Repliek op de reacties van Tinka Prast en Nicole Vliegen
Samenvatting
Het doet me veel plezier dat Tinka Prast en Nicole Vliegen beiden uitkomen bij Winnicott, en ik ben hen dankbaar voor hun associaties. Ik kan nog slechts enkele gedachten toevoegen.
De beelden die in de sessies verschijnen, vertolken een massale, onvoorspelbare en onvoorstelbare onveiligheid. Het is cruciaal dat ik dicht genoeg in de buurt ben en gericht ben op elk signaal, al dan niet in woorden, dat aangeeft dat Tim terug moet kunnen keren naar een gedeeld punt, naar de veiligheid binnen de reële therapeutische relatie. De wreedheid in de beelden is misschien alleen maar mogelijk dankzij deze relatie, die vitaliseert en angst reguleert en doseert. De interesse in mijn echte handtekening en het punt erachter, wat hij ook herhaalt bij zijn handtekening, lees ik als een vraag, als een poging om op twee niveaus iets te delen. Er zit een vraag in vervat naar mij, de echte Eva, met haar handtekening, om het samen te kunnen doen, om een deel van de last aan mij te kunnen toevertrouwen én een vraag om de verantwoordelijkheid en de impact van de verschrikkelijke beelden te kunnen (ver)delen. Het (psychisch) overleven van de horror hangt mogelijk af van dit gedeelde punt. Ik ben geraakt door de verlatenheid die opgeroepen wordt en door de tragiek van een kind dat als enige verklaring voor zoveel vernietiging kan uitkomen bij de diepe fantasie een slecht, hatelijk kind te zijn, bij de fantasie dat zijn kwaadheid en negativiteit de therapeut kapotmaakt. Enige reële geruststelling kan dan noodzakelijk zijn om de wanhoop en de ervaren hulpeloosheid wat te temperen.
Als we in de therapeutische ontmoeting met gekwetste kinderen die enerzijds te weinig zorg en anderzijds te veel intrusie meemaakten, worden toegelaten in hun binnenwereld, is dat een teken van een groot vertrouwen. Hun binnenwereld is destructief gekleurd, zoals Nicole Vliegen aangaf, door het ervaren tekort en intrusie, die als agressief beleefd worden. In therapie worden we dan geconfronteerd met de vraag hoe we hier het beste mee omgaan. We mogen het verschijnen van deze beelden niet hinderen én moeten waakzaam zijn hen niet te achtervolgen met interpretaties. Een belangrijke vraag die opdoemt en waar het kind zelf mee worstelt, is aan wie al die destructie toebehoort, of anders gezegd: wie de eigenaar is van die beelden. In mijn ervaring is het erg belangrijk om hier voorzichtig en omzichtig mee om te springen, zowel wat betreft het geven van een interpretatie als wat betreft het lokaliseren of toewijzen van de agressie. Het kind opzadelen met het eigenaarschap ervan kan de zelfhaat nog versterken en de wanhoop vergroten.
Alvarez (2012) merkt op dat het voor veel kinderen met trauma in de voorgeschiedenis belangrijk is om (een deel van) de slechtheid buiten te kunnen houden. Erkennen ‹dat er iets in hen is› kan dan de aangewezen oplossing zijn. Ik zou durven zeggen dat er iets in hen gezet is, een vernietigende agressie die (minstens ten dele) van buiten komt. Alvarez schrijft verder dat het kind dan geen deel van zichzelf projecteert, maar van ‹an internal object of an extremely bad kind› (Alvarez 2012, p. 87). Ze stelt dat het exploreren van dit gewelddadige, interne object waaraan niets te herstellen valt, ertoe kan bijdragen dat de preconceptie van een herstelbaar object kan kiemen (Alvarez 2012, p. 88).
Het beeld van een kind dat vermoord wordt op zijn verjaardag stelt het bestaansrecht van het kind, van zijn leven op zich, in vraag. Het leven ontnemen op de dag dat het gegeven werd, draagt een grote symboliek in zich. De straf die volgt, een gevangenschap in Alcatraz, kan inderdaad beschouwd worden als vergelding. Het is een beeld waarin alle verbondenheid finaal en onherroepelijk stukgaat, maar het kan misschien ook gezien worden als een voorzichtige vorm van rechtvaardigheid en gerechtigheid. Het geeft uitdrukking aan een besef dat dingen anders hadden moeten zijn. Het is een eerste aanzet om wat orde op zaken te stellen en draagt op deze wijze bij aan een eerste poging tot een beginnend ‹herstel›. Alvarez (2012) spreekt over ‹the grammar of a rightful need, one that allows a good object and a good self to grow›. Het is belangrijk om op te merken dat het Tim zelf is die zijn verlangen uitdrukt om vergelding niet het laatste woord te laten hebben. Hij is degene die de mogelijkheid tot vrijlating inbouwt. Na het beeld van Alcatraz kan hij weer in contact komen met het goede object. Ook mijn reactie: ‹Het is jammer dat we niets meer voor Tim kunnen doen›, een formulering die haar oorsprong vindt in mijn authentieke verlangen om iets voor hem te betekenen, de wanhoop te verlichten en een kans op leven te geven, kan dan ontvangen worden.
Ik besluit met een citaat: ‹This is work against the odds, where hope perhaps lies both in the capacity of the analytic couple to contain and survive the powerful representations of the client's inner world, and in the possibility of finding recognition and a new experience of relating within a sustaining and long-term attachment relationship› (Yellin & Epstein 2013).
Literatuur
- Alvarez, A. (2012). The thinking heart. Three levels of psychoanalytic therapy with disturbed children. London/New York: Routledge.
- Yellin, J. & Epstein, O. (2013). Terror within and without. Attachment and disintegration: Clinical work on the edge. London: Karnac Books.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden