Psychoanalytische pioniers
Samenvatting
Recensies in dit tijdschrift laten zich graag schrijven als een combinatie van een korte samenvatting gevolgd door enige kritische noten rond de verschillende stellingnamen van de auteur. Maar het recente boek van Stroeken leek zich daar nu niet meteen toe te lenen. Hoe vat je namelijk een opsomming van de psychoanalytische pioniers in Nederland samen? Het boek zelf pioniert alvast niet in zijn opzet. Zo schreef Stroeken in 1997 zelf al Freud in Nederland — Een eeuw psychoanalyse, waarmee hij stelling nam tegen de visie die Brinkgreve in 1984 in Psychoanalyse in Nederland — Een vestigingsstrijd presenteerde. Maar wat dus op het eerste zicht een droge opsomming leek te zullen worden, werd gaandeweg erg boeiende lectuur.
Bespreking van
Harry Stroeken (2014). Een ontwikkelingsgeschiedenis van de psychoanalyse — Geestelijke gezondheidszorg in Nederland rond de Tweede Wereldoorlog. Amersfoort: BBNC uitgevers. ISBN 978 90 453 1594 2, 223 pp., € 22,95
Beginnend met De Bruïne Groeneveldt loopt Stroeken langs de vroegste Nederlandse psychoanalytische patiënten in Wenen en Berlijn. Het mag duidelijk zijn dat het in de eerste decennia van de twintigste eeuw niet vanzelfsprekend was om zulke verre en bepaald dure reizen aan te vatten voor een dan nog relatief nieuw en onbekend avontuur. Als pionier kan je namelijk niet even aankloppen bij een voorganger om je enig idee te vormen van de weg die voor je ligt. Het was daarnaast een onderneming die slechts voor de happy few was weggelegd. Flink wat tijd en geld was onontbeerlijk voor wie bij de dure Freud in analyse wilde gaan.
Na deze eerste reeks van pioniers samen met enkele van de publicaties die de psychoanalyse hielpen voet aan de grond te krijgen in Nederland geeft Stroeken een kort biografisch vignet van de (al in 1917) dertien stichtende (allemaal mannelijke) leden van de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse (NVPA). Rond het al of niet verplichten van een leeranalyse en de toelaatbaarheid van lekenanalysen ontstond al snel conflictstof, die later zelfs explosief bleek te zullen worden. Een eerste keer gebeurde dat in 1933 met de door Van Ophuijsen ingezette en tot 1938 durende afsplitsing van de Vereniging van Psychoanalytici in Nederland. In 1945 volgde de stichting van het Psychoanalytisch Genootschap door Westerman Holstijn en Van der Hoop. Van der Hoops leeranalyse bij Jung had hem binnen de Vereniging blijkbaar onbetrouwbaar gemaakt voor wat hij zelf schamper het psychoanalytisch Clubje te Amsterdam noemde, verwijzend naar de Amsterdamse Werkgroep waarbinnen Jeanne Lampl-de Groot onbetwist de touwtjes in handen hield. Het moeten turbulente tijden zijn geweest, die in 1941 De Monchy, toenmalig voorzitter van de NVPA, in een brief de woorden ontlokten: ‹Wat is het toch jammer dat analytici altijd ruzie moeten maken› (p. 177).
Stroeken koos ervoor om leven en werk van enkele van deze stichters in aparte hoofdstukken uitvoeriger te belichten. Daarmee wordt het de lezer ook verder duidelijk op welke manier persoonlijke en institutionele conflicten ten zeerste met elkaar vervlochten waren. Ergens benoemt Stroeken het als de combinatie van een fundamenteel verschil van inzicht over de te volgen koers en volkomen verziekte verhoudingen. Bij deze aparte biografische vignetten zijn er ook drie van Joodse analytici die onmiddellijk in 1933 bij de nazistische machtsovername Duitsland en Oostenrijk ontvluchtten om zich in Nederland te vestigen. Hun komst, en na 1933 die van nog eens drie andere Duits-Joodse analytici, werd een bijkomende splijtstof voor verhoudingen tussen de Nederlandse analytici. Sommigen moeten hen hebben gezien als bondgenoot in het kunnen doorduwen van de eigen ideeën over hoe een vereniging moet worden uitgebouwd; voor anderen moeten zij te duchten concurrenten voor hun broodwinning geweest zijn. Antisemitisme speelde hierin geen echte rol, hoewel leidende analytici binnen de NVPA ons dat volgens Stroeken later wel hebben willen doen geloven. Ik laat graag Stroeken zelf even aan het woord over de onderlinge geschillen en hun weerslag: ‹Zijn niet machts- en gezagsverhoudingen de motor van veel onnodige, al te menselijke narigheid? Wie maakt uit wat ware psychoanalyse is? Welke setting en frequentie deugen onder uitsluiting van alle andere? Wie is gerechtigd wát aan anderen door te geven? Wie hoort erbij, wie niet? Wie bepaalt hoe de psychoanalyse moet worden geïnstitutionaliseerd? Wat is de juiste verenigingsvorm? Persoonlijk vraag ik mij ten slotte af: is niet veel creativiteit in de kiem gesmoord door allerlei gedoe?› (p. 185). Met de bij momenten tragische verhalen die ik net had gelezen in gedachten, kon ik mij slechts aansluiten bij deze stelling in vraagvorm.
Stroeken neemt in zijn boek dus wel degelijk stelling, maar nu en dan laat hij veeleer de feiten voor zich spreken. En die feiten zijn nu eens interessant of vermakelijk, dan weer bevreemdend of schokkend. Vermakelijk was het bijvoorbeeld om te lezen dat Van Ophuijsen op de Olympische Spelen van 1924 in Parijs fungeerde als official bij het Nederlandse boksteam, en ook gefunctioneerd heeft als boksscheidsrechter. Vanuit mijn Vlaamse invalshoek was het dan weer interessant te lezen hoe de nalatenschap van Van der Hoop via professor Nuttin bij de KU Leuven terechtgekomen is, maar overigens bij een verhuizing zoekgeraakt schijnt te zijn. Wat bevreemdend was de constatering dat meerdere van die eerste analytici een relatie aangingen of zelfs trouwden met een voormalige analysante, en hoe verschillend daarop gereageerd werd. Maar lichtjes schokkend was voor mij toch hoe ‹kleingeestig en wraakzuchtig› (p. 149) er kon worden opgetreden tegen collega's die een ander inzicht hadden of een andere weg op wilden. Bij momenten kreeg ik bij alle binnen en tussen de Nederlandse psychoanalytische verenigingen en werkgroepen woedende conflicten het gevoel dat ik een illustratie aan het lezen was van hoe een groep in de greep kan raken van een onderliggend krachtenspel zoals Bion dat met zijn ‹basic assumption groups› heeft verduidelijkt.
Stroeken besluit zijn boek met enkele hoopvolle perspectieven tegen de achtergrond van de maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen waarbij de psychoanalyse in de marge terechtgekomen is. Maar dat is niet enkel aan die ontwikkelingen te wijten. De verstarring binnen de psychoanalyse droeg daar zeker ook toe bij. Analyse in strikte zin lijkt als praktijk dan wel een anachronisme te worden maar voor Stroeken blijft er binnen een praktijk van het sprekende subject een plaats voor het wezenlijke van de psychoanalyse, namelijk het zich uitspreken in waarheid en waarachtigheid. En dat lijkt hij ook te hebben willen doen in deze ontwikkelingsgeschiedenis van de psychoanalyse in Nederland.
Literatuur
- Brinkgreve, C. (1984). Psychoanalyse in Nederland — Een vestigingsstrijd. Amsterdam: De Arbeiderspers.
- Stroeken, H. (1997). Freud in Nederland — Een eeuw psychoanalyse. Amsterdam: Boom.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden