Van wanverhoudingen tot waanverhoudingen
Samenvatting
Abe Geldhof is op korte tijd al aan zijn derde boek toe. Ditmaal neemt hij een aantal wanverhoudingen tussen mensen onder de loep. Het fameuze dictum van Lacan als zou er geen seksuele verhouding bestaan wordt hier in zekere zin uitgebreid. Bestaan er überhaupt immers andere dan wanverhoudingen, aangezien onze menselijke conditie als spreekwezens alias zieke dieren wordt bepaald door verdeeldheid, hapering en misverstand?
Bespreking van
Abe Geldhof (2016). Wanverhoudingen — De pedofiel, de politicus, de filosoof en de vrouwen. Leuven/Den Haag: Acco. ISBN 978 94 6292 583 0, 237 pp., € 24,90
De eerste twee van de vijf delen waaruit dit boek bestaat, gaan over vrouwen: het raadsel dat ze voor Freud betekenden, de ‹teleclitoridie› (p. 43) van Marie Bonaparte en de escalerende esthetische chirurgie in de schaamstreek van hedendaagse vrouwen, het liefdesleven van Anna Karenina en de moderne eenzaamheid van zowel mannen als vrouwen na de ingrijpende maatschappelijke veranderingen van de postmoderne tijd. Geldhof onderscheidt er vijf: ‹het verbrokkelende geloof in God, de voortschrijdende creatie van privéruimte, de kapitalistische, de seksuele en de technologische revolutie› (p. 92).
Meteen is de toon gezet voor opnieuw een zeer goed gedocumenteerd en beargumenteerd betoog. De lacaniaanse theorie wordt dan toegepast om het wel en wee van personages uit het publieke domein te becommentariëren. Af en toe bekruipt me wel de gedachte dat het een wat al te sluitend systeem betreft. Het lijkt er dan op alsof klinisch dan wel biografisch materiaal (slechts) wordt geselecteerd voor zover het illustratie vormt van vooraf bestaande theoretische a priori's. Zoals de nosoloog in de ziekte op zoek gaat naar tekens en algemeenheden, zo lijkt Geldhof telkens gespitst op bevestigingen van de zo typisch structurele (neurose, psychose, perversie) lacaniaanse taxonomie.
Regelmatig spreekt hij zich uit over ‹de› psychoanalyse, terwijl hij wellicht enkel de lacaniaanse bedoelt. Typische uitspraak: ‹De psychoanalyse stelt de empathie noch als middel noch als doel voorop› (p. 102). Op de volgende pagina hekelt hij het feit dat veel patiënten zich ‹begrepen› willen voelen, een nood of verlangen dat hij blijkbaar als een ‹obstakel› voor de psychoanalytische kuur beschouwt …
In deel drie neemt Geldhof de crisis onder de loep alsook de zondebokken die er de oorzaak van zouden zijn. Daarmee lost men de crisis nochtans niet op, maar ‹werpt men de crisis van zich af› (p. 10). Mede met behulp van diverse min of meer doorgrondelijke lacaniaanse mathemen zoomt hij in op Markies de Sade en op perverse c.q. sadistische kenmerken van politieke ideologieën. Dit hoofdstuk laat mij ietwat duizelig en ontredderd achter, alsof ik even op een intellectuele pijnbank ben terechtgekomen. Ik neem het voor mijn rekening. Mogelijk is dit sadisme niet my cup of tea. In het vierde deel, dat pedofilie en transvestisme behandelt, is Geldhof niet meer op drift, maar (en zelfs goed) op dreef. Eerst neemt hij de pedofilie onder de loep. Net zoals heteroseksualiteit of homoseksualiteit is het een vlag die de meest uiteenlopende ladingen dekt. Diagnostisch gaan immers heel wat verschillende mechanismen onder de pedofiele ‹perversie› schuil. Geldhof trekt de gebruikelijke lacaniaanse registers open om een en ander te verduidelijken. Ik zou wat zijn gedachtegoed betreft willen verwijzen naar de meesterlijke portretten van Rembrandt: hier en daar een beetje licht, maar voor de rest veel duisternis.
Helderder en zelfs frivoler is de bijdrage over het transvestisme van Abbé Timoléon de Choisy die alles/de fallus van zijn moeder wil zijn. ‹Zoals zijn moeder van hem hield, zo houdt hij van zichzelf› (p. 171), waaraan we mogen toevoegen: zo wil hij dat ook alle anderen van hem houden. Het leidt tot soms kolderachtige vertoningen, maar in een citaat van De Choisy zelf ‹het belachelijke is te verkiezen boven de [ook emotionele; MK] armoede› (p. 162). Het is een hoofdstuk waar de intellectuele en culturele pk van Geldhof alleszins op hoog toerental draait.
Persoonlijk was ik misschien nog het meest gewonnen voor en overtuigd door de laatste twee bijdragen in het vijfde deel. Daar komen filosofen Louis Althusser en Ludwig Wittgenstein op de scène. Aan de eerste wijdt Abe Geldhof een sterk staaltje van psychobiografie die de onderliggende dynamiek van de ‹altruïstische› wurgmoord op zijn vrouw Hélène begrijpelijk maakt.
De aseksuele en dode ‹perplexe› filosofie van Wittgenstein wordt geduid in termen van een klinische c.q. psychotische logica. Ze is volgens Geldhof ‹hermetisch gesloten› en impliceert daarom een verwerping van de symbolische castratie (p. 203). In een memorabel zinnetje ‹Men moet werkelijk gek zijn om te geloven dat men alle problemen van de filosofie kan oplossen, en dan nog helemaal op zijn eentje›, of in de woorden van Wittgenstein zelf: ‹Ik ben dus van mening de problemen in wezen voorgoed te hebben opgelost› (beide p. 203). Het is dan een uitspraak die volgens heel wat critici van Lacan soms evenzeer op de lacaniaanse logica van toepassing is. In Geldhofs treffende metafoor zit men bij de psychose vast in een kamer ‹zonder deuren of ramen› (p. 205).
In die zin is Wittgenstein de volledige tegenpool van de travestiet De Choisy. Deze laatste wilde zijn publiek in de luren leggen en op het verkeerde been zetten. ‹Hij hield van het bedrog›. Wittgenstein niet. Als goede filosoof eist hij de waarheid en niets dan de waarheid. Na zijn legerdienst is Wittgenstein nog meerdere jaren in uniform blijven rondlopen. Geldhof vergelijkt hem met een gek die gelooft dat hij Napoleon is en noemt deze verkleedpartij terecht niet frivool maar fragiel. ‹Hij kan zijn lichaam en zijn gedachten niet als vitaal ervaren› (p. 211). Wittgenstein is niet alleen filosofisch, maar ook psychologisch geniaal. Zoals Geldhof in het vorige boek (Geldhof 2013; Kinet 2015) besprak, wist hij immers oplossingen voor zijn intieme problemen (uit) te vinden die als een soort sinthoom fungeren.
Op de flaptekst van het boek wordt gesteld dat Geldhof ‹door zijn heldere stijl complexe redeneringen voor een groot publiek toegankelijk en breed toepasbaar› maakt. Met het eerste deel van deze uitspraak ben ik het zeker eens. De lezer kan genieten van een grote, soms zelfs literaire stijl en zeker wordt de complexiteit die nu eenmaal des mensen is geen onrecht aangedaan. Wel vrees ik dat voldoende lacaniaanse voorkennis en/of affiniteit wordt verondersteld om Geldhof op zijn intellectueel parcours te kunnen volgen.
Je hebt esoterische en exoterische vormen van onderwijs. Principieel is er voor allebei een gelijkwaardige plaats. De eerste richt zich vooral naar een incrowd van ingewijden, terwijl de tweede de straat of de ‹markt› op trekt om ook een bredere, voldoende intelligent geachte bevolking te bereiken. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Paul Verhaeghe schrijft Geldhof mijns inziens (al dan niet gewild of bedoeld) in de eerste lijn. Maar hij doet het alleszins glansrijk.
Literatuur
- Geldhof, A. (2013). Alleen met kunst — Drie gevalstudies over het sinthoom. Leuven/Den Haag: Acco.
- Kinet, M. (2015). Het sinthoom als kunstgreep. Tijdschrift voor Psychoanalyse, 1, 70-72.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden