Achter de coulissen van de Berggasse
Samenvatting
Eind november 2014 werd in het Londense Freud Museum de recentste biografie van Sabina Spielrein (1885-1942) boven de doopvont gehouden (Launer 2014). Had voor 1977 haast niemand van de Russische analytica gehoord, dan werd dit recent vrijwel onmogelijk gemaakt door David Cronenbergs tot de verbeelding sprekende film A dangerous method (2011). De sensationele uitvergrotingen die een Hollywoodverfilming kenmerken niet te na gesproken, leest Spielreins levensloop inderdaad als een onvervalste roman. Het is dan ook uiterst verleidelijk om zich te goed te doen aan de sappige petite histoire en daarbij alweer voorbij te gaan aan de inhoudelijke invloed die Spielreins achtergrondwerk had op de uitkristallisering van het psychoanalytische gedachtegoed. Freud opereerde nooit in splendid isolation. Tijdens de recente Clarke Lectures in Trinity College (Cambridge) verwees de Britse analyticus Adam Phillips terecht naar ‹een serie ontmoetingen met opmerkelijke mannen en wat minder ontmoetingen met opmerkelijke vrouwen› die — dikwijls in de coulissen van de Berggasse — medeverantwoordelijk waren voor the making of Freud. Phillips stipt daarbij onder meer expliciet de ‹beslissende› bijdrage van Spielrein aan (Phillips 2014, p. 160). Phillips' loutere suggestie kan ik ook hier slechts evoceren via een vluchtige blik op het lange tijd verloren gewaande, veelzijdige oeuvre van een scherpzinnige clinica.1
In de eerste periode getuigt Spielreins werk van grote schatplichtigheid aan Jung en Freud. Uit de Freud-Jungbriefwisseling leren we dat Jungs wederwaardigheden met — toen nog zijn patiënte — Spielrein Freud nopen het fenomeen van de overdracht verder uit te werken, de tegenoverdracht te thematiseren en de noodzaak in te zien van wat later de leeranalyse zal worden. Als arts-assistent in opleiding zal Spielrein zich vervolgens in Jungs kielzog ontpoppen tot een scherpzinnige theoretica, gefascineerd door de schizofrenie. Haar proefschrift over dit door Bleuler gemunte ziekteconcept is zwanger van thema's die ook haar latere werk tekenen, zoals de aandacht voor de taal en de — vrouwelijke — seksualiteit, maar bovenal voor de destructieve component van de seksualiteit. Deze laatste thematiek staat centraal in De destructie als oorzaak van het worden (1912), dat meestal — en niet in het minst door Freud zelf — ten onrechte wordt aangeduid als de vindplaats bij uitstek van de sinds 1920 fel bediscussieerde ‹doodsdrift›. Hoewel laatstgenoemde kwestie complexer is dan zij meestal wordt voorgesteld, had Spielreins vroege werk ontegensprekelijk invloed op de toenmalige agenda's van zowel Freud als Jung. In haar inmiddels tot die van collega-onderzoekers ontwikkelde samenwerkingsrelatie met Jung drukt Spielrein haar stempel op de uitwerking van diens theorie van het collectief onbewuste, met inbegrip van jungiaanse kernconcepten als de archetypen, de anima en de schaduw.
Spielreins opvattingen over destructiviteit — een interesse die ze met Freud en Adler deelt — zullen indirect doch aanwijsbaar doorsijpelen in het werk van zowel Klein, Winnicott als Bion. Doch de absolute affiniteit die ze met Klein, Anna Freud en Winnicott deelt, is de kinderanalyse, die Spielrein begint vorm te geven zodra ze zich intellectueel aan Jung en Freud heeft ontworsteld. Samen met Hermine von Hug-Hellmuth heeft ze de weg gebaand voor de ontwikkeling van de kinderanalyse, een eer die al te vaak wordt toegekend aan Klein en Anna Freud. Ruim tien jaar eerder getuigen Spielreins geschriften al van een fascinatie voor de rol van het spel en het therapeutisch aanwenden van speelgoed, waarmee ze de bakens uitzet van de speltherapie. Daarnaast pleit ze voor kinderobservatie als een onvervreemdbaar bestanddeel van het noodzakelijke ontwikkelingspsychologische onderzoek. Spielrein houdt vast aan de freudiaanse krijtlijnen, maar is een vurig vertegenwoordiger van een psychoanalyse die de open dialoog aangaat met inspirerende, niet-analytische velden. Inzake de kinderanalyse werkt zij een tijdlang samen met de op dat ogenblik nog relatief onbekende Piaget, wiens bijdrage een vernieuwende impuls geeft aan haar denken. Empirisch onderzoek en experiment gaan hand in hand met het freudiaanse denkkader. Klein bekritiseert Spielrein onder meer vanwege haar preoccupatie met het semiotische karakter van de taal, ten nadele van de libidinale lotgevallen van het ‹polymorf perverse› kind. Tegelijkertijd liggen Spielreins inzichten aan de basis van de kleiniaanse conceptualisering van de ‹goede› en de ‹slechte borst› — met op dat ogenblik niet-gethematiseerde kwesties als de genese van de subjectieve verhouding met objecten (en andere subjecten) en het onderscheid tussen binnen en buiten en tussen fantasie en realiteit. Met beginnend onderzoek inzake empathie, het proces van individuatie en de mogelijkheidsvoorwaarden van creativiteit ontmoet men bij Spielrein dan ook onvervalste prefiguraties van typisch winnicottiaanse interessepunten.
De laatste periode van haar werk is gesitueerd binnen de postrevolutionaire Russische context, waarbij de psychoanalyse naast interdisciplinair ook sterk pedagogisch is gekleurd. Spielreins institutioneel-therapeutische engagement, gecombineerd met de klinische (kinder-)psychiatrische context waarin ze werkt, vertaalt zich ook onmiddellijk in haar teksten. Daarin geeft ze een inkijk in haar therapeutische praktijk en benadrukt ze het belang van het bewaken van het analytische kader. Ze verdedigt categorisch onder meer de door Freud voorgeschreven abstinentie, inclusief de terughoudendheid met suggestie en duiding. In de kinderanalyse zet Spielrein zich zo ook radicaal af tegen Kleins opvatting dat vroege overdrachtsduidingen de angstgevoelens ongedaan maken. Freud blijft Spielreins gloedvolle lichtbaken. In de praktijk combineert ze, bij patiënten die door omstandigheden slechts een korte behandeling kunnen krijgen, de psychoanalytische therapie met cognitieve invloeden. Ze spreekt over dergelijke korte analyses in termen van ‹abortieve psychoanalyse›. Spielrein bewandelt in haar laatste teksten tevens sociaalpsychologische paden die later worden verkend door onder meer Horney, Fromm en Fenichel. Meer dan zestig jaar geleden verdween Spielrein, als slachtoffer van de Endlösung, tussen de plooien van de geschiedenis. Haar geschriften leken hetzelfde lot te hebben ondergaan. Vandaag treedt haar verzamelde werk (Spielrein 2002) stilaan uit de coulissen, als een pleidooi voor een psychoanalyse die zich laat kenmerken door een ontvankelijke openheid voor het aan gene zijde van de psychoanalyse.
Literatuur
- De Vleminck, J. (2013). ‹Mijn naam was Sabina Spielrein› — Freuds Russische dochter en de echo's van haar fascinerende oeuvre. Psychoanalytische Perspectieven (themanummer onder redactie van J. De Vleminck), 31, 261-281.
- De Vleminck, J. (2014). Sabina Spielrein — Kinderpsychiater avant la lettre. Tijdschrift voor Psychiatrie, 56, 106-113.
- Launer, J. (2014). Sex versus survival — The life and ideas of Sabina Spielrein. Londen: Duckworth.
- Phillips, A. (2014). Freud — De geboorte van een psychoanalyticus. Vert. Rob Kuitenbrouwer. Amsterdam: Ambo/Anthos.
- Spielrein, S. (2002). Sämtliche Schriften. Giessen: Psychosozial-Verlag.
Noot
- 1.Voor een verdere uitwerking van deze stelling: zie De Vleminck (2013, 2014).
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden