Het onbewuste koppel
Samenvatting
Novakovic brengt in dit boek negen essays samen die een illustratie vormen van de centrale plaats van het interne koppel als een onbewuste dynamiek in de individuele geest, en van hoe dit gerepresenteerd wordt in een koppel, een familie en groepsrelaties. De eerste twee daarvan zijn in feite een herdruk van een artikel van Kernberg uit 1995 en een van Britton uit 2003. De overige zeven zijn wel originele bijdragen. Vanuit haar ervaring in het Tavistock Centre for Couple Relationships formuleert Novakovic een aantal interessante vragen, die de rode draad vormen in haar boek. Wat is het precies dat partners intrapsychisch en interpersoonlijk samen creëren? Waaruit bestaat het onbewuste koppel? Bestaat er een koppelmentaliteit op de manier zoals Bion een groepsmentaliteit beschrijft? Hoe zit het met de relatie tussen het koppel en de groep, en met de relatie van het koppel met derden, zoals kinderen, familieleden, vrienden of de bredere sociale context?
Bespreking van
Aleksandra Novakovic (red.) (2016). Couple dynamics — Psychoanalytic perspectives in work with the individual, the couple, and the group. Londen: Karnac Books. ISBN 978 1 7822033 1 5, 220 pp., £24,29
Theorieën die werden ontwikkeld vanuit psychoanalytisch werk met individuen werden ook toegepast in het denken over koppeldynamiek. Vooral van belang zijn hierbij het interne koppel, onbewuste fantasieën over het ouderlijk koppel en de impact van deze fantasieën op een koppelrelatie. De ideeën van Melanie Klein en van Bion komen bij de verschillende essays telkens prominent op de voorgrond.
Het al wat oudere essay van Kernberg waarmee het boek opent, zet enigszins de toon voor wat verder volgt. Kernberg bespreekt het samenspel tussen liefde en agressie in een partnerrelatie en stelt daarbij dat intimiteit onvermijdelijk ambivalentie opwekt in oedipale en pre-oedipale relaties. Het verlangen om een koppel te worden kan uitdrukking zijn van een behoefte aan een liefhebbende identificatie met een van de ouders, maar kan ook worden begrepen vanuit de nood om vroegere relaties te herstellen. Daarnaast kan het ook een uitdrukking zijn van het herhalen van agressieve en sadistische interacties door de partner ertoe te brengen zich te mengen in pre-oedipale en oedipale conflicten. Het onbewuste evenwicht dat partners bewerkstellingen in hun relatie maakt dat deze wel kan worden benoemd als een ‹verenigd zijn in waanzin›, maar deze eenheid wordt ook weer verstoord door de meer normale en bevredigende aspecten van een relatie. Dit brengt Kernberg tot de stelling dat het vermogen tot discontinuïteit in partnerrelaties een centrale rol speelt in het kunnen handhaven ervan.
Het werk van Melanie Klein en van Bion komt weliswaar in elk essay naar voren, maar wordt toch het meest grondig toegelicht in het essay van Hinshelwood. Hij trekt een parallel tussen hoe psychische functies verdeeld kunnen zijn binnen een groep en binnen een koppel. Net als de groep kan ook het koppel een gehele geest of mind omvatten, maar ook teruggrijpen naar een defensief gebruik van de ander. Daarbij benadrukt Hinshelwood het belang van een goed begrip van projectieve processen in het begrijpen van de problemen van een koppel, bijvoorbeeld wanneer een afgesplitst deel van het Zelf blijft voortbestaan in de geest van de partner. Daartoe volgt hij in eerste instantie Kleins denken over hoe zeer vroegkinderlijke fantasieën over gecombineerde objecten en over primitieve vormen van samenzijn tussen de ouders ondanks hun erg onrealistische karakter toch actief blijven in de diepste lagen van onze psyche. Langs die weg verwerven we diep onbewuste fantasieën over de aard van een koppel. Hinshelwood volgt dan de evolutie in het denken van Bion over groepen en hoe hij deze basic assumptions aanvankelijk zag als biologisch van aard maar later als veelal onbewuste psychologische ervaringen. De groep werd minder gezien als een geheel van onbewuste familierelaties, maar meer als een verzameling van delen die onderscheiden functies van de geest vormen. Het individu wordt dan herleid tot een specifieke functie voor de groep. Op een onbewust niveau omvat de groep de deelfuncties van ieder individu binnen een coherente relatie met de ander. Een koppel kan dan worden begrepen als een voorbeeld van deze vormen van groepscohesie, waarbij verschillende functies herverdeeld worden tussen de partners, die zo samen een mind vormen. Partners containen zo ook aspecten van elkaar.
In de essays van Balfour, van Novakovic en van Hewison worden verschillende casussen uit koppeltherapieën beschreven waar een en ander verdere verduidelijking krijgt.
Bijzonder lezenswaardig vond ik het essay van Vincent over koppel- en familiedynamiek zoals die zich in de beginfase van een groepspsychotherapie kunnen voordoen. Beginnende groepen of groepen waar recent nieuwe leden aansloten, worden nogal eens gekenmerkt door zogenaamde twee-object-koppelrelaties. Groepsleden raken geïnteresseerd in elkaar als individuen en (her)ontdekken daarbij een vervreemde sibling, een verloren geliefde of ouder in de groepstherapeut of in een ander groepslid. Een hele reeks van koppelrelaties kan hierbij de revue passeren. Dit soort relaties kan erg intens zijn en gedurende het bestaan van de groep aanwezig blijven. Maar het blijven enkel twee-object-relaties waarbij de groep wel aanwezig is, maar grotendeels als publiek en niet als deel van de relatie. Het is pas wanneer er in de groep een triangulaire ruimte ontstaat dat er zich een echte werkgroepfunctie kan gaan ontwikkelen. We zien dan drie-object-relaties in de groep, waarbij de relatie met de ander altijd gezien en ervaren wordt in termen van de relatie met de derde, wat de groep als geheel kan zijn of een deel van de groep. Met het bereiken van een triangulaire ruimte verwerft de groep ook steeds meer het vermogen om continu te bewegen tussen twee- en drie-object-relaties. De groep als geheel wordt rijper en meer reflectief naarmate groepsleden meer interesse krijgen in elkaar en gevoeliger worden voor elkaar en de relaties tussen hen. De groep kan meer werken met confrontatie en kan sterkere gevoelens aan, waardoor groepsleden tot introspectie kunnen komen en zich meer kunnen richten op onderlinge relaties in het hier-en-nu. Voor de groepstherapeut is het van belang oog te blijven hebben voor het continue switchen tussen beide toestanden, twee-object- en drie-object-relaties. Deze afwisseling staat centraal in het groepstherapeutisch werk, maar vormt er tegelijk de grote moeilijkheid van.
In de afsluitende essays wordt de koppeldynamiek toegepast op organisaties en de bredere sociale omgeving, maar deze vond ik voor mezelf van minder belang.
Globaal is dit boek er een dat zeker de nodige aandacht verdient. De vragen die de auteur in het begin van het boek centraal stelde, worden op een vrij grondige manier besproken en ten dele ook beantwoord. Vooral wie met koppels werkt, zal in deze verzameling essays waardevolle aanknopingspunten vinden voor de dagelijkse psychotherapeutische praktijk.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden