Een grote dame
Samenvatting
Edna O'Shaughnessy is een gerenommeerde kleiniaanse psychoanalytica, die na haar studie filosofie in Zuid-Afrika naar Londen emigreerde om zich in het werk van Wittgenstein te verdiepen. Daar werd echter haar interesse gewekt voor de kinderpsychotherapie. Ze zocht contact met de Tavistock Clinic en kwam zo in contact met psychoanalytici. Vervolgens ging ze in psychoanalyse bij Anderson en Money-Kyrle. Uiteindelijk heeft ze een mooie analytische carrière gehad, waarin ze is opgeklommen tot de hoogste rangen van de British Psychoanalytic Society. Haar supervisoren waren overigens niet de minsten: Bick, Joseph, Segal en Rosenfeld. De invloed van Bions vroege werk is in haar werk onmiskenbaar. Haar filosofische achtergrond komt tot uiting in sommige van haar artikelen, zoals: What is a clinical fact? en Mental connectedness. In dit boek, dat ingeleid wordt door Richard Rusbridger, zijn twintig artikelen gebundeld die in vooraanstaande Engelstalige analytische tijdschriften zijn gepubliceerd (de meeste zijn ook terug te vinden op PEP-Web) alsook vier boekbesprekingen.
Bespreking van
Edna O'Shaughnessy (2015 [2014]). Inquiries in psychoanalysis — Collected papers of Edna O'Shaughnessy. Redactie: Richard Rusbridger. The New Library of Psychoanalysis. Hove/New York: Routledge. ISBN 978 1 138 79645 4, 321 pp., £ 30,99
De meeste van haar artikelen zijn opgebouwd rond klinisch materiaal, vaak over kinderanalyses die ze zelf heeft gedaan. Mogelijk onder invloed van Rosenfeld, interesseert ze zich voor complexe analytische situaties. Volgens haar leidt de verwondering over klinische impasses tot nieuwe theoretische ontwikkelingen. Haar onderscheid tussen ‹enclaves› en ‹excursies› is bijvoorbeeld interessant. Zo kan iemand in analyse blijven om het comfort dat dit biedt, zonder dat er daadwerkelijke verandering tot stand komt. In dat geval is er sprake van een enclave, of een zone van objectrelationele inperking. Bij een excursie gaat het om een volstrekt vermijden van emotioneel contact om een onderliggende psychotische toestand niet te ontdekken; de excursie als niet willen weten. Schitterend is haar artikel over hoe een leugenaar geanalyseerd kan worden, waarin naar voren komt hoe ze zich ergert aan het liegen en de manipulaties van haar analysant en zij slechts met veel moeite de analytische houding kan bewaren, maar toch niet vervalt in moraliseren en geleidelijk begrijpt dat de analysant moeite had om door de valse façade van zijn moeder heen te dringen. Ze beschrijft mooi hoe een droom van de analysant het mogelijk maakt deze dynamiek zichtbaar te maken en te bespreken.
Tijdens het lezen van dit boek was ik vooral benieuwd op welke wijze O'Shaughnessy het denken van Bion heeft geassimileerd en voortgezet. Haar interpretaties richten zich vooral op de onmiddellijke interactie die tot stand komt tussen analysant en analytica en betreffen minder de intrapsychische dynamiek. In haar werkwijze krijgt het concept van projectieve identificatie als vorm van primitieve communicatie bijzondere aandacht. In het eerste hoofdstuk, The absent object, zet ze een gedachtegang van Bion voort die hij in Learning from experience ontwikkelt. Wanneer een kind honger heeft, wordt het zich bewust van een onbevredigde behoefte, die ervaren wordt als een slecht innerlijk object. Naarmate het kind zich verder ontwikkelt, kan het deze ervaring van het slechte innerlijk object transformeren tot het gemis van iets goeds, waardoor de ervaring draaglijker, minder frustrerend en denkbaar wordt. Denken vindt zijn oorsprong in een afwezigheid. Er moet in geval van een afwezigheid een kritische keuze gemaakt worden tussen ofwel het ontwijken van frustratie ofwel het modificeren ervan en dan speelt de aanwezigheid van het primaire object een grote rol in het matigen van de intensiteit van de frustratie. O'Shaughnessy werkt deze bioniaanse noties verder uit. Het kind kan de afwezigheid van het object modificeren door te vluchten in almachtsdenken, om zich te verdedigen tegen de pijn die de afhankelijkheid van het object met zich meebrengt. Anderzijds is er niet alleen maar een negatieve kant aan afwezigheid; het kind heeft afwezigheid ook nodig. Afwezigheid is de natuurlijke en essentiële voorwaarde voor een relatie, anders degradeert deze tot een symbiose, waardoor de afzonderlijke identiteit van de persoon niet tot stand komt. Afwezigheid en scheiding van het object zijn nodig om een emotioneel perspectief te krijgen op de ervaring van het samenzijn met het object. Zo kan er waardering ontstaan en authentieke bekommernis om het object als afzonderlijk en waardevol. O'Shaughnessy bespreekt de positieve waarde van afwezigheid. De voortdurende aanwezigheid van het object leidt immers tot intrusie en achtervolgingsangsten. Ze beschrijft drie stadia in het omgaan met afwezigheid: éérst is er de gevoelde aanwezigheid van iets slechts, vervolgens is er de gedachte aan een slecht aspect en ten slotte is er de gedachte aan het gemis van het goede, dat als onderscheiden, redelijk en begerenswaardig wordt beleefd.
Het is niet verwonderlijk dat O'Shaughnessy vanuit haar filosofische achtergrond een bijzondere interesse vertoont voor de K-link, een bioniaans concept dat verwijst naar de emotionele ervaring zichzelf en de ander te kennen. De K-link wordt onderscheiden van de twee andere fundamentele links, L (liefde) en H (haat). Ze maakt onderscheid tussen ‹K›, ‹no K›, of de psychotische toestand, en ‹minus K›: het verkeerd begrijpen van zelf en anderen met kwaad opzet, waarbij bestaande betekenis teniet wordt gedaan en onttrokken (‹denuded›). Er zijn goede redenen waarom patiënten psychische inhouden van zichzelf niet willen weten, omdat die te veel onlust, ondraaglijk innerlijk conflict, achtervolgende schuldgevoelens en zelfs desintegratie tot stand kunnen brengen. O'Shaughnessy is het bijvoorbeeld niet eens met Kohut dat het oedipuscomplex bij patiënten met narcistische problemen afwezig zou zijn. Volgens haar is het oedipuscomplex niet afwezig, maar wel onzichtbaar gemaakt, omdat dit te pijnlijk is. Dit illustreert ze met haar casus Leon in het hoofdstuk The invisible Oedipus complex.
O'Shaughnessy beschouwt het werk van Bion als origineel. Niet als een radicale discontinuatie maar als een transformatie van het werk van illustere voorgangers (Freud en Klein) en niet los te zien van de wederkerige beïnvloeding van andere Londense collega's, zoals Rosenfeld, Segal en Winnicott. Op dit punt neemt ze een controversieel standpunt in. Als filosofe is ze ook minder enthousiast over het latere werk van Bion. Volgens haar is zijn denken te weinig gedisciplineerd en bevat het te veel contradicties, die leiden tot een oneindige proliferatie van betekenissen.
Al met al is het toch een indrukwekkend boek, dat van de lezer enige affiniteit met het postkleiniaanse denken veronderstelt. Het vormt een eerlijke weergave van het werk van een psychoanalytica van hoog niveau, die moeilijke klinische situaties gedurende lange tijd verdraagt, genuanceerd en consistent doordenkt en helder kan weergeven. Samengevat: een bijzondere prestatie.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden