Het genot van de psychoticus
Samenvatting
Uw recensent verkeert in de voor het waarderen van De namen van het genot gunstige omstandigheid dat hij het kan toetsen aan de psychiatrische werkelijkheid. Dit boek heeft een hoog abstractieniveau zodat de confrontatie met de klinische praktijk het lezen handen en voeten kan geven. Op een afdeling waar het ‹afval› van de maatschappij terechtkomt, waar de hulpverleners de eeuwige strijd aanbinden met drugsverslaving en drugshandel — hierin geenszins gesteund door de overheid, integendeel — waar acting-out-gedrag en agressie in goede banen geleid moeten worden en de symptomen getemperd worden met medicijnen, veel medicijnen, kan hij gebeurtenissen waarnemen die het menselijke op het scherpst van de snede laten zien. Masturbatie midden in de woonkamer, (bijna-)verkrachtingen, moord en brandstichting en nog vele zaken meer uit het psychiatrische inferno. Maar o wee wanneer je als behandelaar een totale controle over deze zaken wil krijgen. Dat leer je overigens wel snel af. Beter is het de symptomen die bij de psychose horen een plaats te geven om de psychotische wereld enigszins te begrijpen, en daarbij kan De namen van het genot zeer behulpzaam zijn.
Bespreking van
Abe Geldhof (2014). De namen van het genot — Lacan over jouissance en psychose. Leuven/Den Haag: Acco. ISBN 978 90 334 9540 3, 247 pp., € 34,50
In zijn boek volgt Abe Geldhof de wat ongebruikelijk weg om Lacans opvattingen over de psychose uiteen te zetten door deze te relateren aan het genot (‹jouissance›), een relatief laat concept in het denken van Lacan. Deze laatste bracht het genot in verband met de relatie die het subject onderhoudt met het Ding, die vreemde onbenoembare instantie die het verlangen bij het subject teweegbrengt. Dat Ding — door Lacan gedoopt als objet petit a (object kleine a) — moet uit het subject geëxtraheerd worden om het verlangen op gang te brengen (vgl. castratie). Juist de relatie met het Ding speelt in Lacans laatste opvattingen een centrale rol, waarbij zijn eerdere ideeën over de psychose niet worden verworpen maar eerder een aanvullende plaats krijgen toegewezen zodat zij als het ware telescopisch in elkaar grijpen. Abe Geldhof durft het daarbij aan om kritiek te leveren op Jacques-Alain Miller, die geldt als de intellectuele erfgenaam van Lacan. Miller verdeelt de ontwikkeling van de psychoseopvattingen van zijn erflater in zes stadia, die telkens een ‹paradigm shift› laten zien. Geldhof brengt deze zes stadia terug tot vier, laat de term ‹paradigm shift› vallen en noemt ze domweg ‹perioden›. In die zin zou je kunnen spreken van een gelaagdheid, waarbij iedere laag niet bestaat zonder de andere. Zo speelt de spiegeling, de verdubbeling die bij de paranoia een belangrijke impact heeft, ook later een centrale rol in Lacans psychoseopvattingen. Ook de verwerping van de Naam-van-de-Vader, die nauw verweven is met Lacans uitwerking van de rol (van het buitengesloten worden) van betekenaars voor het subject, blijft doorklinken in zijn laatste theoretische overwegingen.
Om tot een waardering van De namen van het genot te komen moet ik mij afvragen of lezers van het Tijdschrift voor Psychoanalyse die niet allemaal even goed zijn ingevoerd in het lacaniaanse gedachtegoed in staat zijn de onderhavige tekst te appreciëren. Dat is voor uw recensent een niet eenvoudig te beantwoorden vraag omdat hij zelf al min of meer is ingevoerd in de materie, en bovendien meent te weten waar de gevoeligheden van ‹buitenstaanders› liggen. Desalniettemin blijft er wat te zeggen over. Waar de tekst van Abe Geldhof een verhalend karakter bezit, is hij zeer goed te volgen. De structuur en de opbouw volgen een bepaalde logica, zeker wanneer aansluiting wordt gezocht bij meer bekende teksten over psychose zoals die bij Freud te vinden zijn. Minder eenvoudig wordt het wanneer verknopingen en formules worden geïntroduceerd. De formules hebben een narratieve structuur nodig om voor lezers begrijpelijk te worden. Geldhof slaagt daar aardig in wanneer ik hem vergelijk met auteurs die zich lijken te verschuilen achter deze formules. Typisch lacaniaanse begrippen als ‹object kleine a›, ‹castratie› en ‹jouissance› komen in dit werk goed uit de verf.
De psychose is voor ons ‹normalen›, die aan deze kant van de symbolische orde staan, moeilijk te doorgronden. Soms vangen wij bij onszelf een glimp van de psychose op wanneer wij uit een droom wakker schrikken of wanneer wij worden geconfronteerd met een woordvindstoornis, maar heel kort daarna hebben wij onze strategieën al ingeschakeld om ons weer met beide benen op de grond (?) te krijgen. Een psychoticus daarentegen heeft misschien wel nooit grond onder zijn voeten. Hij heeft een totaal andere verhouding tot de dingen en zichzelf. Zou zich daar ergens het genot van de psychoticus ophouden; altijd in een zwevende toestand verkeren? Soms meen ik zo'n ervaring waar te nemen bij een psychoticus op de afdeling wanneer hij deelneemt aan de ‹unitraad› waar de dagelijkse zaken worden besproken door de leden van de staf en de patiënten en waarbij deze patiënt wegkijkt van de anderen met een blik die niets lijkt waar te nemen maar vervuld lijkt met een hemelse gelukzaligheid.
Een punt van kritiek is wel dat de casuïstiek in het boek uit de literatuur komt en niet uit de ervaring van de schrijver. Dat is jammer, want het zou de tekst veel levendiger hebben gemaakt. In een volgende uitgave, die ik dit boek van harte gun, zou het toevoegen van een zakenregister het terugzoeken van bepaalde passages makkelijker maken. Ook zou het boek aan diepgang en actualiteit gewonnen hebben wanneer de dialoog met andersdenkenden over hetzelfde onderwerp aan de orde was gekomen.
Alles bij elkaar en ondanks mijn kritische opmerkingen is De namen van het genot een goed leesbaar boek over de psychoseopvattingen van Lacan, die helder en overzichtelijk uiteen worden gezet, waarbij ook niet-lacanianen aan hun trekken kunnen komen.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden