Spiegeltje, spiegeltje aan de wand ...
Samenvatting
De studiedag van de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalytische Psychotherapie is gewijd aan het mechanisme ‹projectieve identificatie›. Wie is wie? Wat is waar? En waar is wie? Projectieve identificatie wordt belicht vanuit verschillende disciplines: psychologen vertellen vanuit metapsychologische en klinische opvattingen. Een filosoof stelt het kentheoretische fundament aan de orde. Een filmregisseur en een schrijfster laten in fictie voelen hoe identiteit zich via projectie ontwikkelt.
Verslag van
‹Wat je zegt ben je zelf› — Over projectieve identificatie [Amsterdam, 1 november 2013]
Michel Thys schetst in zijn lezing Stukken van mensen het ontstaan en de ontwikkeling van het begrip projectieve identificatie vanuit de metapsychologie. Wie groot wordt, kijkt, projecteert, evacueert en communiceert. In stukken verandert de identiteit constant.
Thys beschouwt de ontwikkeling van het begrip ‹projectieve identificatie› langs lijnen die de ontwikkeling van de psychoanalyse in de twintigste eeuw volgen. In mijn bespreking van de lezingen volg ik deze lijnen. Dit verslag is mijn projectie; ik verander de dag in stukken in mijn weerspiegeling.
Het wezenlijke van de mens is het fundamenteel verdeeld zijn. Hoe verloopt nu de dynamiek?
Freud, denkend vanuit het intrapsychische, veronderstelt een vernietigende drift, doodsdrift, onder de libidineuze drift omdat hij herhaling van traumatische dromen niet vanuit het lustprincipe kan verklaren. Pathologie is verdichting van het normale. Wie het afwijkende begrijpt, herkent de structuur van het normale. Melanie Klein beschouwt agressie als te evacueren primaire drift naast de libidineuze. Bion wijst op het communicatieve aspect van de evacuatie. Thomas Ogden ten slotte, verklaart de individualiteit helemaal vanuit het intersubjectieve. Zo ontwikkelt de psychoanalyse zich in de twintigste eeuw van een theorie over het intrapsychische, de driften, via een gedachtegoed over afweer en adaptatie aan de werkelijkheid naar een theorie van het interpsychische, van het zelf, waar spiegeling van het ik aan de ander een formatieve rol inneemt.
Thys bespreekt de ontwikkeling van de projectieve identificatie op het continuüm van pathologie naar normaal: Kleins patiëntje Gerald heeft een speelgoedtijger. Agressie is een primaire intrapsychische drift, die zich manifesteert in te beteugelen woede. Gerald zet zijn speelgoedtijger in als hij uit de slaapkamer van zijn ouders wildernisgeluiden hoort, die maken dat hij zich klein, jaloers en boos voelt. Speelgoedtijger strijdt met vadertijger. Gerald groeit gezond — normaal — op door bangmakende impulsen te verplaatsen in zijn kleine tijger die voor hem vecht.
Fragmenten uit Darren Aronovsky's film Black swann worden vertoond. De film is een reflectie op Het Zwanenmeer van Tsjaikovsky, verteld vanuit het perspectief van de maagdelijke ballerina Nina, die om de hoofdrol strijdt met de passievolle, aan drugs verslaafde Lily. Nina is sterk aan haar moeder gebonden. Zij moet tegelijk de rol van witte én van zwarte zwaan vertolken. Nina projecteert haar woede in haar lichaam: om zich af te schermen van moeder snijdt ze in vingers en tenen. Woede op moeder, verschoven naar het lichaam, is natuurlijk een pathologische projectie.
Thys vervolgt zijn geschiedenis van de projectieve identificatie door het begrip af te zetten op de lijn van evacuatie naar communicatie. Waar Klein vooral geïnteresseerd was in wat zich ín het subject afspeelt, betrekt Bion het object bij de wijze van conceptualiseren. De patiënt projecteert boze gevoelens in de analyticus opdat deze de gevoelens in ontgifte vorm teruggeeft.
Anne van Broekhuyzen illustreert deze ontwikkeling in Identificatie en het alien self — over mentaliseren met patiënten met borderlineproblematiek. Ze beschrijft een patiënte die provocatief, boos en lastig is. De patiënte leed zo onder de talrijke ruzies van haar ouders dat ze zich regelmatig in een kast verstopte. Doel van de behandeling is leren mentaliseren, niet het verleden reconstrueren met het oog op een genezende catharsis. Anne van Broekhuyzen beschrijft hoe zij probeert het provocatieve zo te spiegelen dat haar patiënte erop kan reflecteren: ‹Wie is eigenlijk lastig? Waar hoort de last?›
Op het continuüm van evacuatie naar communicatie schuift deze patiënte lastig gedrag naar buiten opdát haar therapeute de betekenis zal ontgiften en spiegelen. De patiënte krijgt haar woedende gevoelens gespiegeld in verdriet terug.
Franca Treur, schrijfster van Dorsvloer vol confetti, verbeeldt in haar beschrijving van Kathelijne, een in een streng gereformeerd boerengezin opgroeiend meisje, de evacuerende, communicerende en formerende macht van het woord. Kathelijne ontdekt hoe zij door woorden macht en rust kan brengen en zo net als God zélf kan beschikken over toelating tot de hemel.
Het derde continuüm waarlangs Thys de ontwikkeling van het begrip projectieve identificatie afzet, is de lijn van intra- naar interpsychisch. Waar Klein en Bion de projectie vanuit het subject beschouwen, gaat Ogden over op een beschrijving van het contact, waarin hij het object een aan het subject gelijkwaardige, de identiteit formerende, rol toekent.
Jos van Mosel vertelt in Ik voel, ik voel wat jij niet voelt over twee meisjes, op weg naar Engeland, waar hun vader die niet meer bij moeder woont, verblijft. Elfjarige Lotte houdt in de vertrekhal achtjarige Eefje bij de hand. Lotte is bang. Eefje helemaal niet. Tot Lotte Eefje wijst op wel heel veel drukte. Eefje grijpt Lottes hand. Of pakt Lotte Eefjes hand? En nu is Eefje bang en Lotte niet ... Lotte voert Eefje veilig naar de terminal ... Woede en angst verdelen zich heen en weer schommelend over de communicerende partijen. In de interactie kristalliseren projecties zich. In therapie worden projecties teruggebracht in een nieuwe individuele orde. Van intrapsychisch via interpsychisch naar intrapsychisch.
Jan Baars vertelt hoe projectie en identificatie intergenerationeel een rol spelen. Een dochter bedenkt, terwijl ze de luier van haar pasgeboren zoon verschoont, dat ze onmiddellijk naar haar pas van moeder gescheiden vader wil. Vader nam een overdosis in. Dochter is net op tijd. Vader wordt gered. Behandeling richt zich op het bespreken van het wraakelement in deze suïcide. Wie doodde vader met zijn suïcide? Of, wie had hij willen doden? Projectie van interpsychisch naar intrapsychisch.
Robin Brouwer, maatschappijfilosoof, vliegt van boven af in: in het moderne denken lijkt dé waarheid niet te bestaan. Álles is waar en niets is waar. Commercie creëert een efemere werkelijkheid. Projectieve identificatie veronderstelt een subject en een object, een pool en een tegenpool waar gespiegeld wordt wie waar is, wat waar is en waar wie is.
Brouwer waarschuwt: onder de reflectie van de witte en de zwarte zwaan, van het maagdelijk meisje en de vamp, ligt een traditioneel onderscheid. Goed is goed en kwaad is kwaad. Man is man en vrouw is vrouw.
Het mechanisme van projectieve identificatie beschrijft de beweging. Wie is goed? Is goed waar? Waar is kwaad? En hoe bewegen kwaad en goed van mens tot mens?
Freud haalde honderd jaar geleden in Jenseits des Lustprinzips een mythe aan waarmee hij uitlegde dat het menselijk verdeeld zijn eeuwig is: ‹Unser Leib war nämlich zuerst gar nicht ebenso gebildet wie jetzt [...] Alles an diesen Menschen war aber doppelt [...] Da liesz sich Zeus bewegen, jeden Menschen in zwei Teile zu teilen [...] Weil nun das ganze Wesen entzweigeschnitten war, trieb die Sehnsucht die beiden Hälften zusammen: sie umschlangen sich mit die Hände, verflochten sich ineinander im Verlangen zusammenzuwachsen ...› (1920, Gesammelte Werke XIII, p. 62).
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden