Een thuis voor de ziel
Samenvatting
The psychic home van Roger Kennedy heeft een politiek actueel thema: ‹ontheemd› zijn. De psychoanalyse dreigt ontheemd te raken, net als grote aantallen vluchtelingen en dementerende bejaarden in tekortschietende zorginstellingen. Het is niet langer meer alleen de vraag of psychoanalytici zich thuis kunnen voelen in het onbewuste, in hun professionele rol en hun vereniging, maar ook of patiënten zich nog kunnen settelen in een analyse om te helen en te groeien, nu deze vorm van behandelen verzekeringstechnisch en maatschappelijk onder druk staat.
Bespreking van
Roger Kennedy (2014). The psychic home — Psychoanalysis, consciousness and the human soul. Hove/New York: Routledge. ISBN 978 0 415 71014 5, 159 pp., £ 29,99
Kennedy schrijft vanuit een psychoanalytisch perspectief over zowel het fysieke thuis als over de psychische structuur waarin onze ziel huist. De ziel is een concept dat moeilijk te definiëren is maar grote gevoelswaarde heeft. Het gevoel over een psychisch thuis te beschikken is even essentieel als het hebben van een fysiek onderdak: het is een basale menselijke behoefte. We moeten een emotionele, psychische thuisbasis van huis uit kunnen meenemen om ons veilig te voelen in de wereld, onszelf te vinden en te ontplooien. Het psychische ‹home› heeft vele elementen: zelf- en objectrepresentaties, angsten, verlangens, idealen, fantasieën, herinneringen, verboden en dergelijke, maar er zijn ook sociale en culturele invloeden. Voor Kennedy als psychoanalyticus is dit alles vanzelfsprekend deels onbewust, en dynamisch: voortdurend aan verandering onderhevig en in zekere mate conflictueus. Een thuis is het vertrekpunt van een reis door het leven én de plek waar we willen aankomen, hoewel die bestemming voortdurend aan verandering onderhevig is.
Kennedy verwijst naar Bruno Bettelheim, die ons eraan herinnert dat voor Freud de psychoanalyse eigenlijk de behandeling was van de ziel. Hoe kunnen psychoanalytici mensen helpen hun ziel (weer) te verwelkomen, in plaats van hun lichaam als de gevangenis ervan te ervaren? Hoe kunnen wij patiënten bijstaan zich zodanig in zichzelf te nestelen dat ze zichzelf kunnen ervaren als ‹onderwerp van ervaring in plaats van onderworpen aan ervaring›? En hoe kunnen we hen helpen te leren en te ervaren bij wie ze zich thuis (kunnen) voelen? Voor de beantwoording van dit soort vragen is het nodig de ziel in kaart te brengen.
Een beginpunt van Kennedy's ontdekkingsreis is een metafoor van Freud voor de structuur van de psyche. Freud stelt het systeem van het onbewuste gelijk aan een hal, waarin de psychische impulsen zich als individuen verdringen. Deze hal staat in verbinding met een soort salon, waarin ook het bewuste zich ophoudt. Op de drempel tussen deze beide ruimtes doet een wachter zijn plicht. ‹Hij monstert de verschillende psychische impulsen, onderwerpt ze aan censuur en laat ze, als ze hem mishagen, niet in de salon binnen.›
De ziel is echter volgens Kennedy niet alleen de ongrijpbare en meest wezenlijke ‹interioriteit› maar ook een intersubjectieve entiteit. Hij illustreert dit met het ‹verlaten› door de ziel van het lichaam. Wanneer iemand sterft, verdwijnt het licht in zijn ogen, als de vensters op en de spiegels van de ziel. Bij leven schijnt dat licht — het werpt eveneens schaduwen — niet alleen in onze innerlijke ruimte, het is ook waarneembaar voor de ander. Met het doven ervan in de blik van de stervende verdwijnt ook de weerspiegeling van wie wij, de ‹overlevenden›, zijn. Bij leven is het focale ontmoetingspunt van die blik, die ons dus verbindt met de ander, tussen de ogen. Maar de specifieke locatie en de bron van dat innerlijke licht blijven een mysterie.
Dat mysterie is volgens Kennedy ook niet op te lossen door de neurowetenschap. Hij citeert Daniel Dennett: ‹Het probleem met de hersenen is dat, als je erin kijkt, er niemand thuis blijkt te zijn.› En hij vervolgt met woorden van Bennett en Hacker dat de neurowetenschap de neurale precondities kan ontdekken voor menselijke vermogens als denken, redeneren en herinneren. Maar zij kan de psychologische verklaringen van menselijke activiteiten in termen van redenen, intenties, doelen en waarden niet vervangen door neurologische ‹bewijzen›. Menselijke wezens voelen en denken, níet de hersenen; personen en níet hersenen gaan relaties aan. De ziel is volgens Kennedy een psychologisch en cultureel, niet een natuurwetenschappelijk concept.
In het vierde en het vijfde hoofdstuk, getiteld Towards the soul respectievelijk The soul and its home, passeert — vanuit deze nieuwe en verhelderende invalshoek — een aantal psychoanalytische concepten en ideeën de revue, die bij het ‹ontstaan› en de vorming van de ziel volgens Kennedy een grote rol spelen. Bijvoorbeeld: de symbolische orde van Lacan, die gedeeltelijk al voor de geboorte aanwezig is; het zich thuis gaan voelen van de primordiale psyche in de soma (Winnicott); de integratie van het goede object (Klein); ook de gehechtheidstheorie ontbreekt niet (Schore). Via ‹the psychic retreat› (Steiner) en de geïnternaliseerde ‹dead mother› (Green) wordt duidelijk dat het in ons psychische thuis ‹unheimlich› kan zijn of zelfs ‹spookt›. Het zich geleidelijk gaan thuis voelen in een psychoanalytische identiteit komt eveneens aan de orde. Dit is belangrijk, omdat we in de spreekkamer met onzekerheden, paradoxen, verwarring, pijn, agressie en projecties moeten omgaan, die niet alleen in onze patiënten maar ook in onszelf huizen.
Kan er eenheid bestaan in het gevoel van identiteit dan wel de ziel? Volgens Lacan is dit een illusie, die ontstaat wanneer het jonge kind zichzelf in de spiegel als ‹heel› ziet, wat echter een contrast vormt met de hulpeloosheid en het gebrek aan beheersing van het lichaam in die levensfase. Lacan noemt dit vervreemding, Kennedy spreekt van ‹misrecognition› en plaatst hier de ‹recognition› van Winnicott tegenover, waarin via de spiegeling van het kind door de moeder het gevoel van een zelf juist wordt bevorderd. Beide gezichtspunten sluiten elkaar volgens Kennedy niet uit: integratie vindt plaats, maar staat voortdurend onder druk en is daardoor ‹elusive›. Echter, zonder minstens een ‹illusive› gevoel van een psychic home zullen we niet kunnen leven.
Kennedy heeft twaalf boeken op zijn naam staan en is een zeer erudiet man. Niettemin verwoordt hij zijn eigen ideeën op een bijna bescheiden manier. Hij leidt ze in met inkijkjes vanuit diverse invalshoeken: vanuit de filosofie, literatuur, geschiedkunde, muziekleer, schilderkunst en neurowetenschap. Hij geeft zelfs een overzicht van het verband tussen de behuizing van mensen door de eeuwen heen en de ontwikkeling van de behoefte aan een persoonlijk, innerlijk leven. Dit maakt The psychic home tot een boek dat rijk is aan interessante bronnen. Jammer vind ik dat er relatief weinig ruimte is voor casuïstiek; één hoofdstuk over het belang van een psychisch thuis in het leven en werk van de dichter William Wordsworth (1770-1850) biedt hieraan onvoldoende tegenwicht.
De ziel in The psychic home doet denken aan de labyrinten van de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges, met labyrinten binnen labyrinten. In elk daarvan is iets te vinden waarbij we ons, al dan niet bewust, thuis kunnen voelen of waarover we naar ‹huis› zouden kunnen schrijven. Kennedy is als de gids die ons hierin op een wijze, sympathieke en leerzame manier de weg wijst. Mijn persoonlijke aanbeveling van zijn boek berust op de aandrang die in mij werd opgewekt om me in zijn voorgaande werken te gaan verdiepen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden