Eigen
Samenvatting
Vóór het lezen van dit boek was ik niet met het werk van Michael Eigen vertrouwd. Ik behoor dus wellicht tot een mogelijk doelpubliek ervan. Een Festschrift van en voor fans is het ook.
Bespreking van
James S. Grotstein (auteur), Stephen Bloch & Loray Daws (red.) (2015). Living moments — On the work of Michael Eigen. Londen: Karnac. ISBN 978 17 80491 844, 342 pp., £ 32,99
Het boek bestaat uit achttien bijdragen, die naargelang de ‹vertex› ingedeeld zijn in drie delen: Reflections, Refractions, Rêveries. Deze titels weerspiegelen de dromerige, grensdoorbrekende sfeer — mag ik veronderstellen — van het werk van Eigen. Eigen, psychoanalyticus bij de International Psychoanalytical Association (IPA) in NewYork, laat zich niet onderbrengen in een bepaalde stroming binnen de psychoanalyse. Freud, Bion, en dus de kleiniaanse stroming hebben een sterke invloed op zijn werk, maar evenzeer refereert hij aan auteurs als Winnicott of Ferenczi, die echter vaak een andere kijk op de psychoanalyse vertegenwoordigen. Eigen is niet geïnteresseerd in het uitpluizen van verschillen tussen mogelijk incompatibele visies of in het partij of stelling kiezen. Hij maakt gebruik van ideeën vanuit diverse invalshoeken als ze vruchtbaar lijken in het klinische werk. Hij laat zich evengoed in belangrijke mate inspireren door Lacan, wat eerder uitzondering dan regel is in de Angelsaksische IPA-wereld. Ook Jung is dan logischerwijze geen taboe. En Eigen vindt niet alleen het psychoanalytische gedachtegoed in de breedste zin relevant voor de kliniek, maar evenzeer mystieke, spirituele en filosofische invalshoeken: Heidegger, Kant, Nietzsche, Deleuze en Guattari, de Dalai Lama, Joodse, christelijke, hindoeïstische, en boeddhistische wijsheden, én kabbalistische exploraties van theologische kwesties. ‹Faith› is dan ook niet toevallig een sleutelwoord in zijn werk: het verband dat hij ziet tussen Winnicott, Lacan en Bion (Eigen 1981) én de titel van zijn laatste boek (Eigen 2014). Het hoeft niet te verbazen dat hij, om de duizelingwekkende ruimte uit te drukken van al deze domeinen — haast het hele leven — schrijft in een stijl die wel ‹eenvouds verlichte waters› (Lucebert) moet zijn. Verschillende bijdragen beklemtonen dat het Eigens evocerende, poëtische stijl is die ruimte schept voor een ‹eigen› psychoanalytisch denken. De gelauwerde Zuid-Afrikaanse dichter, Peter Anderson, noemt Eigen ‹the prime living poet of psychoanalysis› (p. 251) en Grotstein spreekt van ‹A cross between minstrel, sage and analyst laureate› (p. XXI).
Sommige bijdragen gaan dieper in op een van de vele inspiratiebronnen in het werk van Eigen. Epstein, zelf bekend om zijn poging tot integreren van boeddhisme en psychoanalyse, gaat verder in op het hermeneutische veld ‹distinction-union› en hoe dit leidt tot een beter begrip van ‹the great embrace›. Ik begrijp dat seksualiteit in het boeddhisme niet minder dan in de psychoanalyse een belangrijk onderwerp is. De benadering is nochtans anders. ‹The bliss of sexual union [...] is the closest we can come [...] to knowing the underlying nature of reality› (p. 25). Dat zou volgens Epstein de levensles van Boeddha zijn, en het klinkt alsof het een haalbare kennistheorie is voor wie er zich aan waagt. De psychoanalyse daarentegen houdt zich bezig met de complexe vraag waarom die gelukzaligheid voor weinigen lijkt weggelegd.
Andere bijdragen bespreken hoe Eigen klassiek psychoanalytische werk wist te redynamiseren (Marian Campbell), of hoe het een houvast was in het werken met drugsverslaafden (Margaret Fetting), autistische kinderen ( Jeffrey Eaton), forensische psychotherapie (Ofra Eshel) of met Australische aboriginal-moeders (Norma Tracey). Er ontstaat op die manier een kleurrijke waaier aan bijdragen. Eigen is in al die verhalen uiteraard de bewonderde of geïdealiseerde leermeester: ‹Eigen seems to have become that […] object that many of us needed as we prematurely unmoored ourselves from our «dead» object homes, drifting at sea, surviving with the little nourishment that was our daily bread.› Eigen als geconsacreerd brood?
Peter Gay begrijpt Freud als vooral een opvolger van de ‹philosophers›, een erfgenaam van de Verlichting, een goddeloze denker, en daar zijn veel sterke argumenten voor. Psychoanalyse à la Eigen is geen wetenschap, is geen westerse rationale discipline. Anderson zegt dat het Eigen in zijn boek Ecstasy (2001) en in veel van zijn andere werk er juist om te doen is ‹to restore to psychology a dimension suppressed by the scientistic ambitions of the academicized discipline […]› (p. 252). Of, meer literair verwoord door Aner Govrin (p. 216): ‹Eigen was showing me rare and colourful butterflies. The scientist in me awakened. I wanted to […] dissect it, and examine it so we could fully analyse it. But Eigen was after something else. Eigen insisted […] «Let them fly, let them be free».›
Het werk van Eigen is een uitnodiging om het verkrampte ideaal van de psychoanalyse als wetenschap te verlaten en haar open te stellen voor alle hoger genoemde, vaak religieuze, zelfs mystieke inspiraties. Een psychanalyse die wil (over)leven moet geen verlicht denken willen zijn, moet geen door de Academie erkende discipline willen zijn, geen lid willen zijn van een Establishment, dat haar sowieso steeds minder salonfähig vindt. Ze moet verlichten met duisternis, met het water van de eenvoud, met de mystieke inzichten van de Kabbalah, door te huilen in de stormwind, door de ‹vruchtbare woordeloosheid van haar creatieve leegte› (p. 12).
Voor de lezer die ik ben is die vraag een vraag om een ‹leap of faith› te wagen, waarvan ik voordat ik dit boek had gelezen nooit wakker lag, waarvan ik de mogelijkheid of relevantie niet eerder overwoog.
In mijn hoofd leefde de psychoanalyse, zoals in de wereld van Peter Gay, als een rationele, ja wetenschappelijke, discipline. Wordt het tijd dat ik uit mijn dogmatische slaap ontwaak? Is het trouwens niet sowieso al het geval dat poëzie en literatuur, Leonard Cohen en Bob Dylan (protagonisten in de overigens sublieme bijdrage van Anderson), Nietzsche en Heidegger en vele andere filosofen, de facto voor mij, zoals voor een ongetwijfeld absolute meerderheid van mijn collega's ook een belangrijke inspiratiebron zijn in het klinisch werk? Met het integreren van religieuze en kabbalistische perspectieven heb ik het wat moeilijker en blijft Freud mijn held als goddeloze Jood. De vraag is of ik — of de lezers! — dit moeten herzien. In de hedendaagse wereld is er duidelijk een opleving van religie. De wereld in de eenentwintigste eeuw is een multiculturele meltingpot, waarin esoterische kennis, mystiek, godsdienst, kunst, wetenschap zich op een chaotische wijze bewegen. Is Eigen de Prigogine van de psychoanalyse, die als New Yorker een paar decennia vooruit kon kijken in die moderne chaotische turbulentie? Of is hij — gewild of niet — een religieuze, goeroeachtige leider voor hen die willen hopen in bange dagen? Ieder van ons kan zich een ‹eigen› opinie vormen. Zelf lijd ik niet onder die splitsing in mij tussen de literatuurliefhebber en mijn identificatie met Freud als rationale wetenschapper in mijn klinisch werk.
Literatuur
- Eigen, M. (1981). The area of Faith in Winnicott, Lacan and Bion. International Journal of Psychoanalysis, 62, 413-433.
- Eigen, M. (2014). Faith. Londen: Karnac.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden