Vertrouwen: het voordeel van de twijfel en de zwakste schakel
Samenvatting
In het door literatuur en rijke ervaring geïnspireerde artikel van Nicole Vliegen wordt ons een ethische spiegel voorgehouden die de normen en waarden reflecteert die het handelen van de opleider en supervisor kleuren en de dilemma's die daarbij op de achtergrond altijd spelen. Het maakt aannemelijk dat er binnen de opleidingen een klimaat gecreëerd moet worden dat voldoende voorspelbaar en veilig is. Zowel in Nederland als in Vlaanderen is een tripartiet en non-reporting model gangbaar (dat laatste voor wat betreft de persoonlijke leerervaring), dat na afloop van de opleiding gecontinueerd wordt met intervisie en permanente educatie. In hedendaagse termen zou je kunnen spreken van het optimaliseren van ‹the mentalizing stance›, waardoor het opleidings- en supervisieproces ‹not only enhances continuous learning from experience about the model but also creates a nonpersecutory supervisory context that is far more facilitating of the enhancement of mentalization […]› (Bleiberg e.a. 2012, p. 496). De door Vliegen genoemde selectiecriteria voor iemands persoon en groeipotentieel proberen ondanks hun beperkingen hieraan bij te dragen. Getracht wordt vervolgens een evenwicht te vinden tussen vertrouwelijkheid en beoordeling, hoewel objectiveerbare en subjectieve aspecten daarin door elkaar kunnen blijven lopen. Doel is een professionele standaard, gebaseerd op ontwikkeling van psychotherapeutische competenties en op persoonlijke groei die op zijn minst ‹goed genoeg› te noemen is. Terecht wordt erop gewezen dat men zich bewust moet zijn van kansen én risico's door afhankelijkheidsrelaties, macht en idealisatie. Maar wat gebeurt er wanneer het beeld in eigen of andermans spiegel minder fraai blijkt, of het spiegelbeeld deels ontbreekt?
De geschiedenis van de psychoanalyse, maar ook de hedendaagse behandel- en opleidingscontext, kent legio voorbeelden waarbij de ethische integriteit in enige of in grove mate is geschonden. Zo is er de overbelaste supervisant die het patiëntendossier ter voorbereiding van de supervisie mee naar huis neemt, maar het tijdens de treinreis kwijtraakt. Of er is de opleideling die aangesproken wordt op het weergeven van foutieve informatie in externe verslaggeving, en daar ondanks herhaalde gesprekken niet op terugkomt. Zo is er ook de leertherapeut die opvallend vaak te laat komt en tijdens de gesprekken telefoontjes aanneemt, alsook de supervisor die uiteindelijk blijkt er met enkele patiënten ernstig grensoverschrijdend gedrag op te hebben nagehouden. De afgrenzing tussen ‹minor and major violations› of tussen ‹boundary crossing› en ‹boundary violation› is niet altijd scherp. Schendingen blijven vaak geheim, of worden vermoed, ze circuleren in het geruchtencircuit of worden op discrete wijze gedoogd. Bij sommige supervisanten heb je een onbestemd en niet gerust gevoel, naar sommige collega's verwijs je liever niet, van sommige opleiders vermoed je persoonlijke belangen die niet enkel de professie dienen. Vragen die dan opkomen, betreffen de signaleringsfunctie, de mogelijkheden tot rapporteren, begrenzen en repareren. Soms is reparatie ook niet mogelijk of zelfs niet wenselijk.
Wallace (2007) rapporteert over haar persoonlijke ervaring van de traumatische inwerking op zichzelf en haar opleidingsinstituut van een onderzoek naar mogelijk grensoverschrijdend gedrag van haar leeranalyticus. Zij stelt dat leertherapeuten en -analytici een dubbele positie hebben ten opzichte van de opleidelingen: ze hebben een therapeutische rol en representeren daarnaast ook de opleiding. In een nadien gepubliceerd ‹panel report› (Gabbard & Wallace 2010) naar aanleiding van een discussie over het artikel van Wallace wordt beschreven hoe in een dergelijke situatie een traumatisch ineenstorten van de idealisatie plaatsvindt, zowel de idealisatie van de analyticus als van de professie. Schaamte, woede en primitieve afweer worden gemobiliseerd en er ontstaat een double-bind-situatie. Schrijnend duidelijk wordt hoe de regressie pas wordt gekeerd wanneer op individueel en groepsniveau ook weer horizontale verbindingen worden gemaakt. Vliegen beschrijft hoe idealisatie niet alleen als een noodzakelijk kwaad maar ook als een drijvende kracht achter ontwikkeling kan worden beschouwd. De idealisatie en vervolgens de gedoseerde desillusionering staan dan ten dienste van de progressie. Het bovengenoemde traumatische ineenstorten van de idealisatie doet dit ontwikkelingsproces acuut en massaal stagneren.
Vaak zijn schendingen veel subtieler. Een opleiding kan niet los worden gezien van de maatschappelijke context waarin deze plaatsvindt. Ook de bredere attitude van de opleider of supervisor raakt aan dezelfde ethische dilemma's. Vanuit de modelfunctie mag van de opleider een kritische maar nieuwsgierige en niet-dogmatische attitude worden verwacht ten opzichte van nieuwe wetenschappelijke inzichten, maatschappelijke en socioculturele ontwikkelingen. Op mijn vraag naar het raakvlak tussen psychosomatiek en neurobiologie kreeg ik ooit van een opleider als antwoord: dat weet ik niet en wil ik ook niet weten … Ook doet zich de vraag voor hoe abstinent of prominent een opleider of psychotherapeut zich maatschappelijk kan profileren in bijvoorbeeld politieke kwesties of maatschappelijke discussies. Dat betreft de spreekkamer, maar tot de ethiek van de publieke ruimte behoort mijns inziens ook de manier waarop leertherapeuten, supervisoren en opleiders zich tegenover hun patiënten, supervisanten of lezers uitlaten over zusterverenigingen en -instituten én over andere therapeutische stromingen.
Sandler (2004) stelt in een zorgvuldige reconstructie van de lotgevallen van Masud Khan dat de vertrouwelijkheid van een psychoanalytische behandeling beschermd moet worden, maar dat instellingen en opleidingen zich meer verantwoordelijk moeten opstellen ten opzichte van de inherente risico's van de behandelingen maar ook van de opleidingsstructuren zelf. Krachtige maar veelal onbewuste dynamieken zijn er evenzeer aanwezig als in de familiesfeer. Maar ze stelt ook dat het monitoren van de selectie en opleiding nooit tot zekerheden kan leiden. De Blécourt (1991) wist in een uitgebreide reflectie nog te beschrijven hoe er onderscheid gemaakt kan worden tussen de werkelijk normale kandidaat, de pseudonormale kandidaat, de ernstig gestoorde pseudonormale kandidaat en de ‹imitative› kandidaat. Maar ook hij concludeerde al in navolging van anderen dat de selectie een zwakke schakel blijft. Bij het voordeel van de twijfel hoort dan een continue reflectie, waardoor in de beslotenheid van de dyade recht wordt gedaan aan het groeipotentieel binnen een unieke relatie, terwijl tegelijk de verbinding in de driehoek met de derde daarbuiten zoveel als mogelijk wordt gegarandeerd. Dit lijkt mij zowel te gelden voor de opleideling, de supervsior als voor de praktiserende behandelaar. Vertrouwen kan maximaal worden geboden wanneer waarborgen bestaan dat de vertrouwelijkheid kan worden doorbroken wanneer dat noodzakelijk is.
Literatuur
- Blécourt, A. de (1991). Voelen, denken en handelen in de psychoanalyse. Assen/Maastricht: Van Gorcum.
- Bleiberg, E., Rossouw, T. & Fonagy, P. (2012). Adolescent breakdown and emerging borderline personality disorder. In A.W. Bateman & P. Fonagy (red.), Handbook of mentalizing in mental health practice (p. 463-510). Washington DC/Londen: American Psychiatric Publishing.
- Gabbard, G. & Wallace, E. (2010). Moderators panel report — Collateral damage: grief and recovery after losing a training analyst due to an ethical violation. International Journal of Psychoanalysis, 91, 963-965.
- Sandler, A. (2004). Institutional responses to boundary violations — The case of Masud Khan. International Journal of Psychoanalysis, 85, 27-44.
- Wallace, E. (2007). Losing a training analyst for ethical violations — A candidate's perspective. International Journal of Psychoanalysis, 88, 1275-88.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden