Présence réelle — Lichamelijke aanwezigheid
Samenvatting
De titel van dit boek, Zullen we contact houden, verwijst naar de moderne internetcultuur waarin we met bijna iedereen in virtueel contact staan, maar intussen niet goed weten wat contact tussen mensen eigenlijk inhoudt of zou moeten inhouden. Het boek biedt een cultuurkritiek: wij vergeten het belang van de subjectieve ervaring, de tijd, de herinnering en de lichamelijke aanwezigheid. Het boek behelst een tijdskritiek, die vanwege de onderliggende antropologie ook van belang kan zijn voor de psychoanalyse.
Bespreking van
Rob van Gerwen (2018). Zullen we contact houden — Hoe we de geest uit ons wereldbeeld verwijderen. Utrecht: Klement. ISBN 978 90 868 719 26, 256 pp., € 25,99
Het boek verscheen in het najaar van 2018, maar werd eerst nu, in 2021, de tijd van het ‹online bestaan›, acuut actueel. Wat in 2018 een tendens was, zien we nu in de wereld om ons heen, in de anderhalvemetersamenleving, volledig gerealiseerd. In het boek heet het ‹online› dan ook het ‹nieuwe afwezig zijn›. En nu wij nog veel sterker, en de ouderen onder ons geheel, op online zijn aangewezen, merken we aan den lijve dat deze vorm van niet-lichamelijk verkeer, van beeldbellen en Skypen, de lichamelijke interactie niet kan vervangen (hoe nuttig deze vorm van communicatie ook kan zijn). Dit argument geldt ook, en wel in versterkte mate, voor de psychoanalyse. Lacan wees niet voor niets op het belang van de présence réelle, van de lichamelijke aanwezigheid van de psychoanalyticus (waarmee hij ook, ante datum, ‹online› vormen van psychoanalyse afwees). De psychoanalyticus moet ‹tieten hebben›, zoals hij zei. Hoewel het boek niet over psychoanalyse gaat, is de inhoud ervan wel van direct belang voor de psychoanalyse, als theorie en therapie. Vreemd is dat overigens niet, omdat de schrijver sterk beïnvloed is door de Engelse filosoof Richard Wollheim (1923-2003), en diens psychoanalytisch geïnspireerde antropologie, samengevat in diens The thread of life (1984). ‹Een leven leiden› wordt, in de lijn van Wollheim, getypeerd als ‹het met regelmaat falen en overeind krabbelen uit chaotische situaties, tegen de achtergrond van figuren die we in ons verleden geïnternaliseerd hebben› (p. 13). Dat is de ‹draad van het leven›, en dit wordt uitgewerkt aan de hand van verschillende thema's, waaronder: waarneming, aanwezigheid, subjectiviteit, en ten slotte de geest — in discussie met de filosofie en met de tijdgeest. Ik zal deze thema's kort weergeven.
Waarneming is een kernthema uit de fenomenologie, en de wijze waarop Van Gerwen het uitwerkt is daaraan sterk verwant, maar zijn oriëntatie is vooral Engels. In de Angelsaksische filosofie is hij als filosoof met als specialisatie de filosofie van de kunst, zeer goed thuis. Zo schreef hij eerder een omvangrijk werk Moderne filosofen over de kunst (2016, tweede druk 2017). Hij onderscheidt een dikke en een dunne waarneming, waarbij de dikke, door de eigen geschiedenis mede geladen ervaring het vertrekpunt is en het fundament legt: zij legt de band met de werkelijkheid (p. 110). De dunne waarneming van de wetenschap, in maat en getal, is een afgeleide daarvan, en niet andersom. De dunne, uitgeklede waarneming heet dan ook ‹objectief› en de dikke waarneming heet ‹subjectief›. ‹Subjectief› betekent dan niet dat de betekenissen ‹subjectief› zijn, slechts toegedicht worden aan de objecten, maar aan de objecten zelf toekomen, waarbij de betekenis intersubjectief gedeeld is (zodat daarover discussie mogelijk is). Van Gerwen verdedigt hier, wat hij noemt, een ‹subjectief realisme›. De bedoeling van de term is duidelijk — betekenissen bestaan reëel — maar de term zelf is niet gelukkig gekozen, want leidt ook gemakkelijk tot misverstanden.
Hierbij onderscheidt hij drie types van subjectieve eigenschappen. De eerste twee zijn al gesignaleerd: ten eerste de min of meer eenduidig vast te stellen eigenschappen van een waarneming of handeling uit de leefwereld die zich in een oordeel laten vatten (een mens, een paard, een lamp, een doelpunt); en ten tweede de eigenschappen die aan zo'n oordeel voorafgaan: wat iemand raakt voordat het gekend wordt: een schot is fenomenaal, een stoel nodigt uit om te gaan zitten, een gezicht drukt droefheid uit. Van Gerwen voert nog een derde type in: de idiosyncratische ervaring. Die betreft puur persoonlijke associaties, die iemand heeft of hebben kan bij een gebeurtenis, en die in beginsel niet gemeenschappelijk zijn. Bij gebeurtenissen hebben de verschillende aanwezigen nu eenmaal onderling verschillende gedachten en gevoelens, alleen al omdat eenzelfde gebeurtenis voor elk van hen in een verschillende context geplaatst wordt: voor de een is het een neutrale gebeurtenis, voor de ander behelst het een negatieve ervaring, of juist een bevestigende, enzovoort. Vaak wordt het belang van die associatie pas achteraf duidelijk. De idiosyncratische ervaringen raken zo aan het specifieke domein van de psychoanalyse. Zij zijn immers zeer specifiek voor de persoon, zeer ‹subjectief›, vormen als het ware diens kern. Maar ook al zijn ze niet gemeenschappelijk, zij zijn wel mededeelbaar. Zij gaan niet over het gebeuren zelf, maar over de ervaring en het verschil in ervaring daarvan. En zij dragen op die manier ook sterk bij aan het vestigen en onderhouden van een intersubjectieve band. En voor zover een psychoanalytische therapie opgevat wordt als een intersubjectief proces, al was het maar ten dele, spelen de idiosyncratische ervaringen ook daar een eigen rol.
Waarom is die idiosyncratische ervaring nog meer van belang? Dat brengt ons naar het thema van de werkelijkheid, de aanwezigheid daarbij. Van Gerwen stelt op geleide van Wollheim dat wij als mens voortdurend bezig zijn de ‹chaos van het hier en nu› te bestrijden. Niet dat de werkelijkheid in wezen chaotisch zou zijn, maar wel in de zin dat er altijd ‹veel te veel› gebeurt, te veel om te verwerken. Dit concept komt misschien deels overeen met dat van het reële bij Lacan, maar dan in een functionele (en niet substantiële) zin opgevat. En wij bewerken dat ‹teveel› met onze concepten, verhalen enzovoort. En die idiosyncratische ervaringen doen zich meer specifiek op bepaalde scharniermomenten voor: je bent de weg kwijt, je weet het even niet meer, en de ander misschien ook niet. Het kunnen traumatische ervaringen zijn, maar ook schoonheidservaringen, of kleine ontregelingen. En indien die ervaring gedeeld kan worden, schept dat ook weer een band, een sociale band, om met Lacan te spreken. De betekenistoevoeging is derhalve niet alleen een privékwestie, maar is ook een sociale, culturele aangelegenheid: mensen delen de wereld, niemand staat alleen in het leven (p. 145).
Maar wat gebeurt er als op geleide van de heersende cultuur de subjectiviteit, de lichamelijke presentie, moet wijken, verdwijnt? Dit is het uiteindelijke thema van dit boek, dat als ondertitel heeft: Hoe we de geest uit ons wereldbeeld verwijderen. En deze zorg is uiteraard ook het motief geweest voor het schrijven ervan. De kritiek op onze tijd, het ‹online› zijn als het nieuwe ‹afwezig zijn›, is scherp. En de verdedigde opvatting van intersubjectiviteit is radicaal. Maar het boek geeft te denken over de culturele ontwikkelingen, waar ook de psychoanalyse, graag of niet, mee geconfronteerd wordt.
Literatuur
- Gerwen, R. van (2016). Moderne filosofen over de kunst. Utrecht: Klement.
- Wollheim, R. (1984). The thread of life. Cambridge, MA: Harvard University Press
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden