Bij de vijfenzeventigste sterfdag van Sigmund Freud
Samenvatting
Lijkrede door Stefan Zweig bij de crematie van Sigmund Freud op 26 september 1939:
‹Staat u me toe ten overstaan van deze roemrijke overledene, uit naam van zijn Weense, zijn Oostenrijkse, zijn vrienden over de hele wereld, enkele woorden van ontsteltenis en dankbaarheid uit te spreken in diezelfde taal die Sigmund Freud door zijn werk zo geweldig verrijkt en geadeld heeft. Weest u zich er vooral van bewust dat wij, zoals we hier in gezamenlijke rouw bijeengekomen zijn, een historisch ogenblik beleven, zoals geen van ons waarschijnlijk een tweede keer door het lot vergund zal zijn. Laten we ons voor de geest halen hoe bij andere sterfelijken, bij bijna iedereen, in de luttele minuut dat het lichaam verkilt, hun bestaan, hun bij ons zijn, voor altijd ten einde is. Alleen bij deze mens daarentegen, aan wiens baar wij staan, bij deze ene en enige mens in onze troosteloze tijd, betekent dood niet veel meer dan een vluchtige, haast onwezenlijke verschijning. Hier betekent het van ons heengaan geen einde, geen harde afsluiting, maar slechts een blinde overgang van sterfelijkheid in onsterfelijkheid. Van het lichamelijk vergankelijke, dat we vandaag zo smartelijk verliezen, is het onvergankelijke van zijn werk, zijn wezen gered — wij allen in deze ruimte die nog ademen en leven en spreken en luisteren, wij allen hier zijn in geestelijke zin nog niet voor een fractie zo levend als deze grote dode hier in zijn krappe aardse kist.
Verlangt u niet van mij dat ik Sigmund Freuds levenswerk hier zal prijzen. U kent zijn schepping en wie kent haar niet? Wie van onze generatie is er innerlijk niet door hervormd en veranderd? Ze leeft, deze aangrijpende daad van ontdekking der menselijke ziel, als onvergankelijke legende in alle talen, en dat in de meest letterlijke zin, want waar is de taal die nu nog de begrippen en woorden die hij uit het schemerduister van het halfbewuste heeft ontrukt, zou kunnen missen en ontberen? Moraal, opvoeding, filosofie, dichtkunst, psychologie — al die vormen van geestelijke en kunstzinnige schepping en kennisnemen van de innerlijke ervaringswereld — zijn sinds twee, sinds drie generaties door hem als door geen ander in onze tijd verrijkt en geherwaardeerd. Zelfs degenen die niets van zijn werk weten of zich tegen zijn inzichten verzetten, zelfs diegenen die zijn naam nog nooit hebben gehoord, zijn hem onbewust schatplichtig en zijn onderworpen aan zijn geestelijke wil. Ieder van ons mensen van de twintigste eeuw zou anders in zijn denken en begrijpen zijn geweest, zonder hem, ieder van ons zou beperkter, minder vrij denken, oordelen, voelen, onrechtvaardiger zijn zonder zijn vooruitdenken, zonder die machtige stuwing naar het innerlijke die hij ons heeft gegeven. En waar we ook proberen door te dringen in het labyrint van het menselijke hart, zijn geestelijk licht zal steeds op onze weg zijn. Alles wat Sigmund Freud tot stand heeft gebracht en als ontdekker en gids voorspeld heeft, zal voortaan ook bij ons zijn; maar iets en iemand heeft ons verlaten, de man zelf, de kostbare en onvervangbare vriend. Ik geloof dat wij allen, hoe verschillend we ook mogen zijn, in onze jeugd niets zozeer gewenst hebben als ooit in vlees en bloed voor ons vormgegeven te zien, wat Schopenhauer de hoogste vorm van het leven noemt — een morele existentie: een heroïsche levensloop. Allemaal hebben we er als kind van gedroomd ooit een dergelijke held te ontmoeten, iemand aan wie wij ons zouden kunnen vormen en ontwikkelen, een man, bestand tegen de beproevingen van roem en ijdelheid, een man met een volle en verantwoordelijke ziel, geheel toegewijd aan zijn opdracht, een opdracht wederom niet ten dienste van hemzelf maar van de gehele mensheid. Deze bevlogen droom van onze jeugd, dit steeds strengere postulaat van onze volwassenheid heeft deze overledene op onvergetelijke wijze met zijn leven vervuld en ons daarmee een uniek geestelijk geluk geschonken. Hier was hij eindelijk, te midden van een ijdele en verstrooide tijd: de onbuigzame, de zuivere zoeker naar waarheid, voor wie niets in deze wereld belangrijker was dan het absolute, het blijvend geldige. Hier stond hij eindelijk zichtbaar voor ons, voor ons deemoedige hart, het edelste, het meest volmaakte toonbeeld van de wetenschapper met zijn eeuwige tweespalt: enerzijds voorzichtig, behoedzaam onderzoekend, zevenvoudig reflecterend en aan zichzelf twijfelend zolang hij niet zeker was van zijn inzicht, vervolgens echter, zodra hij een overtuiging had bevochten, haar verdedigend tegen de weerstand van nagenoeg de hele wereld. Aan hem hebben wij, heeft de tijd weer opnieuw op exemplarische wijze ervaren dat er geen indrukwekkender moed op aarde bestaat dan de vrije, onafhankelijke van de creatief denkende mens. Onuitwisbaar blijft ze bij ons, deze moed, om inzichten te verwerven die anderen niet ontdekten, ofwel omdat ze het niet waagden deze te ontdekken ofwel omdat ze ze niet durfden uit te spreken en te erkennen. Hij echter heeft het gewaagd en gewaagd, steeds weer en als eenling tegen alle anderen, hij heeft zich in het ongebaande voort-gewaagd tot aan zijn laatste levensdag; welk een voorbeeld heeft hij ons geboden met deze creatieve vermetelheid in de eeuwige kennisverwerving der mensheid!
Maar wij, die hem hebben gekend, weten ook hoe deze moed tot het absolute vergezeld ging van een ontroerende persoonlijke bescheidenheid, en hoe hij, deze wonderbaarlijk krachtige man, tegelijkertijd het meeste begrip kon opbrengen voor persoonlijke zwakheden bij anderen. Deze diepe tweeklank — de strengheid van geest, de warme hartelijkheid — bracht hem aan het einde van zijn leven de meest volmaakte harmonie die er in de emotionele wereld verworven kan worden: een zuivere, heldere, een herfstige wijsheid. Wie hem in deze, in zijn laatste jaren mocht meemaken, voelde zich getroost in een uur van vertrouwelijk gesprek over de dwaasheden en waanzin van onze wereld, en dikwijls heb ik in zulke uren gewenst dat dit ook jonge, zich ontwikkelende mensen vergund zou zijn, zodat ook zij, wanneer wij niet meer van de geestelijke grootheid van deze man kunnen getuigen, nog trots kunnen zeggen: ik heb een werkelijk wijze man gezien, ik heb Sigmund Freud gekend.
Dit mag ons tot troost zijn in dit uur: hij heeft zijn werk voltooid en zichzelf innerlijk voltooid. Meester zelfs over de oervijand van het leven, over het fysieke lijden, door standvastigheid van geest, door toegevendheid van ziel. Meester niet minder in de strijd tegen het eigen lijden, zoals hij dat levenslang was in zijn strijd tegen dat van anderen, en daardoor exemplarisch als arts, als filosoof, als zelfkenner tot aan het laatste bittere ogenblik. Heb dank voor zo een voorbeeld, geliefde, zeer gewaardeerde vriend, heb dank voor je grote creatieve leven, dank voor elk van je daden en werken, dank voor dat wat je was en wat je van jou in onze eigen zielen hebt neergelegd, dank voor de werelden die je ons hebt ontsloten en die wij nu, zonder begeleiding vervolgen, voor altijd trouw aan jou, voor altijd jou in toewijding gedenkend, jij o zo dierbare vriend, jij o zo geliefde leermeester, Sigmund Freud.
*Vertaling Gertie Bögels, met dank aan Ton Naaijkens voor de vertaalsuggesties.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden