Het patiëntentoilet
Samenvatting
Psychoanalytici hebben volgens Bion de functie de producten van hun patiënten te containen en te ontgiften en ze zodanig terug te geven dat ze begrijpelijk en denkbaar worden. Dat geldt voor verhalen, dromen, gedachten, primitieve gemoedstoestanden en lichamelijke ervaringen. Bion gebruikt de metafoor van het spijsverteringssysteem om onder woorden te brengen hoe sommige ondenkbare ervaringen langzaamaan verteerd kunnen worden. Maar wat te doen met de concrete lichamelijke gevolgen van dit verteren? Hoe om te gaan met de functie van het toilet?
Naast de bank heeft de psychoanalyticus ook een toilet. In instituten liggen de wc-blokken vaak dicht bij de in- en uitgang of liften, zodat patiënten daar ongezien en in alle privacy naartoe kunnen. Sommigen van de psychoanalytici die over veel ruimte beschikken hebben een apart deel van hun huis voor de praktijk gereserveerd, met een eigen patiëntentoilet. Wat patiënten daar doen krijgt een analyticus zelden onder ogen; laat staan dat hij daar een betekenis aan kan geven. In andere praktijken is het niet altijd even duidelijk wie nog meer van het toilet gebruikmaakt en dat kan aanleiding geven tot angstige fantasieën over het lichaam van de analyticus. Praten en denken over lichaamsfuncties, flatulentie en in het geval van vrouwen over menstruatiebloed is zeer beschamend. Het toilet is de plaats van de secretie in dubbel opzicht. Niet voor niets noemde men het vroeger ‹secreet›.
Een patiënte bekende na een jarenlange therapie dat ze niet bij mij naar de wc durfde en daarom altijd een trein eerder nam zodat ze in een naburig bejaardentehuis kon plassen. Na elk gesprek ging ze weer op een holletje terug naar het bejaardenhuis. Zoals vaker het geval is met patiënten met een verleden van seksueel misbruik had ze een probleem met afwisselend retentie en incontinentie. Onder invloed van emoties kreeg ze vaak heftige aandrang: ze huilde als het ware soms met haar blaas. Op een gegeven moment werd het zo erg dat ze wel moest, op mijn speciaal voor patiënten gereserveerde wc. Ze kwam aangedaan de kamer weer binnen. Het was een fysieke opluchting, maar het was ook beschamend geweest, aangezien ze dacht dat het mijn wc was, waar ik ook naartoe ging. In de intimiteit van haar fantasie over mij was ze enorm angstig geworden. Angstig voor het opgezogen worden in mijn lichaam, bang voor de mengeling van afschuw en fascinatie die het denken aan excretie bij haar opriep.
Een andere patiënte liet de wc altijd vol troep achter: een lopende kraan, het handdoekje op de grond gesmeten, water en flarden wc-papier op de vloer. In de analyse was ze erg geremd en netjes, met een onderliggende smeulende woede die nauwelijks te bespreken was. Ze deed haar schoenen uit om mijn bank niet te bevuilen, maar de ‹vieze› gevoelens liet ze op een andere manier achter. Een derde patiënte, een jonge vrouw met borderlineproblematiek, moest zich altijd naar de wc reppen omdat ze diarree kreeg tijdens de zittingen. Haar angst was zo overweldigend dat het haar letterlijk dun door de broek liep.
Naast beschamend kunnen de excretiefuncties ook een andere betekenis hebben, namelijk een aanval op de analyticus en haar of zijn lichaam of een boodschap over hoe de patiënt zichzelf ziet. Sue Grand beschrijft in The reproduction of evil hoe sommige getraumatiseerde patiënten zich niet goed wassen en zich aldus hullen in stank, alsof dat de enige manier is om te laten zien dat zij zich a piece of shit voelen. Naast de uitbeelding van hun vernederde en verwaarloosde Zelf, is dat in feite ook een uiting van hun haat en woede.
Veel is er niet geschreven over de functie van de wc in de psychoanalyse. Alessandra Lemma is daar een uitzondering op. In haar recente boek Minding the body beschrijft ze hoe moeilijk het is het gebruik van de wc in de analyse te brengen. Zij geeft zelf het voorbeeld van een jonge man die geobsedeerd is door zijn darmfunctie. Hij had als kind last van een spastisch darm en zijn moeder was overmatig bezorgd over zijn ontlasting. Hij ervoer dat als opdringerig en beangstigend. In de analyse was hij met het vooruitzicht op een vakantie bij herhaling en uitgebreid aan het vertellen hoe hij opzag tegen de fouillering op het vliegveld. Lemma merkte bij hem een groeiende opwinding en bij zichzelf bevreemding toen hij vertelde hoe sommige mensen een kick zouden krijgen van het bevoeld worden. Hij weerde zijn angst af door hem te seksualiseren. Tegelijkertijd voelde zij de uitnodiging om net als zijn moeder overmatig geïnteresseerd en dus intrusief bezig te zijn met zijn lichaamsfuncties. Voor hem was het bezig zijn met zijn darmen een verblijf in een anaal-sadistisch universum, waar ‹alle delen gelijk en inwisselbaar› zijn.
Het toilet functioneert volgens haar soms ook als een plek waar de patiënt heel concreet het afgesplitste dumpt, zodat de analyticus de goede moeder kan blijven. Ze illustreert dit met een casus waarin de patiënte aanvankelijk dacht dat er geen toilet op de praktijk was. De patiënte vertelt vervolgens hoe bang ze was om op publieke wc's te gaan: uit angst voor besmetting. Kort daarop maakte ze gebruik van Lemma's toilet. Tot haar verbazing trof ze er daarna een enorme troep aan: urine op de bril en grond.
Lemma brengt dit vieze toilet in een later stadium in: ‹Je had het nodig om de relatie met mij goed en mooi te houden, misschien moesten onacceptabele gevoelens eruit in de wc?› De patiënte viel stil en liep weg, maar kwam na vijf minuten lijkbleek terug. Ze had moeten overgeven in de wc. Daarna zei ze vaak af en werd ze afstandelijker en kritischer. Toch lukte het Lemma haar in de behandeling te houden, en in het vierde jaar werd pas bespreekbaar dat dit alles te maken had met haar hele vroege ervaring van schaamte om de walging van haar moeder als die haar verschoonde. Zij had dat ervaren als een basale afwijzing van haar ‹smelly› kinderlijke zelf, dat ze alleen kwijt kon in de wc. Dit voorbeeld toont aan dat het een netelige onderneming kan zijn iets dergelijks in de behandeling te brengen, maar ook veel nieuw en belangrijk materiaal op kan leveren.
Literatuur
- Grand, S. (2000). The reproduction of evil — A clinical and cultural perspective. New York: Analytic Press.
- Lemma, A. (2015). Minding the body — The body in psychoanalysis and beyond. Hove/New York: Routledge.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden