Ethiek van een intersubjectieve psychoanalyse
Samenvatting
Al lezend dacht ik geregeld bij het boek dat ik in deze recensie bespreek: ‹Hier heb ik nou nog nooit over nagedacht.› Robert Drozek schetst een (kantiaans) ethisch fundament van de intersubjectieve psychoanalyse: in behandelingen onvoorwaardelijk respect hebben voor de menselijke waardigheid van de unieke ander. Dat is op zich al helend, omdat veel patiënten lijden onder het voorwaardelijke karakter van hun zelfwaardering. Voor erkenning van hun bestaansrecht stemmen ze zich op anderen af en raken daardoor van zichzelf vervreemd. Natuurlijk probeert elke analyticus, ongeacht zijn theoretische stroming, de menselijke waardigheid van zijn patiënt onvoorwaardelijk te erkennen. Drozek pleit ervoor om naast de ethische principes vanuit het driftmodel, het objectrepresentatiemodel of het relationele model ook die van het intersubjectieve model voor jezelf expliciet te maken. Die leiden namelijk tot theoretische en technische veranderingen.
Bespreking van
Robert P. Drozek (2019). Psychoanalysis as an ethical process. Abingdon/New York: Routledge. ISBN 9781138064454, 304 pp., £ 32,99
Een belangrijke theoretische verandering betreft de vraag wat ons bestaan motiveert. De vertrouwde psychoanalytische modellen situeren dat in bevrediging en beheersing van driftmatige behoeften, in herhaling van verinnerlijkte objectrepresentaties of in bevrediging van biologische relationele behoeften. De intersubjectieve psychoanalyse legt de nadruk op ‹met een ander zijn› als motiverend. In een intersubjectief systeem leven en verbondenheid met anderen ervaren, geeft een gevoel van heelheid en een ervaring van agency.
Idealiter beleeft het kind in de eerste levensjaren ervaringen die op waardigheid gebaseerd zijn. Dan kan een onvoorwaardelijk waardevol zelf ontstaan en krijgt het bestaan betekenis in wederkerige relaties met onvoorwaardelijk waardevolle anderen. Dát is wat ons motiveert: steeds opnieuw die wederzijdse onvoorwaardelijke erkenning van elkaar als unieke subjecten ervaren. Als die ervaringen voldoende aanwezig zijn geweest, hebben we een buffer tegen de onvermijdelijke ervaringen waarin de waardering plots wel voorwaardelijk en niet wederkerig is.
In onze spreekkamers ontmoeten wij echter veelal patiënten die een dergelijke buffer niet hebben opgebouwd. Zij leven vanuit niet-bewuste, niet-verbale en niet-symbolische representaties van voorwaardelijke waardering van zichzelf en door de ander. Jessica Benjamin (2018) beschrijft diezelfde dynamiek als in het therapeutisch proces voortdurend wordt gewisseld tussen ‹de dader die doet› en ‹het slachtoffer dat wordt aangedaan›. De intersubjectieve ethiek legt de verantwoordelijkheid voor deze dynamiek bij de therapeut. Die moet ervoor zorgen dat er weer een als samen ervaren intersubjectieve ruimte ontstaat, waarin er weer wederzijdse erkenning van elkaars onvoorwaardelijke waardigheid mogelijk is.
Zo kan de therapeut oprecht gemeend naar zijn patiënte uitspreken dat zij ernaast zit als zij zegt een slecht persoon te zijn: hij veronderstelt immers haar waardigheid. Maar zelfs met de evaluatie ‹ernaast zitten› stelt hij zich mogelijk al boven haar en erkent hij haar juist niet onvoorwaardelijk. De patiënt zal zich wel erkend voelen als de therapeut met haar meedenkt over de bron van dat idee. Het uitgangspunt dat de patiënt intrinsiek waardig is en recht heeft op een betere toekomst dan het bestaan in het verleden en nu, leidt tot de ethische verantwoordelijkheid om bewust verandering voor de patiënt na te streven en zich niet te beperken tot het waardeneutraal begeleiden van het therapeutische proces. Net als Benjamin propageert Drozek dat de therapeut de onvermijdelijke breuken in de therapeutische relatie actief aankaart en herstelt. Voortdurend weegt de therapeut of zijn interventies het therapeutische doel om de patiënt onvoorwaardelijke waarde te laten ervaren, nog wel dienen. Dat ethische principe staat boven waarden die analytici ontlenen aan theoretisch-technische waarden die we toekennen aan de setting, rituelen, theorie van techniek en therapeutische interventies, en aan het gedrag van de patiënt. Dergelijke waarden kleuren immers onze kenmerkende manier van omgaan met onze patiënt. Het is belangrijk de patiënt te laten weten dat je haar waarde toekent als een van jou onafhankelijk persoon, dat je haar ook accepteert als zij totaal verschilt van jezelf. Mogelijk is soms zelfonthulling door de therapeut daarvoor nodig.
Ten slotte vestigt Drozek de aandacht op het onvermijdelijke dynamische spanningsveld tussen de intrapsychische motivatie en het openlijke gedrag. Natuurlijk luistert de therapeut scherp naar (on)uitgesproken emoties, verlangens en angsten én naar emotioneel geladen overtuigingen over zichzelf en anderen (‹binnen›). Maar hij vraagt ook naar feitelijk gedrag (‹buiten›), zodat de patiënt zichzelf zowel van buiten naar binnen als van binnen naar buiten leert kennen. Deze veranderingen in technieken worden door sommige analytici gekwalificeerd als praktisch en niet-psychoanalytisch. Maar, stelt Drozek, verleid door de vertrouwde theorie, schenken we vaak te weinig aandacht aan feitelijk gedrag en aan vooruitgang. Niet zelden hebben ‹we› een dubbele moraal: in ons eigen leven en in dat van dierbaren koesteren we verandering en vooruitgang, maar vanuit het doel ‹zichzelf leren kennen› blijft onderbelicht wat patiënten werkelijk doen, waar ze onder lijden en waar ze behandeling voor zoeken. Door de nadruk op ervaringen die het problematische zelf betreffen, verliezen we aandacht voor het intense lijden als de patiënt niet meer gemotiveerd is tot het zoeken van intersubjectieve wederkerigheid.
In het begin van een therapie exploreert Drozek relationele patronen die verbonden kunnen worden met redelijk gemakkelijk toegankelijke processen in het bewuste. Deze ziet de patiënt immers vaak als centraal voor zijn problemen. Pas later in de therapie exploreert hij meer gedissocieerde, ongeformuleerde of verdrongen aspecten van de subjectiviteit van de patiënt. Hij pendelt, net als Kohut, tussen exploratie in het verleden en heden enerzijds en veranderingsgerichte interventies anderzijds. Die laatste vragen om reflectie op psychologische en gedragsmatige mogelijkheden, die op dit moment nog niet gerealiseerd zijn voor de patiënt. Hierdoor kan de patiënt het gevoel van agency over zijn leven terugkrijgen.
Drozek vraagt zich af hoe analytici vanuit hun stromingen de ethiek van onvoorwaardelijke waardering van de patiënt vormgeven. Hij vraagt zich af of kleinianen, zoals wij die in Nederland kennen via Rachel Blass, die ethiek kunnen verbinden met het uitgangspunt dat de therapeut kan weten wat de patiënt nog niet weet. Ook de manier waarop neobionianen als Antonio Ferro of Giuseppe Civitarese het materiaal van de patiënt steevast herleiden tot informatie over ‹ons› roept vragen op. Drozek stelt de vraag in welke mate de impliciete overtuigingen van de therapeut botsen met diens onvoorwaardelijke erkenning van de subjectieve belevingswereld van de patiënt. Nogmaals, hij pleit voor het bestaan van de intersubjectieve opvatting naast de andere belangrijke stromingen, niet voor een keuze welke beter is.
Zoals ik al aangaf aan het begin van deze recensie, is het niet eenvoudig om alle facetten van dit boek recht te doen in één recensie. Helaas is het geschreven in een wat afstandelijke, filosofische stijl en mede daardoor geen gemakkelijke kost. Ik had voor dit boek de rust van vakantie nodig; ik las het er niet even bij. Maar therapeuten die zichzelf positioneren in de relationele/intersubjectieve psychoanalyse raad ik het zeer aan, misschien in combinatie met Benjamin (2018).
Literatuur
- Benjamin, J. (2018). Beyond doer and done to — Recognition theory, intersubjectivity and the third. Abingdon/New York: Routledge.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden