen interventies, ook de (tegen)overdracht en acting out.

Voor clinici die zich na de voormiddag nog geen helder beeld konden vormen van de zeer specifieke en intrigerende methode, zorgde de namiddag voor een zekere aha-erlebnis. De theoretische voorstelling van Tuckett en het klinische vignet van Van Gael vonden tijdens dit tweede dagdeel een samensmelting in een functionele demonstratie. Een zeer divers panel, bestaande uit vier analytici (Jan Cambien, Jef Dehing, Stijn Vanheule en Trui Missine) en vier psychoanalytisch psychotherapeuten (Lieve Janssens, Luc Moyson, Karolien Meyers en Claudia De Vin) uit verschillende scholen, werd hiervoor opgetrommeld. Panelvoorzitter was Marc Hebbrecht, die onderstreepte dat het erom ging zich in te leven in de gedachtegang van Van Gael, en ‹waarom-vragen›, eigen aan een superviserende houding, te mijden. Dit laatste bleek in praktijk soms een moeilijke opgave, maar Hebbrechts pragmatische interventies brachten de panelleden weer snel tot de orde van de dag. Opvallend was de aanvankelijke terughoudendheid van de jongere clinici om hun bijdrage te leveren aan de discussie. Hierin bracht Hebbrecht echter snel verandering door ongedwongen de hele groep te activeren. Al snel kwam een vruchtbare discussie op gang, die vooral duidelijk maakte dat interventies vaak zeer rijk en gelaagd zijn, waardoor ze bij nader inzien niet onder één noemer te vatten zijn.

Ten slotte kreeg Tuckett de ruimte tot reflectie. Hiervan maakte hij gretig gebruik om de panelleden nog enkele adviezen te geven voor het tweede deel. Zo benadrukte hij dat het belangrijk was Van Gael zelf niet te veel te betrekken in de discussie en zich vooral te blijven beroepen op de eigen vrije associatie. Tevens waarschuwde hij voor de valkuil van het voortijdig construeren van een theorie, wat tijdens de discussie soms een moeilijk te onderdrukken neiging bleek.

Tijdens het tweede luik kreeg Van Gael eerst de kans haar eigen reflecties en ideeën weer te geven. Zij bleek vooral aangenaam verrast door alle betekenissen die werden toegeschreven aan haar interventies waarvan zij zich tot dan toe niet bewust was geweest. Vervolgens mocht het panel proberen met de hulp van een bruikbaar ‹stappenschema› een antwoord te vinden op de vraag: ‹What's wrong with the patient in the mind of the therapist?›, door het construeren van een verklaringsmodel. Vooral de stap ‹Listening to the unconscious› bleek uitgebreid ter discussie te staan binnen de verschillende scholen. Hierbij viel vooral de lacaniaanse benadering op, die zich niet zozeer baseert op het werken vanuit een mentalisatiemodel en met de vrije associatie, maar eerder uitgaat van conversatie — en daaruit volgend bijvoorbeeld de dimensie van (mis)communicatie. Vanheule wees daarbij op het belang van het vinden van een balans tussen enerzijds conversatie/geruststellen en anderzijds iets openen van het onbewuste, een visie waar Tuckett zich in kon vinden.

Twee uur bleek echter te kort om het panel volledig de kans te geven zowel de voorgestelde interventies voldoende te bediscussiëren, als hieruit een omlijnd verklaringsmodel te destilleren. Daardoor kreeg de voorgestelde methode niet geheel de erkenning die ze verdient, wat zich tijdens de publieksdiscussie toonde in de vraag of de methode wel zo nodig is en wat haar ultieme doel is. Tucketts toegewijde repliek was nuttig en afdoend: de methode biedt de mogelijkheid tot een multilaterale vergelijking van theorie en methode. Daardoor kan men voorbijgaan aan de verleiding de eigen en vaak als ‹best› bestempelde methode nooit ter discussie te stellen. Ook de blinde vlekken in eigen werk kunnen zo worden ontwaard.

Hiermee kwam een einde aan de studiedag, die een perfecte introductie was op een methode die een boeiende variatie kan bieden op de gebruikelijke ex-cathedra-lezingen.

Noot

  • 1.Lewin, K. (1951). Field theory in social science — Selected theoretical papers. D. Cartwright (red.). New York: Harper & Row, p. 169.
Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Jaargang 31, nr. 1, maart 2025

Neem een ABONNEMENT Laatste editie Archief

Nieuwsbrief Boom Psychologie

Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.

Aanmelden

Boeken

Positieve psychologie - De toepassingen
Fredrike Bannink
€ 24,95
Meer informatie
Diagnostiek in de praktijk
Frans Schalkwijk
€ 39,50
Meer informatie

Privacy policy

Algemene voorwaarden

© 2009-2025
Boom uitgevers Amsterdam

Redactieadres

Romana Goedendorp

Miquelstraat 131

2522 KN  Den Haag
tvpsychoanalyse@gmail.com

Klantenservice

Boom uitgevers Amsterdam B.V.

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

Nederland

088-0301000

klantenservice@boom.nl