Een revolutionaire psychoanalyticus
Samenvatting
Eigenlijk draait Sexual revolutions rond de figuur van Otto Gross (1877-1920), ‹een psychoanalyticus die een sterke persoonlijke band had met Freud, maar die ruzie met hem kreeg […] Hij werd beschuldigd van krankzinnigheid en werd opgesloten wegens zijn visie› (p. 141). Dit etiket van ‹geestesziekte› zou in de geschiedenis van de psychoanalyse nog vaak worden toegekend: ‹Jung, Ferenczi, Rank, Reich, om er maar enkele te noemen; men zou het haast als een ordeteken van verdienste kunnen beschouwen: de — psychoanalytische — revolutie die haar kinderen verslindt› (p. 125).
Bespreking van
Gottfried M. Heuer (red.) (2010). Sexual revolutions — Psychoanalysis, history and the father. New York/Hove: Routledge. ISBN 978 0 415 57044 2, 312 pp., £ 22,99
Otto Gross werd in 1877 geboren in Oostenrijk.1 Zijn vader, Hans Gross, wordt beschouwd als een van de grondleggers van de criminalistiek en van de forensische geneeskunde; hij zou onder meer Arthur Conan Doyle vrij direct beïnvloed hebben. Na het behalen van zijn artsendiploma reisde Gross als scheepsarts naar Zuid-Amerika, waar hij verslaafd raakte aan opium en cocaïne. Hiervoor zou hij ettelijke malen worden opgenomen in diverse psychiatrische instellingen, onder andere in de Burghölzli-kliniek in Zürich, waar hij behandeld werd door Carl Jung. Hij was intussen psychiater geworden, en had al enkele veelbelovende artikels geschreven.
In 1903 huwde hij met Frieda Schloffer. Zij was een van de weinige ‹Teutoonse vrouwen› die door Freud geapprecieerd werden en hij had haar gaarne in analyse genomen (excuseer de woordspeling), liever dan Otto zelf, die hij naar Jung verwees. Zij had een korte affaire met Ernest Jones, die zelf door Otto Gross geanalyseerd werd.
Gross verdedigde anarchistische, communistische en feministische standpunten. Anti-psychiater avant la lettre, utopist en (seksueel) revolutionair, paste hij deze opvattingen consequent toe, in zijn psychoanalyses en in zijn leven. Hij had verschillende buitenechtelijke kinderen en werd ook verdacht van hulp bij de zelfdoding van minstens één van zijn minnaressen.
Een van de vele liefdesgeschiedenissen (ook beschreven in het boek) betrof de zusjes von Richthofen: Frieda was gehuwd met Ernest Weekley, met wie ze drie kinderen had. Ze ontmoette Gross in 1907 te München en had met hem een affaire die haar leven radicaal veranderde (ook haar zuster Else had een seksuele relatie met Gross). Enkele jaren later ontmoette Frieda D.H. Lawrence met wie ze in het huwelijk trad. De auteur van Lady Chatterley's lover zou herhaaldelijk verklaard hebben dat geschiedenis maken (in dit geval in het kader van de ‹seksuele revolutie›) veel moeilijker is dan erover schrijven!
In 1920 werd Gross in comateuze toestand aangetroffen in een Berlijns steegje; hij overleed aan pneumonie en ondervoeding.
Wat zijn theorie betreft laat ik Gross zelf aan het woord, in zijn artikel Über Destruktionssymbolik (1914). De mens komt op de wereld met ingeboren tendensen: de wil om de eigen individualiteit te realiseren en het ethische ‹streven om zichzelf niet te laten onderdrukken en de ander geen geweld aan te doen›. Maar de omgeving eist dat het kind zich aanpast: ‹Wees eenzaam, of word zoals wij zijn.› (Gross 1914, p. 530). Deze suggestie vanwege een vreemde wil noemt men opvoeding! Het kind, vanuit zijn hechtingsdrang, geeft hieraan toe. Sommigen passen zich volledig aan; bij anderen ontstaat een conflict tussen het eigene en het vreemde, een innerlijke verscheurdheid, die bron is van lijden: ‹De kliniek van de psychoanalyticus omvat eigenlijk het gehele lijden der mensheid› (1914, p. 529). ‹De psychoanalytische heling van die verscheurdheid is het losmaken van de individueel ingeboren doelgerichtheid uit de suggestief gefixeerde vreemde wil van de kinderlijke omgeving› (p. 530).
Geen wonder dat Jung — tijdens de stormachtige analyse die hij met Gross beleefde2 — hem beschouwde als zijn ‹tweelingbroer›. Ook hij werd in die periode gekweld door het conflict tussen aanpassing en ‹individuatie›.
Gross verheerlijkt het matriarchaat: ooit bestond het vrije moederrecht. In dat gouden tijdperk en paradijs van de oertijd was de vrouw seksueel en niet afhankelijk van één enkele man. Waarschijnlijk leidden roofhuwelijken en het gebruik van krijgsgevangen slavinnen tot het patriarchaat: de vrouw verloor haar vrijheid en werd — omwille van het moederschap — afhankelijk van de man. Alleen hierdoor sluipt destructiviteit binnen in de seksualiteit, en doen sadisme en masochisme hun intrede. Homoseksualiteit kan een weigering betekenen om als man geweld te plegen tegen de vrouw.
Gross benadrukt de sociologische aspecten van deze psychologische problemen: de psychoanalyse moet de mensen helpen een bevrijdende levensbeschouwing te vinden (1914, p. 533).
Gross pleitte voor vrijheid en gelijkheid — in het bijzonder voor vrouwen. Hij bestreed elke vorm van hiërarchie, ook in de bredere samenleving. Nieuwe relatievormen, vrij van geweld, moesten de patriarchale structuren veranderen: vrije liefde, homoseksuele relaties en onconventionele leefgemeenschappen.
Enerzijds trok hij Freuds ideeën over seksualiteit heel ver door, anderzijds weigerde hij seksualiteit als enige oorzaak van neurosen te zien. Positieve en creatieve tendensen in het onbewuste konden pathogeen zijn, en de mensen hadden het recht ziek te zijn — als legitiem protest tegen een repressieve samenleving: ‹De psychologie van het onbewuste is de filosofie van de revolutie […] De verworven innerlijke vrijheid moet ons klaarmaken voor de revolutie› (Gross 1913, geciteerd door Heuer 1998). Psychoanalyse mocht dus niet beperkt blijven tot het individu; ze had ook een sociale taak, en moest de bestaande orde omverwerpen.
Freud beschouwde Gross als ‹nobel en intelligent› (McGuire & Sauerländer, p. 96). Maar na Gross' ontsnapping uit Jungs kliniek is zijn opinie gewijzigd: ‹Er valt over hem helaas niets te zeggen: hij is verslaafd en kan onze zaak alleen maar zware schade berokkenen› (p. 101).
Wellicht had Freud tweemaal gelijk: Gross was inderdaad geniaal en vernieuwend, en zijn werk bevat de kiemen van vele inzichten die later de psychoanalyse zouden verrijken. Maar in zijn weigeren van elk kader was hij ook destructief, tegeover anderen en tegenover zichzelf. Mijns inziens speelt hier ook een pervers element mee: haat gaat dan vermomd als liefde.
Sexual revolutions bevat zeventien bijdragen van diverse auteurs. Naast de persoon van Otto Gross en zijn theorieën gaat de aandacht meer in het algemeen naar wat de ‹seksuele revolutie(s)› wordt genoemd, en naar de invloed die Gross had op de psychoanalyse, de politiek en de kunst, in het bijzonder de literatuur. Vele bijdragen zijn genuanceerd en geven een evenwichtig beeld van deze controversiële figuur. Sommige teksten echter vond ik té idealiserend en eenzijdig; zij gaan voorbij aan destructiviteit als onvermijdelijke tegenhanger van creativiteit.
Het boek is een aanrader voor wie zich interesseert voor de geschiedenis van de psychoanalyse. Het beschrijft in welke omstandigheden theorieën het licht zien, en hoe ze door de analytische gemeenschap ontvangen worden; ook de verwevenheid van de theorie met de persoonlijkheid van haar auteur wordt geïllustreerd.
Literatuur
- Gross, O. (1914). Über Destruktionssymbolik. Zentalblatt für Psychoanalyse IV: 521-534.
- Heuer, G. (1998). Otto Gross, 1877-1920. Biographical Survey. http://www.ottogross.org/english/documents/BiographicalSurvey.html.
- McGuire, W. & Sauerländer, W. (1974). Sigmund Freud – C.G. Jung Briefwechsel. (Nederlandse vertaling: C.G. Jung Brieven. Rotterdam/Amsterdam: Lemniscaat/Boom).
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden