Vijftig tinten psychoanalyse
Samenvatting
Onder de titel The Tavistock clinic series wordt de komende jaren een reeks bundels uitgebracht over het werk van ‹de Tavistock en Portman›. Deze in één stichting samengevoegde Londense klinieken zijn inmiddels het grootste GGZ-instituut in Engeland, waar van oudsher zowel psychoanalytisch als systemisch wordt gewerkt. Ter illustratie: jaarlijks zijn er zeventienhonderd hulpverleners in opleiding! Het eerste deel van wat in het voorwoord humoristisch wordt aangeduid als ‹The Tavistock Trilogy› is nu uitgekomen.
Bespreking van
Alessandra Lemma (red.) (2012). Contemporary developments in adult and young adult therapy — The work of the Tavistock and Portman clinics. Deel I. Londen: Karnac. ISBN 978 1 78049 006 9, 288 pp., £ 26,99
Vijftig tinten psychoanalyse zijn het inderdaad geworden. Inhoudelijk is het een veelkleurig palet: een lange gevalsbeschrijving rond een stelling, een schets van een deelmethode, een onbegrijpelijk hoofdstuk over de gevolgen van internet en als inleiding de geschiedenis van de Tavistock. Een rode draad is dat in alle activiteiten, van therapie tot opleiding, drie aspecten centraal staan: het ontwikkelingsaspect, het relationele en het sociale. Uitgangspunt is de continuïteit in de persoonlijkheid van kindertijd naar volwassenheid. Hoewel zowel individuele als systeemtherapie wordt aangeboden, wordt het individu vooral begrepen in de context van zijn relaties. Typisch psychoanalytisch hierbij is de aandacht voor de onbewuste dimensie van het relationele aspect. Naast de innerlijke realiteit van de patiënt wordt ook de beleving van de externe realiteit meegenomen in de interventies en is er aandacht voor de beïnvloeding van de psychische gezondheid door de processen in de sociale wereld. Maar, aldus Lemma in haar voorwoord, de sociale werkelijkheid is ook vertegenwoordigd in het feit dat de Tavistock- en de Portmankliniek ook ‹sociale organisaties› zijn, ontstaan onder invloed van dezelfde historische en hedendaagse krachten als de rest van de samenleving. Lemma beschrijft mooi hoe, in navolging van Bions nadruk op leren door ervaring, ook in deze organisaties steeds wordt gezocht naar het creëren van een plek waar gedacht mag worden; over de patiënten, maar ook over wat zij met ‹ons› doen.
Door de veelzijdigheid van onderwerpen en de grote verschillen in stijl is het niet goed mogelijk alle hoofdstukken te beschrijven en recht te doen. In de bundel worden vooral (nieuwe) kortdurende psychotherapieën beschreven. De enige expliciete uitzondering hierop is het hoofdstuk van forensisch psychiater Carinne Minne, die het ook in Nederland bekende fenomeen van grote discontinuïteit in de behandeling van TBS-patiënten aanklaagt. Net als in Nederland, is in Engeland de continuïteit van de personeelsbezetting in forensische klinieken dramatisch slecht. Invoelend beschrijft Minne hoe zij een TBS-patiënt wekelijks psychoanalytische psychotherapie biedt, eerst in de intramurale kliniek, en later in het kader van de overgang via begeleid verlof, in de Portman Clinic. Deze therapie leidt tot angstige momenten voor de behandelaar en lastige zaken, zoals wanneer de patiënt zich na een ambulant bezoek aan haar onttrekt aan de intramurale kliniek waar hij verblijft, tot en met het hem bijstaan tijdens het opnieuw op zichzelf gaan wonen. Fraai illustreert ze hoe psychoanalytisch denken en werken, met zijn nadruk op continuïteit, het verschil kan maken ten opzichte van de discontinuïteit die een ter beschikking gestelde in zijn behandelingsproces meestal meemaakt.
Uit de overige hoofdstukken belicht ik die over tijdgelimiteerde methoden. In al die methoden wordt het afgesproken einde steeds expliciet besproken en gekoppeld aan eventuele angsten daarover. Ook hebben ze gemeen dat ze gekoppeld zijn aan wekelijkse intervisie en soms ook nog aanvullend individuele supervisie.
Stephen Briggs en Louise Lyon beschrijven hoe ze voor pubers en adolescenten starten met een onderzoeksfase van vier sessies. De angst van een jongere om in therapie te gaan komt aan de orde, terwijl het therapeutisch proces is gericht op de patiënt-therapeutinteractie, de fasespecifieke problemen van jongeren en eventuele concrete externe factoren, zoals tentamens, uit huis gaan, en dergelijke. Als een therapie haalbaar en gewenst blijkt, worden vervolgens zestien sessies afgesproken. De focus van de therapie is de ontwikkeling die de jongere doormaakt — niet zijn specifieke klachten — door het openleggen van ‹diepe› angsten. De methode is vooral ondersteunend exploratief. De therapeut hoopt te bereiken dat de vaak scheidingsangstige toestand van de jongere verandert in een meer depressieve toestand, waarna ontwikkeling weer mogelijk wordt. Na deze enthousiasmerende beschrijving van de methode volgt enigszins een ontluistering: tussen 2005 en 2010 werden slechts eenendertig jongeren intern voor deze methode naar de afdeling van de auteurs verwezen, zodat hun geplande onderzoek naar de werkzaamheid vooral kwalitatief bleef.
Voor jongvolwassenen ontwikkelden Linda Young en Frank Lowe een aanbod van vier sessies in het kader van de ‹Young People's Consultation Services›. Ze bieden een laagdrempelige en kortdurende therapie aan, zonder dat er contact wordt opgenomen met anderen (professionals of ouders). De laagdrempeligheid wordt mede gerealiseerd doordat de jongvolwassene geen verwijzing nodig heeft en zelf kan bellen. De therapeut kiest een wat meer cognitieve invalshoek, door het probleem van de jongvolwassene als het ware als een derde tot onderwerp van gesprek te maken. Hij nodigt de jongvolwassene uit het probleem als een problematisch deel van zichzelf te zien, naast de gezonde aspecten van hemzelf.
Voor volwassenen met depressieve klachten ontwikkelden Alessandra Lemma, Mary Target en Peter Fonagy de zestien sessies durende Dynamic Interpersonal Therapy (DIT), waarin gehechtheid en relaties centraal staan. Interessant is de manier waarop de DIT tot stand kwam: een meta-analyse van onderzoeken naar kortdurende psychoanalytische therapieën leidde tot de formulering van algemeen therapeutische, basaal analytische en specifiek analytische therapeutische vaardigheden, specifieke aanpassingen — benodigd voor kortdurende therapie — en metavaardigheden, zoals de vaardigheid interventies aan te passen na feedback van de cliënt of de vaardigheid gebruik te maken van de therapeutische relatie als middel tot bewerkstelligen van verandering. Misschien, schrijven de auteurs, is het ‹oude wijn in nieuwe zakken›, maar dan wel in meer adequate zakken. Steeds brengt de therapeut wat de patiënt vertelt terug naar de interpersoonlijk-emotionele focus die ze vooraf samen hebben geformuleerd. Aan het einde van de therapie vat de therapeut het doorgemaakte proces nog eens schriftelijk samen, zodat de patiënt daar houvast aan heeft na het einde. De beschreven methode is hogeschoolwerk: het is veel wat je allemaal paraat moet hebben en moet kunnen overzien om DIT toe te passen.
Bovenstaand zijn maar vier van de tien hoofdstukken beschreven! De vrijheid van denken over wat analytisch werken is, is verfrissend. Er wordt sterk methodisch gedacht en gedifferentieerd, en niet vanuit een kader waarin alles ‹psychoanalyse› zou zijn. Hoe interessant een aantal hoofdstukken ook is, het boek heeft ook het manco van veelzijdigheid. Ik zie geen specifieke lezersdoelgroep voor me en de stijl van de hoofdstukken wisselt wel erg sterk: te veel tinten psychoanalyse. Voor mij is het vooral interessant om een indruk te krijgen van de breedheid van het psychoanalytische bolwerk ‹Tavistock en Portman› en te zien hoe zij een plaats willen houden in de overheidsgefinancierde GGZ.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden