De grenzen van de transitionele ruimte
Samenvatting
Mieke Monthaye kijkt met dit boek terug op haar meer dan dertig jaar ervaring als klinisch psycholoog en therapeut in een vrijgevestigde praktijk, waarin ze met kinderen en volwassenen werkte. Daarnaast was ze onder meer werkzaam bij de postgraduaatopleiding psychodynamische kindertherapie van de KU Leuven en als supervisor.
Bespreking van
Mieke Monthaye (2020). Voorbij het vroege gemis — Notities van een psychotherapeute. Oud-Turnhout/'s-Hertogenbosch: Gompel&Svacina. ISBN 9789463711777, 224 pp., € 29,90
Het zwaartepunt van het boek is de uitgebreide beschrijving van de langdurige (meer dan tien jaar) psychotherapie van twee jongvolwassen vrouwen, Katrien en Friedl. Hun persoonlijkheidsopbouw vertoont basistekorten, luidt Monthayes diagnostische impressie. Volwassenen met een ‹vroeg gemis›, samenhangend met vroegkinderlijke traumatisering. Katrien kan zich terugtrekken in dromen en fantasie, met name bij relationele verdieping. Tegelijkertijd is er ook voldoende egosterkte, er is genoeg frustratietolerantie om een opleiding af te maken, er kan verwoord en gesymboliseerd worden. Beide vrouwen waren intensief betrokken bij de opzet van het boek, selectie van het materiaal, en het garanderen van de privacy.
De casuïstiek illustreert de werkwijze van Monthaye, die gefundeerd is op persoonlijke groei, psychodynamische theorie en de relaxatietherapie (Progressieve Relaxatie en Autogene Training). De beleving van een lichaamskern en van afgrenzing staan centraal, zeker in de beginfase van de behandeling, en aanrakingen zijn een vanzelfsprekend onderdeel. Monthaye vertelt over de omarming aan het eind van de sessie, om zo de positieve basisrelatie tastbaar te maken. Bij kinderen vormt relaxatie de kern van de behandeling, bij de volwassen therapieën is deze ondersteunend in het hele proces van wat Monthaye ‹ik-opbouw› noemt.
Het opnieuw doormaken van het individuatie-separatieproces zoals Margaret Mahler dat beschrijft, maar dan nu samen met de therapeut, is de onderlegger voor de interventies van Monthaye.
Katrien mag op weg naar de individuatie-separatie het gezicht van de therapeut aanraken, letterlijk ‹eerste stapjes› zetten in het bijzijn van de bewonderende therapeut, en krijgt op verzoek een pop, interventies ingegeven door respectievelijk de differentiatiefase, de oefenfase en de rapprochementfase met nog fragiele objectconstantie.
Monthaye beschrijft expliciet haar twijfels bij onderdelen van haar aanpak en lijkt ook te anticiperen op bedenkingen van de lezer. Het is een sterke kant van dit boek dat zij hier ruimte voor maakt. Ze laat zich als auteur op een persoonlijke manier kennen, zoals ze dat ook als therapeut doet. Met name vraagt ze zich af of en waar ze te regressiebevorderend is, bijvoorbeeld als ze toestaat dat Katrien zich tegen haar aanvleit en als zij haar de pop geeft. Monthaye meent dat het kan, waarbij ze een onderscheid maakt tussen het kleine kind en het volwassen-vrouw-deel, dat (zeker later) in de therapie ingeschakeld kan worden als cotherapeut en onder woorden kan brengen wat het kleine kind nodig heeft en meemaakt. Dit gaat regressie zonder perspectief tegen. Een vast voorspelbaar kader is ook noodzakelijk: afspraken op een vast tijdstip in de week, geen veranderingen in de inrichting van de kamer, duidelijkheid over vakantieonderbrekingen. Het kader faciliteert het ontstaan van een transitionele ruimte.
De belangrijkste verdienste van het boek is dat Monthaye laat zien hoe zij in langdurige psychotherapieën in staat is om zich als hechtingsfiguur aan te bieden. Voor haar gaat het bij psychotherapie ‹om een relatie van persoon tot persoon die het zuiver technisch professionele overstijgt›. Zo ontstaat er wat Lachmann (2011, p. 13) noemt een ‹cocreatie›, een interactie waarbij de ene partner de andere raakt en andersom, cruciaal voor transformatie in psychotherapie. Monthaye laat zich raken en transformeren, ‹door een aanvoelen van het diepste van mijn medemens zijn›.
Maar inderdaad, ik heb ook bedenkingen. Ik wil die illustreren aan de hand van een fragment uit de therapie van Katrien, dat voor Monthaye een ‹moment of meeting› is, een kantelmoment in de behandeling. In het derde jaar van de therapie trekt Katrien zich terug in de spreekkamer om met haar ‹droomvader› te zijn, een geïdealiseerde versie van haar afwijzende en gewelddadige vader, die haar in werkelijkheid zomaar een pets recht in haar gezicht kon geven toen ze haar boosheid een keer uitte. De droomvader krijgt een plaats in een donkere speelhoek. Katrien fluistert er met hem, terwijl Monthaye op afstand blijft, achter een wand zelfs; ze duidt het als op de grens tussen de droomwereld van Katrien en de realiteit.
De grens tussen fantasie en realiteit komt me voor als veel te dun tegenover zoveel regressie. Ik voel hoe beangstigend het wordt, op het moment dat Katrien vanachter de wand roept: ‹Kijk, ik zwem in een warm meer met mijn vader›, wat associaties oproept met erotiserende gestes van vader naar Katrien. De therapeut voelt dat Katrien onbereikbaar wordt, want Katrien weigert het contact en raakt zo los van de realiteit dat de therapeut ‹dreigt› (haar woord) de man van Katrien en de kliniek te moeten bellen. Dat helpt en deze scène blijkt een opstap naar het afscheid nemen van het geïdealiseerde beeld van vader. Het dreigen van de therapeut lijkt de enige manier om de realiteit terug te brengen. De transitionele ruimte heeft al eerder zijn veilige ‹alsof-karakter› verloren. Zou een interventie langs lijnen van hoe Monthaye dit eerder in een kindertherapie voordoet (‹Dit spel is te moeilijk voor je, we moeten een ander spel zoeken›) dit hebben kunnen voorkomen? En zou dat wenselijk geweest zijn? Zouden afspraken vooraf beveiligend hebben kunnen werken?
Bij het nadenken over deze vragen en dilemma's miste ik in het boek het kader dat de moderne, tweepersoons psychoanalytische theorie geeft. Een begrip als ‹projectieve identificatie› helpt om te begrijpen hoe de overweldigende angst van Katrien bij de therapeut (en de lezer) terechtkomt. Hoe de therapeut in een enactment ook de beangstigende dreigende vader wordt. Het helpt om ruimte te maken voor reflectie op de ‹cocreatie› van het therapeutisch koppel.
Over die theorie is veel moois te lezen, bijvoorbeeld over intersubjectiviteit (Benjamin 2017), het impliciet procedureel geheugen (Craparo & Mucci 2018) en de keuze die je hebt in je toe- of afwenden in contact (Symington 2019). Maar ook schept theorie een kader dat de eigen transitionele ruimte vergroot. Als dat er te weinig is, wordt het voor mij lastig spelen met betekenissen.
Literatuur
- Benjamin, J. (2017). Beyond doer and done to — Recognition theory, intersubjectivity and the third. London/New York: Routledge.
- Craparo, G. & Mucci, C. (red.) (2018). Unrepressed unconscious, implicit memory, and clinical work. London/New York: Routledge.
- Lachmann, F.M. (2011). Transforming narcissism — Reflections on empathy, humor, and expectations. New York/London: Routledge.
- Symington, N. (2019). Narcissism — A new theory. London/New York: Routledge.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden