Het verband tussen chocoladetaart en narcisme
Samenvatting
Een recensie van een niet-psychoanalytisch boek in dit tijdschrift, wat is daar de meerwaarde van? Ik bood aan deze te schrijven, niet vanwege de relevantie voor de dagelijkse behandelpraktijk, maar omdat het belangrijk is kennis te nemen van hoe verschillend in de academische wereld over narcisme wordt gedacht. Belangrijk, want de introductie van het alternatieve model voor persoonlijkheidsstoornissen in de DSM-5 biedt mogelijkheden om de psychoanalytische beschrijvende diagnostiek in het debat in te brengen. Maar dan moeten we ook kennisnemen van wat er zich buiten ons gezichtsveld afspeelt. Eddie Brummelman is docent en onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam, en heeft al op jonge leeftijd zijn sporen verdiend. Het onderzoek van Brummelman en Sander Thomaes naar narcisme bij kinderen is bij de lezers van dit blad waarschijnlijk weinig bekend, maar internationaal worden ze gezien als baanbrekende onderzoekers. Alle reden dus om dit zeer toegankelijk geschreven boek over narcistische trekken bij kinderen en volwassenen op deze plaats te bespreken.
Bespreking van
Eddie Brummelman (2019). Bewonder mij! Overleven in een narcistische wereld. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. ISBN: 9789057124730, 224 pp., € 20,00
Het proefschrift van Thomaes (2007) eindigde met de kanttekening dat hij waarschijnlijk vooral de vanzelfsprekende, openlijke variant van narcisme had onderzocht en ook bij Brummelman is dit zo. In veel van hun eigen onderzoek gebruiken ze de Narcissism Child Inventory, een door Thomaes ontwikkelde vragenlijst die is gebaseerd op de Narcissistic Personality Inventory, die weer veel gebruikt is in het onderzoek bij volwassenen. Beide vragenlijsten meten waarschijnlijk vooral redelijk adaptieve vormen van vanzelfsprekend narcisme. Dit alles ter inleiding; nu wijd ik me aan de inhoudelijke bespreking.
Het eerste deel beantwoordt de vraag wat narcisme is, en wat mij daarin vooral fascineert is het onderzoek naar het verschil tussen een hoge zelfwaardering en narcisme. Dit blijken zowel bij volwassenen als bij basisschoolkinderen wezenlijk verschillende zelftoestanden te zijn. Kinderen met een hoge zelfwaardering vinden zichzelf, maar ook anderen waardevol en ze vinden het belangrijk om erbij te horen: ‹Iedereen kan erbij horen› (p. 33). Kinderen die hoog scoren op de narcismevragenlijst daarentegen vinden zichzelf superieur, anderen inferieur en ze vinden het belangrijk om zichzelf te onderscheiden: ‹Er kan er maar één de beste zijn› (p. 33). Ongelooflijk hoe op zo'n jonge leeftijd de karakteristieken van het latere volwassen narcisme al zichtbaar zijn, inclusief het idee dat relaties altijd over winnen of verliezen gaan. Schokkend blijft toch ook hoe narcisme samengaat met overschatting van de kracht van het eigen narcisme. Positief waarderen van het eigen narcisme, overschatten van het zelfinzicht, en voeg ik toe, van de eigen empathische kwaliteiten, steeds opnieuw is de laatste regel: ‹Ik blink uit in narcisme›. Dit is creatief zichtbaar gemaakt in een experimenteel onderzoek bij kinderen, die op de vragenlijst als narcistisch naar voren kwamen. Ze werden gevraagd voor de microfoon een lied te zingen en kregen van de ‹jury› voor hun prestatie de beoordeling ‹gewoon›. De gezichtsscanner gaf bij het horen van de jury-uitslag duidelijk een verhoogde bloedtoevoer naar de wangen te zien, een signaal van blozen en schaamte. Maar daarnaar gevraagd ‹ontkenden› ze een bijzonder gevoel bij de beoordeling te hebben gekregen; het was ‹gewoon› niet waar.
In deel 2 gaat Brummelman in op wat narcisme met een mens doet, onder andere te zien in het fenomeen van de licht ontvlambare gekrenkte ego's, het geloven in eigen leugens en het fenomeen van kinderen als narcistisch verlengstuk van hun ouders. Hij beschrijft de destructieve werking van narcistisch leiderschap, waarbij de nieuwe leider het staande beleid wel moet reorganiseren om te laten zien dat zijn aanpak beter is, ongeacht de consequenties voor de werknemers of zelfs de noodzaak en effectiviteit van de maatregelen: ‹Omgaan met narcisten is als het eten van een chocoladetaart: de eerste happen zijn heerlijk, maar een hap te veel en je wordt misselijk› (p. 81).
In het derde deel van zijn boek beschrijft Brummelman hoe narcisme ontstaat. In de hedendaagse psychoanalytische literatuur ligt sterk de nadruk op de vroegkinderlijke oorsprong van narcisme, in de relationele teleurstelling en het zich afkeren van de belangrijke ander als een bron van levensenergie. Brummelman richt zijn aandacht op de invloed van de stijl van opvoeden door de ouders, waarin het kind systematisch wordt overgewaardeerd. Opnieuw onderbouwt hij zijn betoog met experimenteel onderzoek naar het verschil tussen narcisme en hoge zelfwaardering en laat hij zien onder welke opvoedingsomstandigheden narcisme zich bij kinderen installeert. Dit gebeurt als ouders hun kind als specialer dan andere kinderen zien en ‹de kwaliteiten van hun kind overschatten, overclaimen, het kind aanmoedigen om zichzelf te onderscheiden van anderen en teleurgesteld zijn wanneer hun kind hierin niet slaagt› (p. 142). Ouders van kinderen die zichzelf waardevol achten, denken dat hun kind waardevol is om wie hij of zij is, en in plaats van overwaardering laten zij het kind vooral warmte voelen: ‹Plezier delen met het kind, interesse tonen in wat het kind doet, wederkerige interacties met het kind hebben (zoals samen spelen) en genegenheid tonen voor het kind› (p. 142). Dit leidt bij het kind tot het idee waardevol te zijn, net als andere kinderen, en dat het belangrijk is erbij te horen. Om de praktische toon van het boek goed te begrijpen, geef ik een aantal van Brummelmans opvoedingsadviezen weer om zelfwaardering te stimuleren zonder narcisme te kweken: ‹Geef woordeloos warmte›, ‹Wees onvoorwaardelijk›, ‹Prijs op een bescheiden manier› en ‹Benoem de leerervaring, niet de sociale vergelijking›.
Er staan zo veel meer experimenteel-psychologische weetjes in dit boek die ik allemaal niet kan weergeven, maar die me wel enthousiast maken. Misschien komt dat omdat ik zeer in narcisme ben geïnteresseerd, want voor mijn klinische praktijk biedt dit boek geen nieuwe invalshoeken. Maar psychoanalytici zijn ook niet de doelgroep van de auteur. Als ik het goed begrijp, wil hij een breed publiek meenemen in de wereld van experimenteel onderzoek en uitleggen hoe narcisme in elkaar zit. Daarin is hij wat mij betreft geslaagd; zijn plezier in het onderwerp is voelbaar en hij schrijft op een toegankelijke manier. Ingewikkeldheden verplaatst hij naar zijn uitgebreide notenapparaat. Als je dit boek met een open blik leest, valt op hoe veel uitkomsten van experimenteel onderzoek samenvallen met theoretisch-klinische noties over narcisme.
Ik heb maar een paar kritische noten, die nu eenmaal ontstaan als een psychoanalytisch geschoold behandelaar van narcisme een niet-psychoanalytisch boek recenseert. Brummelman refereert weinig expliciet aan het lijden onder narcisme, hoewel de ondertitel van zijn boek Overleven in een narcistische wereld wel als een verwijzing daarnaar gezien kan worden. Hij is vooral de onderzoeker die gefascineerd is door zijn onderzoeksobject, narcisme. Hoewel hij zegt niet over de narcistische-persoonlijkheidsstoornis te schrijven, maar over narcistische trekken die ons allen niet vreemd zijn, benoemt hij zijn (volwassen) onderzoeksobject consequent met ‹narcist›. Ik zou daar niet voor kiezen, en liever, hoe omslachtig ook, blijven denken over een mens met ook narcistische trekken of een narcistische-persoonlijkheidsstoornis. De meest geciteerde psychoanalyticus in het boek is Freud, die voor Brummelman, net als voor mij, een eerste kennismaking met psychologie vormde. Op een incidentele verwijzing na is de psychoanalyse afwezig, hoewel er toch juist vanuit dat kader recent veel over geschreven is. Maar, op dezelfde manier is het werk van Brummelman, Thomaes en andere wetenschappers afwezig in onze publicaties. Het is voor mij leerzaam dat relatieve isolement weer eens te ervaren; dat rechtvaardigt mede deze recensie van dit niet-psychoanalytische boek: laten we vooral kennisnemen van elkaars denkwijzen.
Literatuur
- Thomaes, S. (2007). Narcissism, shame, and aggression in early adolescence: On vulnerable children (Proefschrift). Amsterdam: PI Research.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden