De openlijke freudiaan en de empirie
Samenvatting
Zij ligt op de bank. Blond, kokerrok. Lippen rood gestift. Hij, schuin achter haar. Driedelig pak. Minuscuul opschrijfboekje. Ze zucht. Thanksgivings day was turbulent. Rond haar partner hing een vreemde parfumlucht. Ze zucht nog eens, pakt een sigaret uit haar tasje. Steekt hem op en zijgt achterover, blaast rook uit. Hij wacht. Zijn gezicht is niet te zien. Gelach in de zaal. Scène stopt.
Verslag van
Studiedag NVPP — Wantrouwen-trouw-vertrouwen [Amsterdam, 3 november 2017]
De NVPP-studiedag, een speciale editie, ter ere van het 25-jarig bestaan. Een kwart eeuw in het jaar van het eeuwfeest van de psychoanalyse.
Otto Kernberg, Peter Fonagy, Marja Rexwinkel, Thijs de Wolf en Arnon Grunberg zullen lezingen houden rond het thema wantrouwen, trouw, vertrouwen. Nel Draijer zal Otto Kernberg interviewen.
De zaal is bomvol. Zestig belangstellenden op de wachtlijst. ‹Kun je me naar binnen smokkelen?› vraagt een supervisant. Naast mij een lege stoel.
Therapie moet zin hebben. Er moet een effect zijn in de werkelijkheid, de werkelijkheid buiten de therapiekamer. Alle sprekers verwijzen naar die werkelijkheid, die wereld buiten het contact in de kamer. Wantrouwen moet plaatsmaken voor verlichting brengend vertrouwen.
Arnon Grunberg, de openlijke freudiaan, vertelt een verhaal. Het gaat over Hanna en Flavio, een naar New York geëmigreerd echtpaar. Hij baat een bed and breakfast uit, zij verkoopt Hollandse zeventiende-eeuwse pentekeningen. ‹Ik vertrouw jou, bij jou kan ik mijzelf zijn›, vindt Hanna. Ik kan alles tegen je zeggen.
Otto Kernberg, de verbinder van de objectrelatietheorie en de drifttheorie, staat op het podium. Hij vertelt hoe de basistechnieken van de analyse, interpretatie, overdrachtsanalyse, technische neutraliteit en gebruik van tegenoverdracht toegepast dienen te worden bij verschillende persoonlijkheidsstructuren. Hij laat een blaadje vallen. Even zie ik hoe het vermoedelijk zal gaan in zijn behandelkamer. Hij mist de lenigheid, het blaadje blijft op zijn voet liggen. Hij praat gewoon door. Concentratie en trouw, concludeer ik, zomaar. Dat is vast een kernbergiaanse behandeltechniek. Later zit hij op het podium met Nel Drayer, analytica. ‹Hoe moet het in de toekomst?› vraagt ze. De bijna 90-jarige levende mythe vertelt over het verleden, het Mennigerproject, Melanie Klein en Kohut. De toekomst?: ‹Ach, wees altijd ongeduldig, benoem het dominante gevoel en interpreteer dynamisch. En denk nooit dat tegenoverdracht zomaar iets over de patiënt zegt›.
Peter Fonagy, de Britse onderzoeker en observator van de vroege interactie, kruipt in de huid van de klinisch psycholoog, die op zoek is naar de meest effectieve behandeling. De patiënt, die het wantrouwen jegens zijn omgeving opgeeft, heeft geprofiteerd van de behandeling. Als het kind durft te onderzoeken, als de volwassene aan iets nieuws begint, heeft de therapie effect.
Maar welk kind vertrouwt de omgeving en welk kind niet? En waarom niet? Wat is de basis van persoonlijkheidsproblematiek? Fonagy zoekt een basisdrift, een basiskracht die aanzet tot het leven. Waar hij aanvankelijk in de traditie van Freud seksualiteit en agressie veronderstelde als onderliggende factor, veranderde hij later zijn determinerende idee naar de hechtingstheorie. Kinderen ontwikkelen een innerlijk werkmodel waarmee ze de omgeving benaderen, in het contact met hun moeder en hun vader. Een model dat bepaalt hoe de omgeving te benaderen. Veilig en ondernemend of angstig en teruggetrokken. Stijlen van hechten kenmerken verschillende vormen van pathologie. Maar, onder meer omdat hechting een cultureel bepaald fenomeen lijkt te zijn, zoekt Fonagy verder. Hoe? Met factoranalyse in tientallen vragenlijsten. Duizenden grafieken vliegen over het scherm. ‹Kijk maar niet te goed›, zegt hij. ‹Vertrouw me of vraag de grafieken op via mijn e-mailadres›. Er moet een aan iedere pathologie onderliggende factor zijn. Niet seksualiteit, niet hechting, maar iets anders, zo stelt hij. Een factor die in de basis kapot kan gaan en dus in de behandeling gerepareerd moet worden. Communicatie is dat basisprincipe. Persoonlijkheidsstoornissen zijn functies van sociale communicatie. Leer het kind het zelf weer te doen. Leer het zo te communiceren dat het met vertrouwen zijn/haar omgeving kan onderzoeken.
Marja Rexwinkel, de onvolprezen Amsterdamse Anna Freud, op het podium: Over hoe zij boze baby's en baby's die nooit ophouden met huilen behandelt. Hoe ze samen met de heel kleine kinderen praat over de problemen in het gezin, over de teleurstellingen van depressieve vaders en verdrietige moeders. Over hoe ze vaak eerst een goede crèche zoekt. Als vader en moeder leren leven, en opeens wel kunnen kijken, moet het kleintje daar echt ook aan wennen. Heel jonge kinderen hebben snel geleerd in woede uit te barsten of extreem verlegen te zijn. Ze hebben behandeling nodig, net zoals de ouders behandeling nodig hebben. Ze benoemt de collectieve ontkenning van deze pijn: ‹Het is niet zo erg, ze zijn nog klein, ze weten niet beter›.
Laat het helpen, laat het kind communiceren, geef de borderliner macht over zijn angstige gevoelens en leer aan iedereen om dat wat in de behandeling gebeurt ook daarbuiten toe te passen, zo legt zij uit.
Terug naar die openlijke freudiaan, Arnon Grunberg. ‹Ik vertrouw jou›, had Hanna tegen Flavio gezegd. Meteen bij de eerste ontmoeting. Inmiddels hebben ze een zoon, Lars. Hanna koos de naam Lars, omdat hij klinkt als een spijker in onwillig hout. Lars. ‹Soms doen mensen dingen, die niet zo rationeel zijn›, legt de openlijke freudiaan uit. Een kind als een spijker in onwillig hout. Op een dag wil Flavio een tweede kind. Hanna niet. Past niet in het budget. ‹We kunnen het kind niet geven wat wij gehad hebben›. Flavio mag iets anders wensen. ‹Misschien iets erotisch'?› Flavio is even in de war. Een kind is toch van een andere orde dan erotische fantasieën? Het eerste kind, Lars, de spijker in het onwillige hout, heeft intussen bedacht wat hij later wil worden: een meisje. Hanna vindt het prima. Voortaan heet Lars Laura. Kiest hij zelf. En het tweede kind? Contraceptie voorkomt een sibling. De Neuroloog komt logeren in de bed and breakfast. De Neuroloog heeft een baanbrekend plan voor de toekomst. Hij zal dementie binnen twintig jaar uitbannen. Zijn depressieve echtgenote is wat belemmerend in de uitvoering, maar de Neuroloog vindt dat er geen twee mensen aan somberheid te gronde moeten gaan. Hij maakt een fietstochtje door New York. Krijgt een ongeluk en komt onder het bloed, met in de hand een tand, thuis. Een ongeluk verlegt de grens. Hanna's ‹ik vertrouw je› dirigeert beide mannen naar de slaapkamer. Ze kan alles zeggen. Het erotisch equivalent van het tweede kind wordt een triootje. Het meisje Laura, het meisje dat ooit naar een spijker in een stuk hout genoemd was, het equivalent van de volwassen fantasie, wordt mooier en steeds groter. En natuurlijk ontdekt de Neuroloog dat ook ...
De openlijke freudiaan vertelt over pijn van kinderen. Spijkers in stukken onwillig hout. Erotische fantasie-equivalenten. Over een jongen die een meisje wil zijn. Over verdriet van de Neuroloog. Hij is alleen met zijn grootheid. En over een vrouw die haar trouw beloofd heeft met de woorden ‹Ik vertrouw je›. En daar misschien wel heel veel andere dingen mee bedoelt. Over volwassenen die natuurlijk ook alleen maar proberen een verlangen uit te leven. Wat moet de therapeut hier doen? Wat is nu een effectieve therapie? Er wordt gecommuniceerd. En veilig gehecht. Iedereen experimenteert en onderzoekt immers ...
Thijs de Wolf sluit de dag af. De schrijver van het handboek over alle verschillende psychoanalytische stromingen, over indicatiestelling en diagnostiek. Hij moet een verhaal houden over de toekomst van de analyse. Dé analyse. Van het filmpje van de man in driedelig pak achter de zorgvuldige opgemaakte vrouw. Over parfumlucht. De analyse waar zestig mensen voor buiten op de stoep staan. En waar misschien wel iemand voor naar binnen is gesmokkeld. Thijs de Wolf vertelt over de geschiedenis. Over de bank en over het isolement waar de analyse in kwam. De analyse, die zich altijd moet verdedigen. Verdedigen, omdat het gaat over kinderen die seksuele fantasieën zijn en hebben. Over depressieve mensen, die van binnen zo woedend zijn dat ze anderen dood wensen of zelf niet mogen leven. Analyses die uitgevoerd worden door analytici, die soms zelf pijn hebben. Thijs de Wolf refereert aan een casus van Esther, die net als Lars niet gelukkig is met haar geslacht.
Terug naar de werkelijkheid. Alle sprekers vinden dat werkelijkheid bereikt moet worden. De behandeling moet effect hebben. De illusie van het volmaakte in de therapie mag niet in stand blijven. Thijs de Wolf vindt dat de analyse op de bank, zonder empirisch onderzoek, te ver van de werkelijkheid af komt te staan. Er zou een verband moeten zijn tussen bank en werkelijkheid door onderzoek en samenwerking.
Kan zijn. Alle sprekers pleiten voor onderzoek. Zo'n vrouw met haar parfumverhaal bij die psychiater ver achter haar, in pak, dat mag niet. Er moet een werkelijkheid zijn die te onderzoeken is, te objectiveren. Een werkelijkheid die tot op het diepste niveau ontrafeld moet worden, waarbij het geheim van het bestaan ervan ontfutseld wordt aan de hand van vragenlijsten. En al die sprekers veronderstellen dat zo'n werkelijkheid bestaat. Zo'n empirie waar het ware en het echte en het juiste in bestaat. En als het ware en het echte en het juiste bestaat, dan moeten wij daar natuurlijk allemaal naar streven ...
Ik denk na vijfentwintig jaar psychoanalytische psychotherapie: NVPP vergeet het geheim niet. Nooit. Denk aan die psychiater achter die bank. En aan die zestig mensen op de stoep. En aan die ene, die misschien naar binnen gesmokkeld is ...
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden