MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
    • Agenda
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Redactioneel
    • Artikel
    • Boekessay
    • Naast de bank
    • Scènes
    • Histories
    • Verslagen
    • Boeken
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
    • Artikel indienen
    • Gebruik van artikelen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Proefabonnement
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over TvPa
    • Redactie
    • Adverteren
    • Open Access
    • Links
    • Contact
  • Reacties
    • Van lezers
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 31 (2025) / nummer 4
PDF  

De enigmatische boodschappen van Laplanche

Lucas Schalk
11 december 2025
https://doi.org/10.5553/PA/259027332025031004002

Nederlands English

Samenvatting

Wie heeft het sluitende antwoord over de oorsprong van psychopathologie? En hoe verloopt de ontwikkeling van de psyche? Het zijn kwesties waarover verschillende scholen in de loop van de tijd radicaal tegenover elkaar zijn komen te staan. De nadruk van de verklaringen ligt daarbij van oudsher enerzijds op de binnenwereld, op de fantasie, en anderzijds op de buitenwereld, op trauma. In de loop van de tijd is gepoogd om uit de impasse van deze tegenstelling te geraken. Zo zijn de uitersten van het spectrum ‹binnen-buiten› op vernuftige manieren samengevoegd, en ook zijn ‹nieuwe› concepten naar voren geschoven die centraal zouden staan (zoals gehechtheid of mentaliseren).

Summary

Laplanche’s enigmatic messages

Sigmund Freud sought explanations for the origin of psychic life and its discontents in the traumatic event and later the fantasy. Jean Laplanche emphasizes the importance of the enigmatic message. The unconscious thoughts, feelings and actions of the parent are transferred to the child by means of this enigmatic message. According to Laplanche, this is where the drives and sexuality arise. The ego is being formed in the attempts to translate the message. The message can be traumatic to a greater or lesser extent. This article highlights the development of Laplanche’s thoughts on trauma, psychosis and intergenerational transferences, the consequences of these thoughts for (psychoanalytic) practice, as well the question why his theory is still relevant in contemporary psychoanalytic psychotherapy.

Inleiding

Jean Laplanche is een van degenen die zich hebben gewijd aan het her-denken van de verklaringen voor pathologie en ontwikkeling. Met zijn ‹algemene theorie van de verleiding› en de nadruk op de ‹enigmatische boodschap› beschrijft Laplanche een wat hem betreft universeel mechanisme dat zowel de ‹normale› ontwikkeling als de pathologische ontsporing beslaat. Hij verbindt daarbij wat van buiten komt, aan wat vanbinnen beleefd wordt. Door scherp te stellen op wat er gebeurt in de overdracht van de enigmatische boodschap, wordt volgens Laplanche duidelijker hoe deze domeinen zich tot elkaar verhouden. Het is een opvallend eenvoudige en toch verrijkende bijdrage aan de psychoanalytische theorie, die geregeld wordt aangehaald, bijvoorbeeld in de theorie over mentaliseren (Target 2007), en nu in een themanummer van dit Tijdschrift. Maar zijn poging kan ook op kritiek rekenen. Van zijn Franse collega-analyticus André Green krijgt Laplanche het verwijt dat hij belangrijke psychoanalytische principes veronachtzaamt en dat hij de driften te veel uit het oog verliest als organiserend principe (Dispaux-Ducloux 2024). Nog altijd wordt over Laplanche door sommigen nog wat geringschattend gedacht. Klopt zijn theorie wel? Wat is er eigenlijk zo vernieuwend, en wat voegt Laplanche toe?

In dit artikel zal ik ingaan op de theorie van Laplanche en op de vraag hoe en waarom hij deze ontwikkelde. Uit het centraal stellen van de te vertalen enigmatische boodschap leidt Laplanche mogelijke verklaringen af voor het kunnen begrijpen van ontwikkelingsfenomenen zoals het ontstaan van fantasie, en ingeval van psychopathologie, het ontstaan en de ontwikkeling van traumaklachten en psychosen. Hij reikt een verklaring aan voor intergenerationele overdracht en beschrijft een model voor de werking van psychotherapie. Op het eerste gezicht lijken dit uiteenlopende zaken te zijn, maar in de theorie van Laplanche hebben ze veel met elkaar te maken. Nadat deze gedachtegang en zijn consequenties verhelderd zijn, komt aan het slot van dit stuk expliciet de vraag aan de orde op welke manier deze theorie een toevoeging is aan het psychoanalytische palet.

Vertalen

Jean Laplanche (1924-2012) is een filosoof, psychoanalyticus, vertaler, verzetsheld, hoogleraar, directeur en wijnboer. Hij groeit op in de regio Côte-d’Or in Frankrijk. Zijn vader had daar de wijngaard ‹Château de Pommard› verkregen. In de jaren veertig studeert Laplanche filosofie aan de Parijse École Normale Supérieure, bij onder anderen de filosoof Maurice Merleau-Ponty. In de Tweede Wereldoorlog maakt hij deel uit van het Franse verzet. Na de oorlog raakt hij geïnteresseerd in sociale relaties en psychoanalyse. Hij gaat in analyse bij Jacques Lacan en is in 1964 een van de oprichters van de Association Psychanalytique de France. In 1967 publiceert hij samen met Jean-Bertrand Pontalis Vocabulaire de la Psychanalyse, een standaard encyclopedisch werk. Hij wordt hoogleraar en is daarnaast als directeur betrokken bij de vertaling van de complete werken van Freud, waar hij tot aan zijn dood aan werkt. Laplanche en zijn vrouw zijn succesvolle wijnmakers. In 2003 verkopen zij de wijngaard, maar blijven wonen op het chateau.

Als vertaler verdiept Laplanche zich in de werken van Freud. Het valt hem op dat er tegenspraken te vinden zijn in de teksten en noten, en soms in de toevoegingen van een latere editie. Van Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit zijn bijvoorbeeld verschillende versies verschenen. Laplanche stelt voor de methode van Freud op zijn werken toe te passen (Laplanche 2006), waarbij de teksten als het ware een analytische sessie ondergaan. Hij hoopt op die manier een diepere laag van waarheid aan te boren. Juist in de her- en doorhalingen, latere correcties en teksten die elkaar tegenspreken is Laplanche geïnteresseerd.

Het ambigue in de teksten van Freud vindt hij een sterk punt; er is niet slechts één manier om zijn werken te begrijpen. Als voorbeeld komt Laplanche bij het vertalen van het woord Glauben naar het Engels op belief en faith, wat twee verschillende begrippen zijn. Belief gaat meer over overgave aan het geloof, terwijl faith meer over vertrouwen gaat (Laplanche 1995). Laplanche stuit ook op de tegenspraken in de werken van Freud. Waar in de verleidingstheorie de nadruk ligt op het invasieve en vervormende van de traumatische overspoeling (Freud & Breuer 1895), gaat Freud zich later meer richten op de ontwikkelingen van de kinderlijke seksualiteit en de fantasie. Daarbij stelt hij uiteindelijk het oedipuscomplex als centraal vormend psychisch conflict voor. Laplanche denkt dat de theorie van de verleiding door Freud toch niet helemaal losgelaten is. Freud suggereert namelijk dat er ergens een basis moet zijn voor de fantasieën. Hij zoekt de oorsprong van fantasie in de oerfantasieën, die zich in het onbewuste manifesteren. In die zin is volgens Laplanche een oorspronkelijke (traumatische) gebeurtenis nooit helemaal weg in de theorie van Freud (Laplanche & Pontalis 1968).

De theorie van de algemene verleiding die Laplanche ontwikkelt, beschrijft een model voor de algemene ontwikkeling en de psychopathologie. In plaats van tegenover elkaar gezet, worden de fantasie en het traumatische hierin met elkaar verweven. Bij de vorming van zijn ideeën maakt Laplanche een koppeling tussen verschillende passages uit de werken van Freud. Hij heeft speciale aandacht voor de begrippen Nachträglichkeit (Freud 1896) en Anlehnung (Freud 1905). In Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit leest Laplanche dat de moeder ‹het kind zelf met gevoelens bedeelt die uit haar eigen seksuele leven stammen›, waarmee ze ‹met al haar liefkozingen de geslachtsdrift van haar kind wekt› (Freud 1905, p. 98).

In de eerste fase dringt de seksualiteit van moeder zich bij het kind op, maar zonder dat dit op dat moment al te veel teweegbrengt. De onverwerkte herinnering hieraan wordt als het ware ingekapseld. Pas vanaf de pubertijd, als er seksuele gevoelens ervaren kunnen worden, gaat het voelen als een corpus alienum, iets wat van buiten in de binnenwereld beland is. Als moeder het kind ‹streelt, kust en wiegt› ervaart het nog niet wat Freud de ‹seksuele drift› noemt. Als de latere puber indirect wordt herinnerd aan dit moment, is de seksuele lading er — met terugwerkende kracht (nachträglich) — wel. Het kind is inmiddels ook een seksueel wezen geworden en herkent de seksuele lading.

Met Anlehnung doelt Freud op het ‹meeliften› van het lustvolle op de drift van zelfbehoud. In eerste instantie zijn de drift tot zelfbehoud (voeding) en seksualiteit (de lust van het gevoed worden) innig verstrengeld (Freud 1905). Het ontvangen van de voeding is voor het zelfbehoud nuttig, én het wordt als lustvol ervaren. Freud stelt daarnaast dat een drift die niet bevredigd raakt (er komt geen voeding) tot een fantasie leidt waarin een object alsnog de drift bevredigt. Het is dan niet zozeer de voeding die de drift bevredigt, maar het object — de borst (Van Haute & Geyskens 2002). Op een volgens Laplanche mythisch moment maakt het kind vervolgens een auto-erotische draai. Het fantaseert over het gevoed worden door een mond die zichzelf kan voeden; de lust wordt dan omwille van zichzelf nagestreefd (Laplanche 1976).

Met deze freudiaanse gedachten in zijn achterhoofd introduceert Laplanche het concept van de enigmatische boodschap, om duidelijker te maken wat er volgens hem gebeurt tijdens de ontwikkeling en bij het ontstaan van psychopathologie (Laplanche 1976). Laplanche vermoedt dat in de handelingen en woorden van de ouder richting het kind, onderdrukte gedachten, wensen en verlangens kunnen meekomen. De ouder denkt bijvoorbeeld bij het verzorgen van het kind — mogelijk op een onbewust niveau — iets seksueels, en brengt hiermee een onuitgesproken boodschap met een voor het kind enigmatische inhoud over (Scarfone 2013). De boodschap is door het kind nog niet te begrijpen, maar ze sluit wel ergens bij aan. Het kind begrijpt immers wel dat er iets aan de hand is; dat dit een relevante boodschap is, zoals er ook al een erotische opwinding bestaat voordat de fantasieseksualiteit gevormd wordt. Dit resoneert met Freuds Nachträglichkeit en Anlehnung. De pogingen om de boodschappen vervolgens te vertalen in iets begrijpelijks, leiden volgens Laplanche tot een denkend ego en het onbewuste.

Volgens Laplanche zijn ‹enigmatische boodschappen› de bron van alles wat de mens drijft. Het kind neemt deze niet meteen helemaal goed te begrijpen boodschap in eerste aanleg als een soort ‹vreemde kern› op in de psyche. De enigmatische boodschappen van de ouder worden door het kind deels omgezet en anderzijds deels onderdrukt. Het kind wil de boodschap begrijpen en gaat op zoek naar de betekenis. De vraag ‹Wat willen ze van mij?› dringt zich op. Het kind gaat zoeken naar symbolen die een passend antwoord op de boodschap kunnen geven en die kunnen helpen in het proberen te vertalen van de boodschap. Hierbij wordt gebruikgemaakt van codes die ofwel zelf gecreëerd zijn, ofwel van de omgeving worden overgenomen (Grzybowski et al. 2020).

Het ‹vertaalde› vormt volgens Laplanche de kern van het ego. Het onbewuste daarentegen wordt gevormd door het onvertaalde, dat onderdrukt wordt. Een belangrijk punt hierbij is dat het enigmatisch overgedragene nooit helemaal te vertalen is. Er blijft altijd een ‹vreemd lichaam› achter dat onleesbaar is gebleken (Fletcher 2007). Dit is volgens Laplanche de driftmatige motor die het menselijk gedrag stuurt. Telkens zullen pogingen ondernomen worden om een vertaling te vinden, en dat stuurt het gedrag in de richting van de ander, die misschien een antwoord heeft. De drift wordt dan als een aanzet tot een nieuwe vertaalpoging van de niet-vertaalde boodschap beschouwd. En wat van de ander kwam, is verworden tot de motor om zichzelf tot een ander te blijven richten.

Intergenerationele overdracht

Laplanche verklaart de ontwikkeling van het ego, de drift en het onbewuste uit de vertaalpogingen van de overgedragen boodschap. Hij gaat deze gedachtelijn breder uitwerken. Daarbij heeft hij ook aandacht voor de inhoud van de boodschap. ‹Datgene wat nog vertaald moet worden› wordt over de generaties heen doorgegeven. Hierbij stelt Laplanche zich voor dat de ouder het kind met deels vertaald, deels onbewust materiaal opzadelt, zoals de ouder dat zelf ook heeft meegemaakt met de eigen ouders. De enigmatische boodschap die wordt doorgegeven aan het kind, is voor de ouder óók enigmatisch. Hiermee blijven enclaves van onvertaalde boodschappen bestaan, die van generatie op generatie worden doorgegeven, wachtend op een passende vertaling. De boodschappen kunnen uiteenlopende zaken bevatten. Ze bestaan niet alleen uit een paar woorden of een gebaar, maar meer uit een verzameling van gedrag, betekenis en context — met daarin een deels onderdrukt en een deels omgezet of vertaald stuk. Het is meer een uitgebeelde scène dan een specifieke zin of leuze. Hoe wordt er over de boodschap gesproken? Op welke toonhoogte? In welke achtergrond is ze te plaatsen: past ze bij de andere boodschappen? Met alle figuren en acties in de scène kan de ontvanger zich in potentie identificeren. En de uitgebeelde scène bevat verschillende actoren: iemand die iets doet, iemand die iets ondergaat en het werkwoord daartussen; dat alles zit verpakt in de boodschap.

Volgens Laplanche kunnen de boodschappen de bouwstenen voor antwoorden op belangrijke vragen bevatten. Hij merkt op dat Freud bepaalde fantasieën benoemt, die overal en telkens terugkomen. Volgens Freud zijn dit soort oerfantasieën te herleiden tot echte gebeurtenissen uit het verleden van de mensheid. Als maar lang genoeg gegraven wordt, komt men bij de diepere lagen van de geschiedenis. Freud beschrijft als voorbeeld de oermoord op Mozes (Freud 1939). De moord op de historische Mozes zou volgens Freud aanleiding hebben gegeven tot schuldgevoelens, en in de hoop daar weer van af te komen ontstond de hoop op de terugkeer, op een Messias. De onderdrukte schuldgevoelens zijn vervolgens op de een of andere manier overgeërfd. Dit wat wordt doorgegeven geeft richting aan hoe men zich kan verhouden tot de door Freud geïdentificeerde thema’s van de castratie (over onder meer het geslachtsverschil), de verleidingsscène (men denke aan de moeder die aandacht besteedt aan de kinderlijke erogene zones) en de ‹oerscène› (het ouderlijke geslachtsverkeer). Waar komen de kinderen vandaan? Welke plaats heb ik in het gezin? Waarom zijn er jongetjes en meisjes? Het is iets universeels en de antwoorden van verschillende mensen hebben overeenkomsten.

Volgens Freud heeft er ooit, in een oertijd, een oerscène plaatsgevonden waarin voor het menselijk geslacht werd vastgelegd hoe de ontwikkeling vanaf dan zou verlopen. Laplanche is het hier niet mee eens. Volgens hem gaat de overdracht van dit soort schema’s meer dynamisch, via de enigmatische boodschap. De ontvanger onderdrukt deels, en vertaalt een ander deel, dat wordt opgenomen in het ego, in het narratief over zichzelf en anderen. In het proces van het vertalen wordt zoals gezegd gebruikgemaakt van de in de omgeving aanwezige ‹codes›. De woorden en de algemeen geldende culturele manieren worden gebruikt om het enigmatische begrijpelijk te maken. De mythes en legenden die in de samenleving circuleren hebben ook op deze manier hun invloed op de vertaling van de boodschap, maar ook op wat er overgedragen wordt op de volgende generaties. Dit geeft te denken over het huidige politieke klimaat; de gebezigde taal zal — Laplanche volgend — een diepe en langdurige invloed hebben op hoe men naar de wereld gaat kijken, doordat de termen worden gebruikt in het vertalen.

Trauma en psychose

Laplanche reikt zo een model voor de overdracht van de boodschap aan, met algemene consequenties voor de ontwikkeling van de psyche. Hieruit kan hij een visie over pathologie afleiden. Het is daarbij volgens Laplanche enerzijds nodig zicht te hebben op de boodschap zelf, en tegelijkertijd oog te hebben voor wat er in het proces van overdracht en vertalen gebeurt. Tussen de algemene ontwikkeling en het pad van de pathologie ontwaart hij een kwalitatief verschil. Laplanche beschouwt de boodschap als een compromis met ruis; het onderdrukte en het deels vertaalde mengen zich enigmatisch met de manifeste boodschap.

Veelal wordt deze boodschap als het ware op de huid van het kind gedrukt, en het kind kan zich vervolgens aan het vertalen zetten en zich de boodschap deels eigen maken in de vertalingen, terwijl er ook een rest overblijft die onderdrukt wordt. Dit is de universele menselijke situatie volgens Laplanche, waarbij zoals gezegd het onderdrukken het onbewuste vormt en het eerste vertaalde het begin is van het ego. Er bestaan ook boodschappen waarbij het onvertaalde ‹te groot› en excessief is — boodschappen waarin geen compromis wordt overgedragen, maar een rauw, ruw, ding-achtig iets. Voor het kind kunnen deze boodschappen tegelijkertijd niet te bevatten en bedreigend zijn, zoals bij een seksuele of agressieve traumatische gebeurtenis.

De ontvanger zal desondanks wel pogingen ondernemen te vertalen. Echter, met dit soort boodschappen komt vaak een ‹verbod› mee, een opdracht tot vermijden, waarmee het vertalen geremd wordt en een deel van de boodschap wordt afgesloten voor het vertalen. Een dergelijke boodschap bevat een ‹teveel› om te kunnen vertalen (Fletcher 2007). Het proces loopt spaak en de boodschap wordt onderdrukt, en komt als vreemd lichaam in het onbewuste. In het dagelijks bestaan en de klinische praktijk zal dit resulteren in re-enactments en herbelevingen; herhalingen van de niet-vertaalde gebeurtenissen. In alle heftigheid dringen de onvertaalde emoties zich op; er is sprake van hyperalertheid of schrikachtigheid. Het trauma blijft ongesymboliseerd en daarmee ontoegankelijk, enigmatisch, niet in woorden te vangen (Tessier 2014).

Het denkende ego is gevormd in een poging om de onbegrepen boodschappen en niet-bevredigde gevoelens om te zetten in iets wat wel te bevatten is — in gedachten, symbolen en (ant)woorden. Maar de boodschap die niet te bevatten is, of als een ongesymboliseerde heftigheid door de boodschapper wordt overgedragen, kan het mechanisme doen vastlopen. Volgens Laplanche kan ook een psychose in een dergelijk geval het resultaat zijn. Doordat er niet voldoende vertaald is, heeft zich geen stevig ego gevormd, waarmee het onderscheid tussen wat van binnen en van buiten komt, moeilijker te maken is. De identiteit wordt als poreus ervaren. Loochening en projectie beschermen het fragiele ego. Het dingachtige — traumatische — regeert volgens de wetten van het primair proces. Als hallucinatie keert het terug, en wanen worden als surrogaatvertaling geïnstalleerd (Grzybowski et al. 2020). Het lukt het vertaalproces niet om greep op de boodschappen te krijgen en om deze op een begrijpelijke manier in het levensverhaal op te nemen.

Psychoanalyse en psychotherapie

Het centraal stellen van de enigmatische boodschap met het belang van een adequate vertaling bij het voorkomen van psychopathologie, biedt aanknopingspunten voor de praktische toepassing in de psychotherapie en psychoanalyse. Laplanche geeft woorden aan een werkzaam mechanisme in therapie: het ontmantelen van disfunctionele patronen en structuren waar iemand in vastgelopen kan zijn, en het daarna weer kunnen hervinden van nieuwe betekenissen, nieuwe manieren van omgaan met anderen en zichzelf. Therapie als een nieuwe vertaling die een eerdere poging overschrijft. Psychoanalyse en psychotherapie gaan hier volgens Laplanche op verschillende manieren mee om.

In de psychoanalytische situatie wordt de oude vertaling ontbonden. De patiënt wordt weer opnieuw in de oorspronkelijke situatie gebracht — die van ouder en kind. De analyticus wordt toegeschreven belangrijke kennis te bezitten, zoals een ouder ook meer weet dan het kind. Het is de herhaling van de oorspronkelijke enigmatische situatie, met de vraag wat de analyticus nou eigenlijk wil. Deze zal echter weigeren hierop in te gaan, waarop in de overdracht de patiënt de analyticus weer gaat beleven zoals hij anderen eerder heeft beleefd.

Op deze manier komt de originele relatie met de enigmatische ander onvertaald naar voren. Het wordt dan mogelijk de oorspronkelijke boodschap een nieuwe poging tot vertaling te laten ondergaan. Een proces waar de analyticus terughoudendheid bij betracht; het is de patiënt die het werk moet doen, en de therapeut moet zich ervan bewust zijn ook in de therapeutische relaties opnieuw enigmatische boodschappen door te geven. In een psychotherapie daarentegen ligt de nadruk meer op het synthetiseren van nieuwe vertalingen dan op het ontmantelen van de eerdere versies.

De therapeut is actiever en brengt creatief interpretaties en ander materiaal in (Laplanche 2006). Als de vertaling niet goed op gang kan komen, dus ook bij een te onvertaalbaar traumatisch overgedragen boodschap — of bij een psychose –, kan beter het vertalen ondersteund worden dan dat de oude vertaling ruwweg ontmanteld wordt.

Laplanche waarschuwt voor het gebruik van psychoanalyse in dergelijke situaties. Het doel van de psychoanalyse of psychotherapie is uiteindelijk alsnog een verdere vertaalslag te maken, zodat het denken bevrijd kan worden van de oude disfunctionele boodschappen die met zich mee worden getorst. De therapie draait bij Laplanche om de oorspronkelijke enigmatische boodschap, een reconstructie van de eerdere vertaling en een doorgaande poging tot vertaling van wat er bij de eerdere poging verloren ging en onderdrukt werd.

Laplanche haalt Penelope in herinnering, wachtend op haar Odysseus. Overdag weeft ze haar kleed; als het af is zal ze opnieuw trouwen. In de avond ontweeft ze echter hetgeen ze overdag heeft gemaakt: ze maakt dezelfde beweging maar dan achterwaarts. De volgende dag herhaalt ze de handeling, wat haar de mogelijkheid geeft gradueel los te komen en te rouwen. Na het ontweven kunnen weer nieuwe combinaties ingeweven worden. Het is een telkens opnieuw vertalen, om alsnog iets te pakken te krijgen wat al geschied is, en het in een nieuwe vorm te gieten. De uitkomst van een geslaagde therapie is volgens Laplanche dat er minder afweer nodig is om staande te blijven, dat buiten de sessies om de therapeutische relatie is geïnternaliseerd, en dat het vertalen kan blijven doorgaan. Dat er een openheid naar het enigma is ontstaan, en een mogelijkheid om telkens nieuwe versies hiervan door te werken, ook buiten de therapiekamer. Maar het is nooit klaar: zoals Freud en Lacan voor hem ziet Laplanche dat er altijd een onvertaalbare kern achterblijft. Het is zelfs zo dat wanneer er geen restant van een enigmatische boodschap meer zou zijn, als alles vertaald is, het streven van de mens zou uitdoven.

Toevoegingen, kritiek en besluit

Laplanche beschouwt een heel spectrum van ontwikkeling, therapie en psychopathologie. De grond waarop hij bouwt is het werk van Freud, waarop hij de analytische methode toepast. In de ‹algemene theorie van de verleiding› is de enigmatische boodschap het centrale concept. Deze toevoeging legt de nadruk op de overdracht van de boodschap, op de interactie tussen het subject met de ander. Freud legt in zijn vroege werken vooral de nadruk op het overspoelende van het trauma, in de vorming van symptomen als angst en hysterie, terwijl hij zich later voorstelt dat de fantasiewereld van de patiënt centraal staat, waarbij symptomen dan te begrijpen zijn als een compromis tussen fantasie (wens) en afweer.

Laplanche stelt, anders dan Freud, de ander meer centraal. Bij Freud is de ander vaak vooral het object van het verlangen of de bron van frustratie. Bij hem staat het ego met alle wensen, angsten, kwetsuren en afweer centraal. Laplanche legt veel meer de nadruk op het belang van de (onbewuste) intenties van de ander. Het gaat dan vooral om de enigmatische boodschap, die nooit volledig te begrijpen is, en door de ontvanger gezien wordt als verwarrend, maar ook interessant. Met de boodschap laat de verzender iets zien wat deels zichtbaar en deels verhuld is. De ontvanger neemt de boodschap in zich op en poogt deze vervolgens te vertalen. Hiermee wordt de boodschap opnieuw van betekenis voorzien, en ook wordt zo het ego opgebouwd, terwijl het niet-vertaalde onderdrukt wordt en in het onbewuste raakt.

De harde kritiek van André Green op Laplanche gaat vooral over het hiermee veronachtzamen van de freudiaanse driften; die zouden veel meer primair het menselijk gedrag sturen dan Laplanche met zijn nadruk op de enigmatische boodschap zou toegeven (Dispaux-Ducloux 2024). Daartegen kan weer worden ingebracht dat te veel nadruk op de interne driften de invloed van de buitenwereld te veel buiten beschouwing laat. Het is precies tussen datgene wat in werkelijkheid is gebeurd (zoals in de verleidingstheorie) en iets wat alleen in fantasie bestaat (zoals bij de latere Freud) dat Laplanche met zijn concept van de enigmatische boodschap een brug probeert te bouwen.

De manier waarop de boodschap wordt overgedragen en ontvangen vormt de link tussen werkelijkheid en fantasie. Laplanche voegt het primaat van de enigmatische boodschap toe aan het brede palet van de psychoanalytische theorie. Hij biedt mogelijke antwoorden op centrale vragen. Hoe zijn de ontwikkeling en de psychopathologie te begrijpen, zoals deze zich voordoen bij degene tegenover me? Laplanche geeft zeker niet het enige juiste en mogelijke antwoord, maar wel een belangrijke toevoeging waarin de invloed van de buitenwereld en het trauma wordt verbonden met de wereld van de fantasie. Daarbij beschrijft hij een concreet mechanisme voor intergenerationele overdracht, wat zonder het begrip van de boodschap een bijzonder raadselachtig fenomeen zou blijven. En, een goede theorie bewijst zich in de praktijk: het beschreven werkingsmechanisme van de vertaling kan een passende metafoor zijn bij wat er te gebeuren staat in een therapie. Niet als enige werkingsmechanisme, maar wel als een toevoeging op andere verklaringen.

Laplanche heeft met het meer benadrukken van de rol van de ander latere generaties psychoanalytici geïnspireerd, en mede richting gegeven aan de intersubjectieve stroming in de psychoanalyse. Door het centraal stellen van de boodschap komt er namelijk meer ruimte voor het zien van de rol van die ander, en voor de interactie met die ander. In het begrip van de analytic third gaat het bijvoorbeeld bij uitstek over hoe het subject en het object op elkaar reageren en samen een werkelijkheid vormen (Ogden 1994). En Mary Target beschrijft hoe seksuele gedragingen van het kind door de ouders worden genegeerd of bestraft (Target 2007). Volgens haar krijgen seksuele gedragingen geen gemarkeerde spiegeling en blijven die zo voor het kind als ongementaliseerde, ongesymboliseerde en ontregelende gevoelens bestaan.

Op volwassen leeftijd zoeken deze gevoelens nog steeds een passend antwoord in de ander. Er is een instabiele seksuele kern die een vertaling zoekt. Seksualiteit is daardoor volgens Target spannend en iets wat zonder woorden geschiedt. Uit een verdere afleiding volgt dat als er een vaste partner is met wie de seksualiteit beleefd wordt, er meer begrip en taal komt voor het instabiele in het zelf, en dat het spannende en mysterieuze dat seksualiteit in zich kan hebben zal afnemen. Het is herkenbaar hoe Target is beïnvloed door Laplanche, hoewel er ook duidelijke verschillen zijn. De instabiele kern die vertaling zoekt, komt bij beiden terug, maar Target ziet de ouder vooral als spiegelend en markerend figuur die reageert op de gedragingen van het kind, terwijl Laplanche de ouder meer beschouwt als de overbrenger van een enigmatische boodschap.

Los van deze invloed op het psychoanalytische landschap onderscheidt Laplanche zich van andere psychoanalytici door de methode van Freud op Freuds werken zelf te gaan toepassen. Dat is vernieuwend, maar de vraag is meteen in hoeverre deze methode als valide beschouwd kan worden. Is in de werken van Freud meer waarheid te vinden dan in geschriften van anderen? Openbaart de diepere waarheid zich alleen in de versprekingen, de dubbelingen en het veronderstelde sprekende onbewuste van de schrijver Freud? André Green waarschuwt dat andere mogelijke gezichtspunten onder de radar blijven, terwijl de kracht van de psychoanalytische methode schuilt in haar veelzijdigheid.

Dus, hoe komt het toch dat Laplanche ondanks de kritiek actueel blijkt en heden ten dage blijft inspireren? Misschien is het ‹afgeronde› van zijn theorie aansprekend, in het veld van de meer of minder raadselachtige psychoanalytische theorieën. Wellicht sluit de nadruk op de boodschap aan bij de bredere beweging die al ingezet was, waarbij men zich meer en meer is gaan bezighouden met de invloed van de ander en de interactie, en minder met de fantasie van één persoon. En zou het kunnen dat er in het enigmatische van zijn boodschap — het is niet eenvoudig opgeschreven — iets wordt overgedragen wat het proces van vertalen in gang zet? De artikelen in dit themanummer borduren daarop voort. Volgens Laplanche zijn het inderdaad bij uitstek de enigmatische boodschappen die telkens op een nieuwe generatie overgedragen worden. Er zal telkens worden gezocht naar nieuwe vertalingen; manieren om te begrijpen wat voor antwoorden er te vinden zijn op eeuwige vragen. Men kan niet anders dan blijven weven, zoeken en verklaren.

Manuscript ontvangen 5 december 2024

Definitieve versie 10 oktober 2025

Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

Literatuur

  • Dispaux-Ducloux, M.-F. (2024). Quand la question de la pulsion déchaine les passions. Revue Belge de Psychanalyse, (84), 27-37.
  • Fletcher, J. (2007). Seduction and the vicissitudes of translation — The work of Jean Laplanche. Psychoanalytic Quarterly, 76(4), 1241-1291.
  • Freud, S. & Breuer, J. (1895). Studies over hysterie. In Werken 1 (pp. 438-702). Amsterdam: Boom, 2006.
  • Freud, S. (1896). Verdere opmerkingen over de afweerneuropsychosen. In Werken 1 (pp. 761-784). Amsterdam: Boom, 2006.
  • Freud, S. (1905). Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit. In Werken 4 (pp. 9-118). Amsterdam: Boom, 2006.
  • Freud, S. (1939). De man Mozes en de monotheïstische religie. In Werken 10 (pp. 320-442). Amsterdam: Boom, 2006.
  • Grzybowski, A., Grabowski, D. & Wujek, M. (2020). Priority of the other — Psychosis through the lens of Laplanche’s general theory of seduction. The International Journal of Psychoanalysis, 101(4), 649-666.
  • Laplanche, J. (1976). Life and death in psychoanalysis. Baltimore: Johns Hopkins University Press.
  • Laplanche, J. (1995). Seduction, persecution, revelation. The International Journal of Psychoanalysis, 76, 663-682.
  • Laplanche, J. (2006). Interpreting (with) Freud. Psychoanalysis, Culture & Society, 11, 171-184.
  • Laplanche, J. & Pontalis, J.-B. (1968). Fantasy and the origins of sexuality. The International Journal of Psychoanalysis, 49, 1-18.
  • Laplanche, J. & Pontalis, J.-B. (1985). Fantasme originaire, fantasmes des origines, origines du fantasme. Parijs: Hachette.
  • Ogden, T.H. (1994). The analytic third — Working with intersubjective clinical facts. The International Journal of Psychoanalysis, 75, 3-19.
  • Scarfone, D. (2013). A brief introduction to the work of Jean Laplanche. The International Journal of Psychoanalysis, 94, 545-566.
  • Target, M. (2007). Is our sexuality our own? — A developmental model of sexuality based on early affect mirroring. British Journal of Psychotherapy, 23(4), 517-530.
  • Tessier, H. (2014). The sexual unconscious and sexuality in psychoanalysis — Laplanche’s theory of generalized seduction. Psychoanalytic Quarterly, 83(1), 169-183.
  • Van Haute, P. & Geyskens, T. (2002). Spraakverwarring — Het primaat van de seksualiteit bij Freud, Ferenczi en Laplanche. Nijmegen: SUN.

© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Jaargang 31, nr. 4, december 2025

Neem een ABONNEMENT Laatste editie Archief

Nieuwsbrief Boom Psychologie

Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.

Aanmelden

Boeken

Positieve psychologie - De toepassingen
Fredrike Bannink
€ 24,95
Meer informatie
Diagnostiek in de praktijk
Frans Schalkwijk
€ 39,50
Meer informatie

Privacy policy

Algemene voorwaarden

© 2009-2025
Boom uitgevers Amsterdam

Redactieadres

Romana Goedendorp

Miquelstraat 131

2522 KN  Den Haag
tvpsychoanalyse@gmail.com

Klantenservice

Boom uitgevers Amsterdam B.V.

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

Nederland

088-0301000

klantenservice@boom.nl