‹Je maakt rotzooi als je er niet over nadenkt›
Samenvatting
Deze zomer werd in Wenen het eerste congres van de Comparative Clinical Methods Association (CCMA) gehouden. Michael Diercks heette ons welkom op een historische plek: de Psychoanalytische Academie, van oudsher het ‹huis› van de psychoanalytische vereniging in Wenen. De CCMA heeft tot doel, op basis van intensieve studie van verslagen van sessies met behulp van de zogenaamde ‹twee-stappenmethode›, de reflectie te bevorderen over wat het werk van de analyticus nu precies behelst (zie voor een uitgebreide beschrijving Hebbrecht 2008). Waarom intervenieert de analyticus zoals hij doet en wat is zijn werkmodel? Wat ziet hij als de gewenste verandering en op welke manier denkt hij dat zijn interventies daaraan bijdragen?
Verslag van
Eerste CCMA-congres [Wenen 20-22 juni 2014]
In Stap 1 kijken de groepsleden samen naar de opeenvolgende interventies van de analyticus en proberen ze te bepalen in welke van zes vooraf gegeven categorieën deze zijn onder te brengen. De groepsleden reflecteren daarbij over de bedoelingen van de analyticus met de interventie. Bijvoorbeeld: interventies om de setting te handhaven; vragen om zaken bewust te maken bij de patiënt; constructies van de analyticus met het doel betekenis te creëren enzovoort.
In Stap 2 gaat het erom dat de groepsleden er samen achter komen hoe de analyticus werkt en wat zijn onbewuste en bewuste werkmodel is, aan de hand van vijf vaste vragen, zoals ook beschreven in het genoemde artikel van Marc Hebbrecht.
Na deze inleiding over de methode gaan we uit elkaar voor de eerste van zes bijeenkomsten met een vaste groep deelnemers, onder leiding van een ervaren supervisor. We gaan ons intensief bezighouden met het materiaal van twee sessies van een patiënt, gepresenteerd door een collega-analyticus. Het volgen van de twee-stappenmethode blijkt in de praktijk niet zo eenvoudig. Er is een sterke neiging om te focussen op de patiënt en diens achtergrond. Hypothesen over het probleem van de patiënt vliegen over de tafel en de supervisor moet ons herhaaldelijk terugleiden naar stap 1: in welke categorie valt deze interventie? Nog moeilijker blijkt het om, naarmate de uren verstrijken, meer zicht te krijgen op het theoretische werkmodel van de presentator.
Aan het einde van de zaterdagmiddag presenteren Olivier Bonard en Paola Mariotti elk nog een plenaire paper. Bonard geeft drie voorbeelden van analyses, en zogenaamde ‹nodal interventions›, waarin verschillende werkmodellen kunnen worden herkend. Het is daarbij van cruciaal belang of de analyticus het materiaal ziet als iets dat in de sessie gecreëerd wordt, of als materiaal van ‹buiten›, dat in de sessie ingebracht wordt. Hij besluit zijn betoog met de opmerking dat er ook bij analytici (en dus niet alleen bij patiënten!) sterke weerstand bestaat om te veranderen. De analyticus wil vooral zijn eigen kijk op de problematiek inbrengen (zoals mij in de clinical seminars telkens is opgevallen! TP), en liever niet nadenken over zijn eigen — impliciete — werkmodel. Het loslaten van verworven zekerheden maakt angstig en vereist het rouwen om het verlies van narcistische almacht. David Tuckett merkt hierbij op, dat de analyticus er een rotzooi van maakt als hij er niet over nadenkt hoe hij intervenieert en waarom.
Mariotti spreekt vooral over de kloof tussen de expliciete theorie van de analyticus en zijn klinische materiaal. De analyticus kan zich bijvoorbeeld door een beroep op ‹de realiteit› proberen te verdedigen tegen inconsistenties in zijn werkwijze. En hoe meer de analyticus werkt vanuit ongereflecteerde, niet bewuste werkmodellen, hoe groter de kans dat deze impliciete modellen inconsistent zijn en een onbewuste vluchtheuvel worden voor een angstige analyticus. De impliciete theorie neemt te vaak het karakter aan van een ‹geloof›.
We ‹geloven› dan, dat de analyse werkt en vragen ons niet meer af ‹waarom› en ‹hoe›. Elke analyticus heeft impliciete theorieën over het onbewuste; het doel van de clinical comparative method is dat de analyticus zich deze bewust wordt en wordt geholpen om over zijn eigen impliciete theorie na te denken.
In de laatste zitting geeft Marc Hebbrecht een uitgebreid overzicht van de ontwikkelingen van het begrip ‹negative transference› en hoe ermee om te gaan. Opvattingen hierover variëren van: ‹De negatieve overdracht moet altijd geduid worden› tot ‹Altijd afzien van het duiden van de negatieve overdracht›. Hebbrecht brengt deze verschillende opvattingen samen onder twee min of meer tegengestelde noemers, namelijk: ‹de toegewijde moeder›, die vooral probeert een nieuw, goed object te creëren in de patiënt en daarom vooral luistert, zwijgt en de negatieve overdracht niet te veel duidt, tegenover de ‹fighting the dragon›-analyticus, die al het materiaal van de patiënt hoort als commentaar op het gebeuren tussen patiënt en analyticus, en die actief de negatieve overdracht interpreteert. In de discussie die op deze voordracht volgt, wordt vooral benadrukt, dat je als analyticus heen en weer moet kunnen en willen bewegen tussen deze twee posities.
Michael Dierks vertelt ten slotte over Freuds eigen worsteling met overdracht. Hij illustreert met een vignet hoe ook bij Freud een kloof gaapte tussen zijn theorie over analyse en overdracht en hoe hij daar zelf in zijn klinische werk mee omging. Zonder het in de gaten te hebben wordt Freud in de overdracht de heetgebakerde en mishandelende vader van zijn patiënt, de ‹Rattenman›. Diercks concludeert dat we als analytici meer moeten nadenken over wat we zelf doen dan over wat er mis is met de patiënt.
Ten slotte wordt de conferentie geëvalueerd, waarbij de deelnemers overwegend positieve geluiden laten horen. Zelf ga ik met enigszins gemengde gevoelens naar huis: enerzijds is de ontmoeting met internationale collega's altijd inspirerend en is het werkelijk bijzonder om met een groep zo veel tijd te kunnen besteden (zes bijeenkomsten van twee uur!) aan twee behandelsessies. De papers van de supervisoren leveren veel food for thought en de organisatie laat niets te wensen over. Maar ik ben er ook teleurgesteld over hoe weinig zicht de groep aan het einde van de zes bijeenkomsten nog heeft op de impliciete en expliciete theorie van de betreffende analyticus. Ik vond de groepsdiscussie vaak eerder verwarrend dan verhelderend.
Dat het noodzakelijk is dat psychoanalytici gericht reflecteren op hun eigen impliciete en expliciete werkmodellen, omdat zij anders meer een geloof uitdragen dan een vak uitoefenen, daarvan heeft deelname aan deze eerste CCMA-conferentie mij echter wel doordrongen. Hoe angstig en onzeker dat misschien ook maakt …
Literatuur
- Hebbrecht, M. (2008). Vergelijkende psychoanalyse — Over communicatie tussen psychoanalytici van verschillende scholen. Tijdschrift voor Psychoanalyse, 14, 255-265.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden