Het kader in beeld
Samenvatting
De psychoanalyse is behalve een theorie ook een praktijk, een praktijk van het spreken. Dit spreken vindt niet plaats in het luchtledige, maar wordt concreet omkaderd door een aantal variabele elementen, zoals duur en frequentie van sessies, het gebruik van de divan, de betaling, enzovoort. Het ‹analytische kader› vormt aldus het geheel aan randvoorwaarden waarzonder geen analyse mogelijk is. Dit kader is echter nooit voor eens en voor altijd ‹gegeven›. Het kan en mag geen evidentie zijn of worden. Allereerst omdat het kader altijd al ‹van binnen uit› bevraagd en beproefd wordt: vanuit de de klinische praktijk zelf. Voorts omdat de vraag van de overdraagbaarheid van het kader ‹naar buiten toe›, bijvoorbeeld naar een institutionele context, niet ontweken kan worden. In beide gevallen is een volgehouden kritische reflectie noodzakelijk, opdat het kader niet vervreemd zou geraken van datgene waar het werkelijk om gaat: het klinisch werk
Verslag van
Het analytisch kader als noodzakelijk subversief fundament [Gent, 4 december 2013]
Een dergelijke reflectie was precies de inzet van een studiedag georganiseerd door het vormingsinstituut Idesça en het Gezelschap voor Psychoanalyse en Psychotherapie (GPP), op 4 december 2013 in het Geuzenhuis te Gent. Onder de noemer Het analytisch kader als noodzakelijk subversief fundament kwamen vier analytici getuigen van hun werk en de rol die het analytische kader daarin speelt. De voormiddag was gewijd aan de ‹klassieke› psychoanalytische setting, na de lunch kwamen twee sprekers uit het institutionele veld aan de beurt.
In zijn welkomstwoord situeerde GPP-directeur Wim Galle het thema binnen een breder historisch kader. Hoewel Freud van het begin af aan het open en niet-dogmatische karakter van de analytische werkwijze benadrukte, hebben sommige volgelingen toch gepoogd deze op te sluiten in de rigide standaard van een cure type. Het was Lacan die het op zich nam de regels en de techniek weer te verbinden met de fundamentele inzet van de psychoanalyse, en zodoende het analytische kader te mobiliseren als volwaardig therapeutisch instrument — denk aan de omstreden sessies van variabele duur. De prelude eindigde met een interessante etymologische beschouwing rond het meest gebanaliseerde van alle psychoanalytische parafernalia: de divan. Afkomstig van het Arabische dīwān (ambtsvertrek van de Sultan) heeft het via het Frans geleid tot ... douane! Oftewel de divan als grenspost van het onbewuste.
Na de inleiding nam GPP-lid Els Therssen het woord. In enkele klinische fragmenten liet zij zien hoe in de preliminaire gesprekken, waar het kader wordt geïntroduceerd, overdracht en weerstand reeds werkzaam zijn. Met betrekking tot de betaling bijvoorbeeld: in hoeverre dient de analyticus zich te laten verleiden tot prijsverlaging? Of zegt het niet willen betalen van de prijs misschien iets over de economie van de klacht? Memorabel was de episode van een jonge vrouw die al jaren in analyse kwam, tot zij een keer niet kwam opdagen. ‹Vergeten› — de eerste keer in al die jaren. De heftige reactie toen haar die sessie de volgende keer werd aangerekend (tranen, de deur met een bons dicht), deed de analytica de oren spitsen. Immers, zo merkte de Therssen fijntjes op, een echt onschuldig vergeten wordt doorgaans probleemloos geassumeerd. Het incident werd uiteindelijk doorgesproken binnen de kuur, wat leidde naar de relatie met een alles vergevende, onvoorwaardelijk accepterende moeder. Of: wat een aanvaring met het kader kan reveleren van de positie die men in de overdracht krijgt toegewezen.
David Blomme (GPP) gebruikte in de uitgangsvraag van zijn lezing een homeopathische metafoor: hoe vaak kan de psychoanalyse verdund worden, zonder dat deze ophoudt psychoanalyse te zijn? Freud ontving zijn patiënten zesmaal per week. Vandaag lijkt dat totaal onrealistisch. Hoe komt dat? Behalve gemakkelijk ingeroepen historische factoren, staat er voor Blomme iets fundamentelers op het spel. Wat wij durven eisen van onze analysanten, hangt af van wat wij verwachten van de analyse tout court, en dat gaat onvermijdelijk terug op onze eigen ervaring als analysant. Zijn wij zélf wel voldoende geanalyseerd? Freud sprak al over ‹de maandagkorst na de zondagse rust›. Wat zegt dat over de analyse en analytische therapieën van vandaag, die het met een veel lagere frequentie moeten stellen? Het echte werk begint met de stilte die valt wanneer men is uitverteld over feiten. Maar met een frequentie van eenmaal per week haalt men het feitenmateriaal nooit in, en is men vertrokken voor een oneindige analyse. Dat leidt tot een paradoxaal kosten-batenplaatje: uiteindelijk, met het oog op weerstand en finaliteit, komt een intensieve analyse met hoge frequentie oneindig veel goedkoper uit dan een analytische therapie met lage frequentie!
Na de lunch was het institutionele gedeelte aangebroken, en boog Emmanuelle Krings (Forums du Champ Lacanien de Wallonie) zich over de netelige kwestie van de sanctionering in de context van een beschut-wonenproject voor psychotici. Hoe om te gaan met ‹minieme transgressies› (méfaits), zoals kleine diefstallen, beledigingen, vernielingen — daden die in een context van samenleven misschien niet te vermijden zijn, maar die wel de veiligheid van het collectief aantasten? Aangezien dergelijke daden getuigen van de singulariteit van een subject, dienen ze te worden verwelkomd en behandeld als symptomen. Doch voor zover ze het therapeutische kader op de helling zetten, moeten ze worden gelimiteerd en gesanctioneerd als delicten: een paradox die de grenzen van de psychoanalytische ethiek aanraakt. Krings vroeg zich af hoe een niet-moraliserende ‹ethiek van de sanctie› er dan wel uit zou kunnen zien, en zette alvast enkele bakens neer, zoals het benoemen van de daad vanuit de positie van getuige (de positie van achtervolger vermijden), het opsplitsen van de sanctie in verschillende perioden (nooit onmiddellijk volgend op de daad), en de verdeling over verschillende personen (wie de sanctie meedeelt is niet degene die de overtreding heeft vastgesteld).
Als laatste spreker getuigde Johan De Groef (Belgische School voor Psychoanalyse) over zijn werk als directeur van Zonnelied, centrum voor mensen met een verstandelijke handicap en bijkomende psychiatrische problematiek. Terugblikkend op de ontstaansgeschiedenis en evolutie van het centrum, bracht hij een beklijvend en bijwijlen ontroerend relaas over het parcours dat hij en zijn medewerkers hebben afgelegd met deze zogenaamd ‹moeilijke› populatie: een werk van creativiteit, verbeelding en doorzettingsvermogen, waar de zorg om het anders mogen zijn van de ander centraal staat. Abstracte theorie was hier niet aan de orde, des te meer het bewustzijn van de noodzaak om de analytische ethiek te vertalen naar het concrete van het alledaagse (samen)leven.
Dit laatste gold trouwens voor de studiedag in zijn geheel. De studiedag blonk uit in concreetheid, zonder aan theoretische diepgang in te boeten. Elk op hun manier getuigden de sprekers, in alle eerlijkheid en zonder de gevoelige aspecten van het werk uit de weg te gaan, over het métier dat de psychoanalyse toch ook is. En dat verdient alle lof.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden