Een (te) geïntersubjectiveerde psychoanalyse
Samenvatting
Lawrence J. Brown, psychoanalyticus bij de Boston Psychoanalytic Society and Institute, onderzoekt de ontwikkeling van de psychoanalyse vanuit intersubjectief perspectief. Zijn rijk gestoffeerde en klinisch onderbouwde Intersubjective processes and the unconscious is de consequente weergave van zijn radicaal intersubjectivistische visie op de psychoanalyse. Het gaat niet zomaar over intersubjectieve aspecten van onbewuste processen of over de rol van intersubjectieve momenten in de analytische behandeling, nee, het onbewuste is in wezen intersubjectief en de analytische therapie is fundamenteel een intersubjectief gebeuren. Aansluitend probeert Brown aan te tonen dat de ‹intersubjectieve school› niet enkel een stroming is van deze tijd maar dat het intersubjectieve karakter van de psychoanalyse reeds impliciet aanwezig was in de beginjaren van de psychoanalyse. Het is niet omdat de term ‹intersubjectiviteit› voor het eerst werd gebruikt in 1978 door Stolorow, Atwood en Ross, dat de intersubjectiviteit pas vanaf dan haar intrede deed. In een zeer uitgebreid historisch overzicht, voor mij de interessantste helft van het boek, laat de auteur zien hoe het psychoanalytische gedachtegoed doordrongen is van de idee dat het psychisch functioneren tot in zijn diepste vezels intersubjectief is.
Bespreking van
Lawrence J. Brown (2011). Intersubjective processes and the unconscious — An integration of Freudian, Kleinian and Bionian perspectives. Hove/New York: Routledge. ISBN 978 0 415 60700 1, xviii + 267 pp., £ 23,99
Freuds stelling dat de analyticus met zijn onbewuste als een receptief orgaan gericht moet zijn op het onbewuste van de patiënt en dat het onbewuste van één individu kan reageren op dat van een ander zonder langs het bewuste te passeren, noemt Brown een ‹big bang›-statement van waaruit het psychoanalytische universum van de intersubjectiviteit is voortgekomen. Dit idee van Freud werd opgepikt door Ferenczi en Abraham en mondde uit in Kleins concept van de projectieve identificatie, waarbij moeder en baby delen van elkaar in zich opnemen en verwerken, wat een waar intersubjectief perspectief opende. Terwijl Klein zelf sceptisch bleef tegenover de idee dat de tegenoverdracht een gids kan zijn om de analysant emotioneel te begrijpen, stelde Heimann dat de tegenoverdracht een onderzoeksinstrument is voor het onbewuste van de analysant en benadrukte Money-Kyrle de invloed van de subjectiviteit van de analyticus op die van de analysant. Daarnaast bespreekt Brown de intersubjectieve tak van de egopsychologie (met auteurs als Reik, Isakower, Arlow, Shapiro) waarbinnen het belang van de gezamenlijke dynamiek van het analytische koppel steeds meer op de voorgrond komt te staan. In plaats van dat de analyticus een onbewuste waarheid bij de patiënt ontdekt, krijgt het idee dat het analytische koppel gezamenlijk een waarheid ‹maakt›, een ‹co-creative narrative› waarin de subjectiviteit van beide participanten een rol speelt, steeds meer navolging. De aandacht verschuift van de analyticus als degene die de vrije associaties van de patiënt ontcijfert naar de metaboliserende receptiviteit van de analyticus voor het onbewuste van de patiënt. De intersubjectiviteitsgedachte kon pas tot volle wasdom komen toen de tegenoverdracht als een positieve factor gewaardeerd ging worden.
Zowel de intersubjectieve egopsychologen als de Londense en de Zuid-Amerikaanse kleinianen deden, aldus Brown, het voorbereidende werk voor Bions vernieuwende theorie van containment, rêverie en transformatie, die een intersubjectief model uittekent voor de ontwikkeling van het denken. Wat hij Bions ‹tweepersoons-egopsychologie› noemt, overstijgt volgens hem de dichotomie tussen klassieke en relationele benaderingen. Bij Bion, de centrale figuur in het hele boek, worden het intrapsychische en het interpersoonlijke met elkaar verbonden, zonder een van beide te bevoordelen. Hoewel verschillend van de traditionele en van de intersubjectieve egopsychologie, noemt Brown Bions theorie toch egopsychologisch, omdat de centrale notie van alfa-functie, als internalisering van het baby-moederkoppel en dus per definitie intersubjectief, een functie is van het Ik die het realiteitsprincipe onderbouwt en denken mogelijk maakt. Wat Tronick en zijn mede-auteurs later de ‹dyadic expansion of consciousness› noemen, sluit hierbij aan.
Het pièce de résistance van het boek is het hoofdstuk waarin Brown zijn eigen model presenteert, dat freudiaanse, kleiniaanse en bioniaanse invalshoeken met elkaar verweeft. Hij definieert intersubjectiviteit als een overwegend onbewust proces van communicatie en betekenisverlening tussen de intrapsychische werelden van patiënt en analyticus dat resulteert in veranderingen tussen en binnen beide leden van het analytische koppel. Interessant vind ik de vergelijking die Brown maakt tussen Freuds zaak- en woordvoorstelling en Bions bèta- en alfa-elementen. Een ander treffend voorbeeld van hoe Brown behendig door de tijd springt is zijn bioniaanse herlezing van de bekende droom van de Wolvenman: pas als die het ‹undigested fact› van de oerscèneobservatie kan transformeren in een droomnarratief kan de voordien ongeabsorbeerde oerscène emotioneel tot leven komen en groei mogelijk maken.
Zijn geïntegreerde model is enerzijds sterk gekleurd door de wijze waarop Grotstein de bioniaanse psychoanalyse door een expliciet intersubjectieve bril bekijkt en anderzijds krijgt de narratieve stroming, schatplichtig aan Ferro, er een prominente plaats in toegewezen. Zonder nog nieuwe elementen toe te voegen illustreert Brown de strekking van het model aan de hand van uitgewerkte vignetten, in vier hoofdstukken waarin hij het model toepast op enkele specifieke terreinen: het geïnternaliseerde oedipale koppel, trauma en historisering, supervisie als intersubjectief gebeuren tussen analysant, analyticus/supervisant en supervisor, en tegenoverdrachtsdromen. Vooral de laatste twee thema's leveren interessant materiaal voor analytische opleidingen.
De huidige intersubjectieve richting en de narratieve onderstroom ervan zijn ongetwijfeld blijvende en interessante ontwikkelingen in de psychoanalyse en het is zonder meer verdienstelijk te zoeken naar de kiemen ervan in de vroege(re) psychoanalyse. Maar zeggen dat Freud ‹eigenlijk› een intersubjectivist was en van Bion een uitgesproken narrativist maken gaat mij te ver. Zoals Brown Bion ‹narrativiseert›, zo ‹intersubjectiveert› hij met terugwerkende kracht de hele psychoanalyse. Als de intersubjectieve kaart te enthousiast getrokken wordt, blijft er naar mijn gevoel te weinig aandacht over voor wat juist níét in het intersubjectieve en narratieve net te vangen is en voor hoe de psychoanalyse juist ook betrokken is op wat ontsnápt aan elke al dan niet onbewuste communicatie. Is het niet belangrijk dat de psychoanalyse ook dat erkent en in plaats van alles intersubjectief te willen (be)grijpen ook oog heeft voor een wezenlijk eenzame dimensie van de mens? Interessant in dit verband vind ik de door Brown als onvoldoende intersubjectief afgevoerde auteur Shill, die stelt dat een tweepersoonspsychologie een intrapsychische creatie blijft en apárt gecontained wordt in de binnenwereld van elk van de twee participanten. De waarschuwing die Grotstein in zijn voorwoord meegeeft, is volgens mij dan ook op zijn plaats: ‹In de opwinding over de komst en de acceptatie van het veelbelovende tweepersoonsmodel moeten we het eenpersoonsmodel niet vergeten. In de uiteindelijke analyse is het eigen onbewuste van de analysant de ultieme scheidsrechter, dat wil zeggen hoe hij of zij de resultaten van de interactie met de analyticus ervaart en internaliseert.›
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden