Pleidooi voor de binnenwereld
Samenvatting
Het jongste, fraai uitgevoerde boek van Antonie Ladan gaat over de manier waarop wij als volwassenen naar kinderen kijken. De nadruk ligt op wat er in de binnenwereld van volwassenen gebeurt dat we kinderen zo weinig serieus nemen. Hoe kunnen we zo onbewogen en afzijdig blijven? Dat kan alleen als daar het vooroordeel aan ten grondslag ligt dat kinderen minder waard zijn dan volwassenen, is zijn stelling. Het door zelfonderzoek slechten van dit vooroordeel zou worden geremd door impliciete haat jegens kinderen. Voor de uitwerking van deze aannames beroept hij zich op uitgebreid feitenmateriaal waarnaar het notenapparaat verwijst. Zo blijken verwaarlozing, mishandeling en seksueel misbruik van kinderen veelvuldig voor te komen. Ladan sluit hiermee aan bij wijlen Dries van Dantzig, die al in de vorige eeuw de actiegroep RAAK oprichtte (Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling). Ook Van Dantzig verbaasde zich over het ontbreken van een vaardigheidsbewijs voor opvoeding. Zelfs een verklaring van goed gedrag is niet nodig voor ouderschap. Het is een ‹onvoorwaardelijke gezagstoekenning› aan ouders. Ook noemt Ladan als voorbeelden van verwaarlozing de rampzalige overheveling van de jeugdzorg en kinderpsychiatrie naar de gemeentelijke overheden en de deplorabele staat van het onderwijs met als gevolg dat ‹een kwart van de vijftienjarigen eenvoudige teksten niet goed begrijpt en functioneel analfabeet is› (p. 28).
Bespreking van
Antonie Ladan (2023). Gelukkige kinderen? — Over vooroordeel & kinderhaat. Amsterdam: Sjibbolet. ISBN 9789491110580, 157 pp., € 22,50
Ladan laat zien hoe gemakkelijk we ons laten leiden door vooroordelen die georganiseerd zijn door onbewuste cues van alle ervaringen, kennis, fantasieën en gedachten die in vele jaren zijn binnengekomen. Deze vooroordelen ontkennen welhaast vanzelfsprekend de autonomie van kinderen. De aldus opgeslagen informatie is even aannemelijk als de zintuiglijke waarneming. ‹Pas als ik bereid zou zijn om bij mijzelf te rade te gaan, zou dat hebben kunnen leiden tot de constatering dat het om een vooroordeel gaat› (p. 43). Dit is precies de crux. Een vooroordeel is in oorspronkelijke betekenis niets anders dan een voorlopig oordeel, wat impliceert dat een definitief oordeel nog opgemaakt moet worden. Het voor-oordeel is de allereerste grofstoffelijke stap van een zogeheten hypothese-deductief proces en kan zelfs levensreddend zijn in gevaarlijke situaties. In onze samenleving, bestaande uit echokamers en bubbels, wordt het vooroordeel echter te weinig gevolgd door bezinning en reflectie en krijgt het onderbuikgevoel automatisch voorrang, waardoor er een feitenvrije waarheid kan ontstaan. Met het vooroordeel jegens kinderen en de moeite die we hebben om ze als gelijkwaardig te zien, ze serieus te nemen door ons in hen te verplaatsen, is nog iets opmerkelijks aan de hand. De essentie van een vooroordeel, althans in de gangbare negatieve connotatie, is dat het meestal wordt ingezet jegens een ander of een groep waarvan men wezenlijk verschilt. Het vooroordeel bestaat ten opzichte van een andere religie, een andere etniciteit, een ander gender of een andere nationaliteit. Echter: we zijn allemaal als kind begonnen, schrijft Ladan, en dat zou het eigenlijk makkelijker moeten maken om ons in kinderen te verplaatsen. Het sluit aan bij het terugvinden van het innerlijke kind als de weg naar geluk in populaire zelfhulpstrategieën, hetgeen ook impliceert dat we het kind in onszelf zijn kwijtgeraakt. Het blijkt echter een vrijwel onmogelijke opgave om je echt weer klein te maken en daarmee ook ongevoelig te zijn voor alles wat er na de kindertijd in de binnenwereld is bijgekomen. De binnenwereld is moeilijk toegankelijk — Ladan vergelijkt het met een huis zonder ramen en met een gesloten voordeur — maar toch heeft iedereen het nodig dat er af en toe wordt aangebeld, dat er iemand is die probeert te begrijpen wat er in ons omgaat. Voor een volwassene is het makkelijker om iemand toe te laten of zelfs uit te nodigen dan voor een kind, dat in dit opzicht vaak afhankelijk is van ouders.
Tegelijk is de ander en ook het kind in onszelf onkenbaar en verkrijgen we nooit echt inzicht in de binnenwereld van de ander. De kennis die we menen te hebben over kinderen die aan ons zijn toevertrouwd, als ouder, opvoeder of docent, bestaat grotendeels uit vluchtige en gefantaseerde aannames (p. 71). Kinderen zijn daardoor aan volwassenen en hun ‹goede› bedoelingen overgeleverd. Dit doet zich met name voor bij wat ‹het gedroomde kind› wordt genoemd. Zo'n kind kan alleen maar tegenvallen, evenredig aan de mate waarin het iets moet compenseren voor de ouders, docenten of trainers. Ladan koppelt het in stand houden van dit droombeeld aan macht die we moeilijk kunnen loslaten. Deze macht over het kind geeft de volwassene de mogelijkheid om niet naar eigen machteloosheid te hoeven kijken, om daarmee het eigen gebrek of gemis — dat het toevertrouwde kind goed moet maken — onder ogen te zien. Er wordt vastgehouden aan een illusie van superioriteit waarmee we kinderen naar eigen behoefte kunnen inzetten. Ze zijn als het ware ons bezit, ons kapitaal voor de toekomst. Het raakt aan kinderhaat wanneer we het gedroomde kind niet kunnen opgeven. Het geeft ook een ander perspectief op kinderen die bijzondere prestaties leveren op het gebied van sport of muziek. Niet zelden worden deze kinderen ‹gemotiveerd› door dwingende ouders.
In het hoofdstuk ‹Het roestige lichaam›, dat ogenschijnlijk weinig met het kinderthema te maken heeft, gaat Ladan in op ouder worden en de dood. Hij beschrijft het gevaar van een gerontocratie waarin zichzelf overschattende ouderen het voor het zeggen hebben en niet tijdig plaatsmaken voor de jongere generatie. Ouder worden gaat gepaard met gevoelens van schaamte en roept ook vaak afgunst op naar jongere generaties die nog een leven voor zich hebben. Wanneer we onze sterfelijkheid kunnen accepteren, helpt dat om de toekomst aan kinderen over te laten.
In de epiloog doet hij voorstellen om de kennis van een eigen binnenwereld van kinderen te stimuleren. Het gaat er dan vooral om dat het kind zich gaat realiseren dat de eigen binnenwereld uniek en privé is en dat er een grote mate van vrijheid bestaat waarin zonder beperking gedacht, gevoeld en gefantaseerd mag worden. Dat ieder ander een eigen binnenwereld heeft die ook uniek is en bovendien moeilijk toegankelijk voor anderen. Dit sluit aan bij de ontwikkelingsstap van een theory of mind, van mentaliseren en ook het kunnen innemen van een metapositie, een derdepersoonsperspectief ten opzichte van zichzelf. Het boek eindigt met het belang van (voor)lezen voor de ontwikkeling van de binnenwereld.
In zijn verhaal geeft hij naast vele voorbeelden uit de wereldliteratuur ook zijn eigen levenservaringen een plaats, en is daarbij kritisch naar zichzelf. Deze zelfonthulling blijft functioneel en gebalanceerd, zodat die de lezer, mij in ieder geval, aanzet tot introspectie en evaluatie van de eigen binnenwereld. Het boek bevat geen aan de psychoanalyse ontleende of verwante terminologie en is toch door en door vanuit een psychoanalytisch perspectief geschreven. Ladan is als geen ander in staat om zonder jargon en in een kenmerkende prachtige stijl de voor de psychoanalyse van oudsher belangrijke thema's en emoties te belichten, zoals afgunst, jaloezie, woede, rivaliteit, schaamte, zelfoverschatting, ouder worden en de dood. Toch gaat het vooral over de beweging naar binnen, zoekend naar bezinning en reflectie op eigen gedachten, fantasieën en vooroordelen, de enige weg waarlangs we onszelf en de ander beter kunnen begrijpen. Dit is bovendien een van oorsprong en bij uitstek psychoanalytische onderneming. Dit boek kan ik van harte aanbevelen. Het is niet alleen geschikt voor ouders en grootouders, maar eigenlijk voor iedereen die ooit kind is geweest.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden