Onvoorstelbare stormen
Samenvatting
Dit gedicht siert de aanvang van het laatste hoofdstuk van Invasive objects — minds under siege. In feite is het een introductie op een ander boek van de auteur, Paul Williams: Unimaginable storms — A search for meaning in psychosis. De metafoor van de onvoorstelbare stormen verwijst naar het overspoelende van de emoties bij een psychotische episode, die zulk een kracht en destructie hebben dat ook de individuele psychotherapeut erdoor wordt weggespoeld en zijn therapeutische kunde hem uit handen wordt geslagen. Voor het tegemoettreden van dergelijke orkanen is het noodzakelijk in teamverband te werken.
Bespreking van
Paul Williams (2010). Invasive objects — Minds under siege. Hove: Routledge. ISBN 978 0 415 99547 4, 245 pp, £ 26,99
Dectora: | Does wandering in these desolate seas
And listening to the cry of wind and wave Bring madness? |
Forgael: | Queen, I am not mad. |
Dectora: | Yet say
That unimaginable storms of wind and wave Would rise against me. |
Forgael: | No, I am not mad —
If it be not that hearing messages From lasting watchers, that outlive the moon, At the most quiet midnight is to be stricken. |
Dectora: | And did those watchers bid you take me captive? |
Forgael: | Both you and I are taken in the net. |
(Yeats, The Shadowy Waters, 1906) |
Dit is de essentiële boodschap van dit boeiende, gepassioneerd geschreven boek: in diepe psychische stoornissen ontmoet men nooit geziene krachten, die uit de duistere diepte van de persoonlijkheid opborrelen en hun erfenis uit het traumatische verleden mee naar de oppervlakte sleuren. Williams beschrijft in detail hoe dit psychotische proces in zijn werk gaat aan de hand van klinische essays en meer toegepaste hoofdstukken van sociologische en culturele aard.
De auteur ontwikkelt in dit verband het concept van ‹invasief object›. Vroeg in de ontwikkeling wordt een gewelddadig en angstaanjagend extern object geïncorporeerd met zulk een destructieve invasiekracht dat de baby, die dit gevaarlijke interne object meeneemt op zijn weg naar verdere psychische ontwikkeling, het onderscheid tussen het eigen zelf en wat van buitenaf komt volledig is kwijtgeraakt. Williams onderscheidt ‹incorporatie van een invasief object› van het meer bekende afweermechanisme, ‹identificatie met de agressor›. Het gaat hem immers om een meer diepgaande stoornis, waarbij de kern van het ‹zelf› zodanig verknipt en kapotgemaakt dreigt te worden dat het diepe gevoel van het ‹zelf› onherroepelijk beschadigd wordt. Wat rest zijn flauwe verdedigingsbewegingen van imitatie en meer nog: een idealisatie van dit invasieve object als manier om zich te beschermen tegen een psychotische instorting. In de plaats van een containend primair object ontmoette de baby van weleer een vervormende psyche, die gewelddadige, moordzuchtige of psychotische interpretaties gaf aan de instinctieve uitingen van de baby. Dit doet erg denken aan het ‹bèta-screen›: Bion beschreef dit om de pathologische toestand aan te geven waarin men gebombardeerd wordt door bèta-elementen — rauwe sensorische elementen — die vruchteloos op zoek zijn naar een container om betekenis te krijgen, om gementaliseerd te worden. In de conceptualisatie van Williams identificeert de baby zich met deze misrepresentaties, en zo neemt het invasieve object dus bezit van de onrijpe psyche om er verder zijn inpalmende en destructieve werk te doen. Er is een soort antimentalisatie-object actief in de jonge psyche, en dit is de erfgenaam van een traumatische vroeg-kinderlijke relatie met het eerste verzorgende object.
In het eerste, klinische, luik van het boek toont Williams aan hoe de object-relationele concepten in de hedendaagse psychoanalyse een belangrijke bijdrage leveren in het begrijpen van primitieve mentale stoornissen: de analyse van een teruggetrokken man, de psychotische pathologie bij een seksueel misbruikte patiënte met borderline-persoonlijkheidsstoornis, een analyse van John Nash' ‹beautiful mind›. Ook schrijft hij een prachtig hoofdstuk over het subjectief ervaren van ‹tijd› door psychotische patiënten (‹Making time, killing time›).
Hij bespreekt de Cluster-A-persoonlijkheidsstoornissen, de paranoïde, de schizoïde en de schizotypische, en hij laat objectrelationele auteurs (in het bijzonder Fairbairn) aan het woord komen. De nadruk ligt op de diepe psychotische angsten die in de persoonlijkheidsstoornis aan het werk zijn en haar opbouw teweegbrachten; het succes van de behandeling is volledig gebaseerd op het kunnen weerstaan van krachtige projectieve aanvallen wanneer dit invasieve object begint mee te praten.
Het tweede luik met toepassingen van zijn concept ‹het invasieve object› is een bont allegaartje van bespiegelingen op sociologisch en cultureel vlak. Williams leidt het zélf in door te stellen dat hij eraan dacht dit deel over te slaan en iets te doen wat hij persoonlijk leuk zou vinden, maar toch … het liet hem niet los! Het is een interessante verzameling van essays over de gevolgen van ‹zelf-deceptie› geworden. Hij noemt dit de grootste bron van menselijke miserie, want het persoonlijke recht op autonoom denken wordt zo onder druk gezet en in plaats van vrij voelt men zich de miskende slaaf van een terroriserend extern object. In Waanzin in de samenleving schetst hij op een briljante manier de geschiedenis van het begrip ‹waanzin› en verbindt dit met Foucaults sociologische interpretatie van gekte als een ziekte van de samenleving. De ontdekking van het onbewuste had uiteraard een belangrijk effect op de maatschappelijke visie op de behandeling van waanzin: voor het eerst curatief in de plaats van palliatief. Hij weidt uit over de redenen waarom het zo moeilijk is om sociale verandering te bewerkstelligen: deze veronderstelt immers een herstructureren van relaties op fantasmatisch vlak en verplicht zowel individuen als groepen hun gebruikelijke afweer van psychotische angst onder ogen te zien.
Het beroemde onderzoek van Isabel Menzies Lyth over de depersonaliserende structuur van psychiatrische ziekenhuizen wordt aangehaald. Het hoofdstuk over het ontstaan van creativiteit is moeilijk te volgen. Williams benadrukt trouwens dat het oorspronkelijk een voordracht betrof, met veel visueel materiaal, doch dat hij helaas bij de transcriptie naar een essay de ervaringen van de toehoorders (o.a. bij het bekijken van videomateriaal van een in-utero-opname van een twaalf weken oude foetus) niet kon meenemen in de geschreven tekst. Dit stukje is ook moeilijk omdat er zowel over een psychotische patiënt in analyse, een antropologische studie van niet-westerse maskers, beschouwingen van Lévy-Strauss als over art therapy wordt gesproken, uiteraard met een kleine zijsprong naar Winnicott. Daardoor mist dit hoofdstuk, dat zeker vervuld is van rijk en creatief denken coherentie en stevigheid.
Invasive objects is een boeiend boek, goed geschreven, en het concept van de invasieve objecten die de onrijpe psyche belegeren en verdere ontwikkeling blokkeren, is zeker een waardevol instrument in het begrijpen en behandelen van primitieve emotionele stoornissen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden